Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een geschiedenis van de classis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een geschiedenis van de classis

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

In het laatste en zesde hoofdstuk van zijn studie tekent dr. Van den Broecke het protestantse type classis dat we aantreffen in de Protestantse Kerkorde van 2004. Het laatste gedeelte daarvan heeft geen historisch karakter, maar bevat positief kerkrecht. Er is een classicale vergadering - een soort stuurgroep - en een algemene classicale vergadering, die elk hun eigen takenpakket hebben. In het S. O. W-proces koos men in 1990 voor het hervormde kerkordetype als uitgangspunt voor de hedendaagse protestantse classicale vergadering. Aan de classicale vergaderingen kende men een groot aantal bevoegdheden toe, die binnen het gereformeerde kerkrecht bepaald niet alle kunnen worden onderschreven.

Twijfels

Van de klassiek gereformeerde gedachte dat een meerdere vergadering niet meer moet behandelen dan door de kerkenraden zelf op de agenda van de classis wordt geplaatst, is hier weinig meer over. Een zeker centralisme dat de Hervormde Kerkorde van 1951 naast het te waarderen presbyteriale karakter bleef kenmerken, keert naar mijn mening in de kerkorde van de P.K.N. terug. In dit licht zou de Hersteld Hervormde Kerk zich nog eens ernstig moeten afvragen of de Kerkorde van 1951 wel de beste basis biedt voor de opbouw van echt gereformeerd kerkelijk leven. Men is de bezwaren van ds. P. Zandt en prof dr. J. Severijn tegen deze kerkorde toch niet vergeten? Al lezend in het slothoofdstuk van de studie van dr. Van den Broecke over het protestantse type classis bekroop mij in ieder geval een gevoel van dankbaarheid, dat het kerkelijke leven van onze gemeenten wordt bepaald door de Dordtse Kerkorde van 1619, die uitgaat van de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente en de bevoegdheden van de meerdere vergaderingen dienovereenkomstig omschrijft.

De studie die onze aandacht vraagt, draagt een beschrijvend en vergelijkend karakter. In dit licht is het opvallend dat de schrijver op grond van zijn onderzoek nogal wat twijfels heeft over het welslagen van de classicale vergadering in de P. K.N. ( blz. 39, 513, 531). Hij vreest dat bepaalde verschijnselen uit de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken uit de tweede helft van de vorige eeuw zich zullen continueren. Hij noemt daarbij de gebruikelijke hoge mate van absentie, de geringe betrokkenheid van gemeenten en ambtsdragers en de vraag of er al of niet een kerkelijk gesprek tussen de modaliteiten tot stand komt

Braak terrein ontgonnen

De studie van Van den Broecke ontgint veel braak terrein. Dat geldt voor élk hoofdstuk. Ik beperk mij tot de periode van de zeventiende en achttiende eeuw. De schrijver schept meer duidelijkheid over het ontstaan van de classis als kerkelijke figuur. Deze kerkelijke vergadering ontstond niet in Frankrijk, zoals men vaak aanneemt, maar in Zwitserland in 1537 op initiatief van de ' Synode van Lausanne. Het ging toen om een samenkomst van predikanten die als het prototype van de classis kan worden beschouwd. Men kwam bijeen om gezamenlijk tucht uit te oefenen, te waken over de zuivere geloofsleer en aanstaande predikanten te examineren. In feite nam de classis de plaats in van de bisschop, die voor de kerkhervorming de belangen van de kerk in de regio behartigde.

Belangwekkend is ook het beeld dat deze studie geeft van de classes na de Dordtse Synode van 1618-1619. Dat waren echte predikantenclasses, waarop meestal niet meer dan enkele ouderlingen aanwezig waren! Vaak konden ouderlingen geen werkdag verzuimen, gelet op de loonderving die daarmede samenhing. In 1638 constateerde de Classis Utrecht zelfs dat geen enkele kerk ouderlingen had afgevaardigd. In 1698 was de predikant van Montfoort op een vergadering van deze classis afwezig. Hij liet zich vervangen door een ouderling, die op grond van een meegebrachte credentiebrief door de classis werd toegelaten! Als er ouderlingen aanwezig waren, maakten ze nooit deel uit van de leiding van de classis. In de Gouden Eeuw was het ook in kerkrechtelijke zin niet allemaal goud wat blonk. Het gevaar van de 'dominocratie' was bepaald niet denkbeeldig.

Van belang is de analyse van uitgaven als het Friese Compendium der Kerkelijke wetten van 1722, de Wetten der classicale vergaderingen in Walcheren van 1779, het Utrechts Classicaal Handboekje van 1793 en het Friese Wetboek van 1806. Dergelijke wetboeken gaven gedetailleerde voorschriften inzake het functioneren van de classis, die het Dordtse type niet kende. Er werden meer bevoegdheden aan de preses, de scriba en de assessor toevertrouwd en zij waren langer in functie dan de Dordtse Kerkorde van 1619 voor wenselijk en mogelijk hield. Men had in de praktijk kennelijk behoefte aan nadere voorschriften waarin de Dordtse Kerkorde niet voorzag.

Vragen

Van den Broecke heeft onze kennis van het historische kerkrecht verrijkt met een studie die zich kenmerkt door een grondige beschrijving en analyse. Dat neemt niet weg dat er bij deze publicatie ook wel vragen gesteld kunnen worden. In het Algemeen Reglement van 1816 werd de scriba voor drie jaar • benoemd. De schrijver stelt dat een dergelijke bepaling voor het bestuur van een classis in het kader van de Dordtse Kerkorde van 1619 onmogelijk zou zijn geweest, omdat het scribaat bij toerbeurt moest worden vervuld (blz. 138). Ik deel zijn mening, dat deze kerkorde gericht is op het vermijden van hiërarchie. Daarom bepaah artikel 35 van de D.K.O. ten aanzien van de preses dat 'zijn ambt zal uitgaan, wanneer de samenkomst scheidt'. Artikel 34 en 35 laten dat echter ten aanzien van de scriba in het midden. Het valt niet moeilijk in de directe voorgeschiedenis van de D.K.O. een classis aan te wijzen waarin men een scriba benoemde voor een periode van twee jaar (Delft en Delftland) en zelfs discussieerde over de wenselijkheid van 'eenen scriba perpetuum' of een vaste scriba.

Tijdens de Republiek had de Classis Walcheren een zeer invloedrijke plaats. Dat komt in deze studie heel goed uit de verf Juist daarom is het jammer dat de auteur geheel voorbijgaat aan de kritiek van de Nadere Reformatie op het functioneren van de kerkelijke vergaderingen als de classis, zoals die ondermeer werd gegeven door Willem Teellinck in zijn Noodwendich Vertoogh (1647) en Jacobus Koelman in De Pointen van Nodige Reformatie (1678). Beide predikanten behoorden tot de classis Walcheren en hebben bij hun algemene kritiek zeker ook die classis voor ogen gehad. Was hun kritiek terecht of was ze buiten-proportioneel? In de visie van de schrijver vormt het ontstaan van classicale handboeken zoals het Friese Compendium der Kerkelijke Wetten een schakel naar de overgang naar het bestuurstype dat werd ontworpen in het Algemeen Reglement van 1816. Het is de vraag of men dat zo zeggen kan. In het Algemeen Reglement, dat voluit de geest van de Verlichting ademde, ging het bepaald om meer en om andere dingen dan alleen de behoefte aan nadere voorschriften.

Een leesfout?

Bij de bespreking van het neo-Dordtse type geeft de schrijver de nodige aandacht aan de belangrijke kwestie van 'oud' en 'nieuw kerkrecht', die een centrale plaats zou innemen bij de Vrijmaking van 1944 (blz. 223-233). De kwestie speelde op de achtergrond ook mee bij de moeilijkheden in de Gereformeerde Gemeenten in 1953, toen men wat al te gemakkelijk het 'nieuwe kerkrecht' toepaste.

Hij kent de uitgebreide literatuur over 'oud' en 'nieuw kerkrecht'( blz. 40), maar neemt in het voetspoor van M. Bouwman wat te gemakkelijk aan dat F.L. Rutgers ten aanzien van de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente en de beperkte bevoegdheid van de meerdere vergaderingen Voetius verkeerd zou hebben gelezen (blz. 223- 234). Door het ontdekken van de zogenaamde leesfout van Rutgers kwam Bouwman tot een nieuwe interpretatie van de D.K.O., waarbij de meerdere vergaderingen dezelfde bevoegdheden zouden hebben als de kerkenraad en daarom zelfstandig zouden kunnen ingrijpen bij plaatselijke problemen. Als de schrijver de publicaties van prof drs. D. Deddens over dit onderwerp meer bij zijn beschouwingen had betrokken - zoals Las Rutgers Voetius verkeerd? - was hij ongetwijfeld gekomen tot een meer genuanceerd oordeel over deze niet eenvoudige kwestie, die eigenlijk alleen kan worden beoordeeld door een kenner van het Latijn van Voetius.

Waardering

Wie in de toekomst een zinnig woord wil zeggen over de ontwikkeling van de classes in Nederland kan niet om de studie van Van den Broecke heen. De schrijver heeft de kerkrechtelijke literatuur verrijkt met een oorspronkelijke studie, die op grondig bronnenonderzoek berust en onze volle waardering verdient. Hij draagt wezenlijk bij aan de vermeerdering van onze kennis van het historisch kerkrecht. Zijn werk is ook van belang voor kerken zoals de Gereformeerde Gemeenten die zich bij de inrichting van het kerkelijke leven blijven richten op de Dordtse Kerkorde. Daarbij gaat het met name om de hoofdstukken over de 'Classicale typen tot 1816' en 'Het neo-Dordtse type'.

De drie publicaties van ds. K. de Gier over het kerkrecht worden in de literatuurlijst genoemd. Toen ik dat zag, was er even de hoop dat de auteur op grond daarvan het type classis in onze gemeenten zou definiëren. Die hoop is niet vervuld. Als hij het wel had gedaan, zou hij wellicht zijn uitgekomen op de volgende typering: een variant van het neo-Dordtse model met een tikje invloed van het gereformeerde type!

Boskoop

ds. M. Golverdingen

N.a.v. C. van den Broeke, Een geschiedenis van de classis. Classicale typen tussen idee en werkelijkheid (1571-2004). Uitgave: Kok, Kampen, 2005, 603 blz, ISBN 9043509930, gebonden, 604 blz, €39, 90.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 2006

De Saambinder | 16 Pagina's

Een geschiedenis van de classis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 2006

De Saambinder | 16 Pagina's