Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ontrouw, getrouw en beproefd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ontrouw, getrouw en beproefd

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , Indien wij ontrouw zijn. Hij blijft getrouw; Hij kan Zichzelf niet verloochenen Breng deze dingen in gedachtenis en betuig voor de Heere, dat zij geen woordenstrijd voeren, hetwelk tot geen ding nut dan tot verkering der toehoorders. Benaarstig u, om uzelf Gode beproefd v te stellen, een arbeider, die niet beschaam wordt, die het Woord der waarheid rec snijdt." 2 Timotheüs 2 : 13—15

Wij ontrouw, Hij getrouw

Samen met de voorgaande verzen klinken de hier vermelde regels als een lied. Indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. Indien wij verdragen, zullen wij ook met Hem heersen. Indien wij Hem zullen verloochenen, Hij zal ons ook verloochenen. Indien wij ontrouw zijn, Hij...

En dan zou je verwachten: Hij wordt ons ook ontrouw. Dat zou in overeenstemming zijn met de gang van het betoog in de voorgaande regels. Dat zou ook billijk zijn. Wij ontrouw, Hij ons eveneens ontrouw. Het is wèl waar dat, als wij Hem verloochenen, Hij ons ook verloochenen zal. Maar onze ontrouw kan nimmer bewerken dat Hij aan . Zichzelf ontrouw wordt. Dan zou Hij Zichzelf moeten verloochenen.

Intussen dienen we zo'n uitspraak niet verkeerd is te verstaan en daarom te misbruiken. Het wil bijv. niet zeggen dat de zonde oor van d onze ontrouw minder ernstig zou zijn. ht Verloochenen van Christus betekent dat Hij ons óók verloochent, maar onze ontrouw zou dan niet bestraft worden daar Christus nochtans getrouw blijft. Dan lezen we zulke woorden verkeerd. Waar het in vs 13 om gaat is: de trouw van Christus correspondeert niet met het al dan niet getrouw zijn van de mensen. Zijn trouw is niet afhankelijk van ons al dan niet getrouw zijn. Zijn trouw is geheel anders. Van een geheel andere orde en grootheid. Ze is van een eigenheid die ver staat boven al de wankelingen en schommelingen die uitkomen in menselijke trouw en ontrouw. We lezen daarom geen excuus voor onze ontrouw in de woorden 'Hij blijft getrouw, Hij kan Zichzelf niet verloochenen'. Christus is niet de gevangene van Zijn eigen zó-zijn, waardoor Hij onze ontrouw wel zou moeten doorlaten. Veeleer ligt er in de woorden van vs 13 als onbevattelijke troost vertolkt dat, al zou iedereen ontrouw worden Hij nochtans blijft die Hij is: getrouw, waar, waarachtig. De mate van Zijn betrouwbaarheid staat geheel en al verheven boven alwat wij mensen doen en zijn. „Hij laat niet los als de mens Hem loslaat, Hij wordt niet ongeduldig als de zijnen ongeduldig worden, aan Zijn trouw komt geen einde, als zij hun trouw verzaken" (Ridderbos). Dat Christus getrouw blijft wil zeggen dat Zijn beloften altijd van kracht blijven ook al worden de Zijnen zo vaak ontrouw. Zijn waarheid houdt haar kracht tot in het laatste nageslacht. Al zou dat nageslacht dan nog zo ver zijn weggezonken in ongeloof, Hij blijft getrouw. Anders zou Christus Zijn wezen moeten wijzigen. Maar aan Zijn wezen kan Hij nimmer ontrouw zijn. „Dat is het enige, wat Hem onmogelijk is: iets zijn, wat Hij niet is, d.w.z. onwaar zijn" (Smelik).

Welk een troost opent zich hier voor ons oog. Wie erkent eigen ontrouw? Wie is verstrikt in eigen ontrouw? Pijnigt het ons hart: ik ben ontrouw geraakt. Hoe komt het ooit weer goed? Hoor het Evangelie: Hij blijft getrouw. Ddér ligt de basis van wederkeer. Het fundament van de vergeving. „De logica van de vergelding eindigt in de vergeving" (Smelik).

Pétrus is in het Evangelie van deze woorden misschien wel de meest heldere illustratie. Zijn ontrouw was onthutsend. Op het meest beslissende moment gaat hij door zijn ontrouwe knieën heen. Ontrouw raakte hij. Zo grondig en fundamenteel dat uitstoting uit de discipelenkring een logisch gevolg zou moeten zijn. Maar dan opent zich een andere onlogische logica. De Heere ziet Petrus aan. En is van Simon gezien. Hebt gij Mij lief? Hij blijft getrouw en kan Zichzelf niet verloochenen. Hij blijft. Let op dat woord. Blijven. Daar zit de vastheid in, het constante, het durende. Er tegenover staat het onze: verloochenen, ontrouw, niet blijven bij, het wisselvallige en ongedurige.

Schuld staat tegenover genade. Wij ontrouw. Hij blijft getrouw. Hij blijft die Hij is. Zijn wezen is niet te wijzigen door wat wij ervan maken. Intussen geldt dit woord alleen de Zijnen. We lezen hier geen algemeen geldende uitspraak. Het is geen doofpot waarin al onze trouw wordt weggestopt en toegedekt. Die ontrouw wordt ons wel tot bittere smart. We kunnen daar nimmer luchtig overheen stappen. Dat is kenmerkend voor wie in het ongeloof leeft. Maar wie door Christus werd aangezien, raakt verbrijzeld. Die trouwe Herder doet het ontrouwe schaap in berouw tot Hem vluchten. Onze gedurige ontrouw raakt bedekt en vergeven door de durende trouw van Christus. We zondigen nimmer goedkoop. Genade is wel gratis maar niet goedkoop. De trouwe Herder raakt vanwege de ontrouw van Zijn schapen in de harde kaken van de dood. Dat te verstaan leert ons strijden tegen onze ontrouw en opkomende vluchtpogingen. De beste remedie tegen ontrouw is te schuilen dichtbij de getrouwe Herder.

Geen woordenstrijd

Met vers 14 gaan we een nieuwe onderdeel in van de tweede Timotheüsbrief. Paulus gaat Timotheüs de nodige wenken geven voor het gemeentelijk leven. Maar inzonderheid wapent hij hem opnieuw tegen de dwaalleer. „Breng deze dingen in gedachtenis..." Opmerkelijk dat we dit gegeven vaker tegenkomen: in gedachtenis, in herinnering brengen. Nog maar kort geleden lazen we de bekende woorden: houd in gedachtenis Jezus Christus de Opgestane. En we weten dat één van de werkzaamheden van de Geest is: Die zal u indachtig maken wat gesproken is. Leven des geloofs is leven bij wat God in Christus gedaan heeft. Leven uit het verleden, om zo te zeggen. Leven bij vroeger, bij voorheen. Bij het heilig verleden Gods dat het heden der genade bepaalt en naar de toekomst des Heeren gericht leert leven.

Wat God in Christus heeft gedaan is de grondslag van een waarachtig christelijk leven. Dat wordt waar bevonden in de persoonlijke omgang met de levende Christus. Het is volbracht eens en voor al. Dat heil wordt me door Gods Geest verkondigd en geschonken en deelachtig gemaakt. Hoe nodig steeds weer deze dingen in gedachtenis te brengen. De verborgen omgang met de Heere mag daar vol van zijn. Hun die Zijn verbond en woorden als hun schatten gadeslaan. De duivel brengt onze zonden en afdwalingen in de gedachten. De Geest leidt heen tot Christus en doet ons zien op Hem. Da& r ligt het leven voor onze ziel in besloten. In heilige gedachtenis houden wat God deed en doet.

Paulus hamert het er dan bij Timotheüs in „dat zij geen woordenstrijd voeren hetwelk tot geen ding nut is dan tot verkering der toehoorders". Typerend voor de dwaalleraars in die dagen was kennnelijk dat ze het tot hun methode rekenden om via woordspelingen en twistredenen hun ideeën door te geven en in te prenten. Paulus heeft er maar één woord voor: „hetwelk tot geen ding nut is dan tot verkering der toehoorders". Het leidt tot niets. Het levert niets op. Maar ook: het is tot verkering, beter vertaald met: het is verderfelijk voor hen die er hun oor naar lenen. Eigenlijk bedoelt de tekst te zeggen: het is katastrofaal, rampzalig. De dwaalleer is methodisch maar ook inhoudelijk fnuikend, afbrekend in z'n uiteindelijk resultaat. Het brengt de gemeente in de war en voert haar af van het enige fundament en berooft haar van haar enige hoop. Vandaar dat de rechte prediking en uitleg der Schriften zo voornaam is. Het is niet om het even hoe en wat er gepreekt wordt. Stenen voor brood te krijgen ligt zwaar op de ziel. Afgevoerd te worden van de enige troost is een complete ramp. Vandaar is te verstaan dat Paulus op dit punt namelijk der prediking voort bouwt.

Recht snijden

„Benaarstig u om uzelf Gode beproefd voor te stellen, een arbeider die niet beschaamd wordt, die het Woord der waarheid recht snijdt". Benaarstigen, beijveren. Dienaar zijn vraagt om inzet, om ijver, om inspanning. Om een goede dienaar te zijn, is ijver vereist. Het komt ons niet aanwaaien. We hoeven niet meer te zijn dan God ons aan talenten gaf. Maar we mogen ze ook niet in een zweetdoek opslaan. Benaarstig u! Waarom en waartoe? Wel, om uzelf Gode beproefd voor te stellen. Een dienaar kan soms aan de verzoeking bezwijken om aan mensen, aan hoorders tegemoet te komen. Hun wensen in de prediking te honoreren, zonder acht te slaan op de goddelijke roeping. Smalend spreken we soms van gemeentetheologie als dienaren wel spreken naar de mond van Jeruzalem maar niet op haar hart letten. Zulks komt voor en wie kent de verleiding niet om het applaus van velen te verkiezen boven de goedkeuring van God.

De apostel vermaant er op toe te zien dat we aan God verantwoording schuldig zijn en blijven. Benaarstig uzelf om u beproefd aan God voor te stellen. Beproefd zijn in de dienst wil zoveel zeggen als: op het spoor van het Woord blijven gaan. Geen zijwegen inslaan waar veelal de mens in zijn verlangens wordt tegemoet gekomen. Blijf op het hoofdspoor van de Schrift. Wees daar ijverig in. Zó wordt u beproefd bevonden door Hem die u in Zijn dienst riep.

„God moet, om zo te zeggen, op zijn dienaren iin kunnen, willen ze door Hem bruikbaar zijn en zij moeten zich geheel naar datgene richten waarvoor Hij hen nodig heeft" (Ridderbos). We hebben in de dienst der prediking vooral en allereerst met God te doen. Om uzelf aan God beproefd voor te stellen. De vrijheid van het Woord en de dienst daarin, is te verkiezen boven het ogenbehagen van mensen. Dan zijn we „een arbeider die niet beschaamd wordt" of: een arbeider die zich niet hoeft te schamen. Wie maar wat praat zoals de kwalificatie van de dwaalleraars luidde in het vorige vers, dient zich te schamen. Hoe dient de arbeid dan te geschieden? „Die het Woord der waarheid recht snijdt." Niet de kronkelwegen van de dwaalleer. Niet de zijpaden van menselijke invallen en stemmingen. Maar het Woord der waarheid. Waarheid staat hier voor Evangelie. En 'Woord' duidt op de prediking ervan. Een Gode beproefde dienaar is iemand die zich ertoe beijvert om het Evangelie in de rechte zin te verkondigen. Niets erbij en niets er af. De beproefdheid van de evangeliedienaar blijkt uit de wijze waarop hij het Evangelie verkondigt, aan de inhoud van de prediking. Niet zozeer aan allerlei andere vaak veel belangrijker geachte kenmerken als: trekt hij veel mensen, preekt hij boeiend, doet hij veel werk in de gemeente, kan hij organiseren etc. Niet dat het van belang ontbloot is wat hier is genoemd. Maar voorop staat: die het Woord der waarheid recht snijdt. Recht naar dat God het recht acht te zijn. Niet 'recht' naar wat 'men' recht acht te zijn. Maar 'recht' in de zin van ortho-dox, van de rechte de Goddelijke weg.

Recht-zinnig zijn gaat niet op in alleen maar wat uitwendige verschijnselen en tekenen. maar ziet op het gaan in de rechte wegen van de Heere, Zijn Woord, wet en geboden. Een welbeproefde dienaar kent nu deze ijver: dat hij God mag behagen in het op de rechte wijze omgaan met het Woord der waarheid. Calvijn kiest in dit verband het beeld van de huisvader die voor zijn gezin van het grote brood de stukjes vóór snijdt en dan aan de kinderen uitdeelt. Je kan een kind niet de hele homp in één keer in handen geven, dan komt er van eten niet veel terecht. Het Woord dien]: uiteen gelegd te worden opdat de hoorders voedsel mogen ontvangen. Prediking is daarom gericht op de hoorder. God wil dat Zijn volk gevoed wordt met het ware Brood Christus. Calvijn waarschuwt dat we ons niet al te druk moeten maken om de korst zodat we de binnenste kruimen zouden vergeten.

Woord bediening is niet slechts een technische onderneming voor bestudeerde theologen, maar een voluit geestelijke zaak gericht op de hongerige zielen of op hen die de ware honger niet kennen zodat ze leren hongeren naar dit brood voor het hart. „Sommigen snijden ze kort en stomp af, sommigen scheuren ze in stukken, sommigen verdraaien ze tot een andere zin, anderen vermorsen ze, anderen blijven op de korst staande, gelijk ik gezegd heb en komen niet tot het binnenste der zielen." Calvijn acht de wezenlijke zin van Paulus' woorden dat de prediking uit dient te zijn op de 'stichting der hoorders'. Het gaat om de opbouw der gemeente Gods in het allerheiligst geloof. Daar ligt de hoofdopdracht van de welbeproefde arbeider in het Woord Gods!Capelle a. d. IJssel.

' J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Ontrouw, getrouw en beproefd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's