Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN CATACOMBE TOT KATHEDRAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN CATACOMBE TOT KATHEDRAAL

DE KERKBOUW VAU DE EERSTE CHRISTENGEMEENTEN TOT AAN DE MIDDELEEUWEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het huidige Klein-Azië, eens het meest-, welvarende Land van de oude Christenheid, treft men^vele, door de doorsnee-toerist nimmer bezochte of zelfs maar door geleerden onderzochte ruïnes van kerken aan. In Handelingen en in de brieven van Paulus worden de plaatsen, waarin de kerken voorkomen, met name genoemd (uitgezonderd die van de Mariakerk en de vijfkoepelkerk boven het graf van de apostel Johannes te Efeze (afb. 1)

Catacomhen

In de Romeinse tiid was de positie van de christenen zo onzeker dat zij bijeenkwamen in huizen van bekeerde patriciërs en ten tijde van strenge vervolgingen in hun begraafplaatsen.

Bij overlijden werden velen bijgezet in catacomben. In Rome tref je er zelfs een aan met gangen in vijf verdiepingen. Be nissen' werden luchtdicht afgesloten met marmeren en terra cotta platen. Soms waren de gangen wat breder. Daar richtte men dan grafkamers of kapellen in. Hier en in de verschillende nissen' vonden de eerste ontdekkers opschriften, goudglazen en andere souvenirs. Ook troffen zij sarcofagen aan. Het meeste hiervan verhuisde naar Romeinse musea.

Door-smalle schachten viel schaars wat daglicht naar binnen. Verderop moesten de bezoekers het stellen met olielampjes. De vervolgde christenen' van toen vonden er, naast gelegenheid om er verboden bijeenkomsten bij te wonen, ook een veilige schuilplaats. Hiervan getuigen o.a. de vele wandschilderingen die men vooral bij de grafkamers'van de rijksten heeft aangetroffen. Nog in 1956 heeft men onder een nieuwe buitértwijk van Rome een catacombe ontdekt, die een kleine honderd schilderingen bevatte.

Eerste kerkplan: basiliek

Keizer Constantijn de Grote, tijdens wiens regering het christendom tot staatsgodsdienst werd, liet zijn architecten een voor de eredienst geschikte basiliek (ruimte) ontwerpen. Met onbegrijpelijke eenstemmigheid is deze overtuigende bouwvorm overgenomen' door de hele christenheid. Alles, behalve het wezenlijke, was ontleend aan de profane bouwwijzen. Vóór de basiliek het vierkante voorplein: atrium, omringd door een zuilengang met een bron, die nu liturgische betekenis heeft gekregen in het wassen der handen. De zuilenhal (narthex), grenzend aan de voor-

gevel: bestemd voor de catechumenen, de nog niet in de kerk toegelatënen. Door zuilenrijen werd het inwendige verdeeld in drie of vijf schepen.

De apsis, de grote nis die het interieur afsloot, werd weer de plaats voor de belangrijkste personen en voorwerpen. Op dit podium zaten de bisschop en de oudsten (presbyters) in een halve cirkel achter het altaar, onder baldakijn, (afb. 2).

De priester zat met het gezicht naar de gelovigen achter een vlakke tafel. In het middenschip nam het koor een aparte plaats in achter een marmeren balustrade. Daar stonden ook twee kansels voor de voorlezers.

Licht viel in de_ basilieken door een reeks bovenramen. Deze halfronde vensters sloot men af met a jour bewerkte marmeren platen (bij gebrek aan ruitert). Helaas zijn er door allerlei latere verbouwingen geen oorspronkelijke basilieken meer aan te treffen. Zo zijn ook de versieringen aan de plafonds in latere eeuwen aangebracht. Als bijgebouwen-van de basiliek stonden er de klokketoren en de doopkapel. Bij de •bouw van zo'n baptisterium maakte men gebruik van een Byzantijnse koepelbouw (vgl. de Aya Sofia). Onder de koepel brandde een lamp. Uit dierenmuilen stroomde water in een breed bekken met vissen en het naammotief van Christus. Vlak bij de ingang was een vloermozaïk aangelegd met de levensbron en twee drinkende herten, herinnerend aan de bekende psalmwoorden.

De bisschop hield de dopelingen driemaal onder het stromende water en hulde hen in een sneeuwwit lang gewaad. Daarna ontvingen zij de zalving en schreden psalmzingend de feestelijk, versierde basiliek binnen naar de ereplaats naast het altaar om deel te nemen aan het Avondmaal.

Evenwichtige compositie

Karel de Grote nam de koepelbouw over voor zijn in Aken en Nijmegen gebouwde kapellen met een achthoekige grondstruktuur, wijzend op de zes scheppingsdagen, de rustdag en de dag der Nieuwe Schepping. Vanwege het ruwere klimaat was hij gedwongen een schuin of leien dak te bouwen.

De grote versobering werkte zuiverend: het onverzorgde uiterlijk had een bewonderenswaardig interieur. Naarmate de politieke toestanden wat milder werden, schonk men meer aandacht aan harmonische verzorging van de binnen-en buitenkant, (afb. 3a). Hoe zuidelijker, hoe expressiever. En zo verscheen de compositie waarbij bouwlichamen horizontaal en vertikaal op elkaar kwamen te staan.

Het Romaanse kerkplan (± 1000—< 1200) gaf de vorm van het Latijnse kruis. (afb. 3b). Het priesterkoor groeide en werd geplaatst tussen apsis en transept De eerste Romaanse kerken werden met aan de binnenkant zichtbare kapconstructies afgedekt, daarna kregen ze tongewelven met als ondersteuning gordelbogen, die op hun beurt vanwege de zijwaartse druk plaats moesten maken voor meer spitsbogige tongewelven. Men hield zich aan een streng geometrisch schema: b.v. het middenschap vijf vierkanten, transept drie en het koor een vierkant. Op één vierkant van het middenschip sloten' er twee aan vah de zijbeuken. Samen noemt men dit het gebonden stelsel van de Romaanse stijl.

Een voortschrijdende ontwikkeling en verfraaiing gaf het koor een. „omgang" met verschillende kleine kapellen (k.-krans). Zo kon een processie makkelijker om het altaar trekken, (afb. 4).

Bij het exterieur trekken vooral de massieve en gesloten muren de aandacht. Hier en daar versierde men deze met eenvoudige ornamenten in baksteen of natuursteen. De muuropeningen werden een of meer malen verdeeld door zgn. natuursteen. De muuropeningen werden een of meer malen verdeeld door zgn. deelzuiltjes, waarop kleine rondboogjes rustten met daaroverheen! grotere. De zuilen waren zwaar, gedrongen met als standpunt voor de bogen de teerlingkapitelen (in de vorm van een halve dobbelsteen.)

De torens waren zwaar van bouw. Ze werden geplaatst op het snijpunt van het middenschip en het transept: de viering, aan de westzijde en voor de apsis. In de torens voerden trappen naar de tribune waar bijvoorbeeld Karei de Grote en zijn opvolgers •hun vorstelijke zetels hadden. Onder de daklijst bevond zich veelal een reeks kleine boogjes, de zgn. dwerggalerij.

De deuropeningen waren betrekkelijk klein, maar gevat in een rijke omlijsting van telkens terugspringende bogen. Het boogveld erboven versierde men met symbolisch beeldhouwwerk b.v. de vier Evangelisten: Lukas als stierenfiguur, Marcus als leew,

Mattheus als engelenfiguur en Johannes als adelaar (vaker werd ook de kansel door een adelaar gedragen). Bovendien versierde men — voor ons gevoel star en' stijf — ter lering van het kerkvolk. De vormen hadden dan ook niets natuurlijks, maar veeleer iets monumentaals.

Kerken allerwege

Konden steden! zich aanpassen aan de grote kerkelijke stijl, de kleinere plaatsen moesten het doen met eenbeukige gebouwen met een toren in dé as van het gebouw. Deels was dit — wat ons land aangaat — te wijten aan het sobere levensvoorschrift van de Cisterciënzerkloosterorde. Deels ook aan het materiaal: in bak-of tufsteen is het aanbrengen van een ornament moeilijker dan in natuursteen'. Typische baksteenbouw treffen we aan in Groningen en Friesland, waarbij de toren is afgedekt met een zadeldak. De Plechelmuskerk te Oldenzaal (± 1170) is een driedelige pijlerbasiliek. In Utrecht herinnert alleen een kloostergang nog aan de Mariakerk, terwijl de Pieterskerk een typisch voorbeeld is van een zuilenbasiliek met tongewelf. Een reeks ontsierende houten balken' in het midden van de kerk voorkomt een , te grote druk op de dunne zuilen.

Maastricht toont met de Lievevrouw kerk het oudste geveltype (ill. 7): een zwaar gesloten dwarspand, zonder ingang en twee ronde torens. De St. Servaas is in gedeelten opgebouwd: het middenschip in ± 900, het gewijzigde dwarsschip en koor in ± 1225, de westbouw met keizerzaal in ± 1175. De oorspronkelijke driebeukige pijlerbasiliek is nu vijfbeukig.

Buiten onze landsgrenzen treffen we vele fraaie Romaanse kerken aan. In Normandië (ill. 6) en Zuid-Frankrijk, in Duitsland o.a. Spiers, Worms, Bamberg, " Hildesheim, Bonn en Keulen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1972

Daniel | 24 Pagina's

VAN CATACOMBE TOT KATHEDRAAL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1972

Daniel | 24 Pagina's