Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus' opstanding uit de doden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus' opstanding uit de doden

Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn. 1 Corinthe 15 : 20

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wel kon Pilatus het graf verzegelen met het keizerlijke zegel, doch de Koning der koningen heeft getriomfeerd over graf en dood. De steen des grafs werd afgewenteld, en bekleed met majesteit en eer verrees de Zoon Gods. uit de doden. Hij was de Eersteling van al degenen, die in Hem ontslapen zijn, en Zijn opstanding is het onderpand, dat al de Zijnen weder zullen verrijzen en ontwaken ten eeuwigen leven. Nu het offer door Christus was gebracht, nu de toorn Gods geblust was, moest de Vader Zijn Zoon verheerlijken. Om deze verheerlijking had Christus gebeden: „Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke". Nu was Zijn bidden, na volbrachte arbeid, een eisen geworden: „Vader, .Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt".

Omdat Christus voor Gods aangezicht gestorven was als Eén, Die de Vader welbehagelijk is, moest op Zijn sterven de opstanding volgen. Golgotha moest aan de Paasmorgen vooraf gaan, maar dan ook moest de Paasmorgen zéker komen; en de Paasmorgen met de opstanding van Christus is Christus' triomf over dood en hel, satan, zonde en schuld. De dood is verslonden tot overwinning en nu kan Gods kerk zingen: „Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? "

De opstanding is de eerste trap van Christus' verhoging. De diep Vernederde tot in de dood des kruises, is niet in de dood gebleven. De Leeuw uit Juda's stam heeft overwonnen en is met Goddelijke glorie verrezen uit het graf. Toen een engel des Heeren nederdaalde, beefde de aarde op haar grondvesten, zijn de wachters verschrikt geworden als doden en mét haast gevlucht, en is de steen van de deur des grafs afgewenteld. Met hemelse luister werd het graf des Heeren geopend. Het recht des Vaders is voldaan door Christus' lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid, en daarom is Christus opgewekt van de Vader, ten [bewijze, dat het recht Gods is voldaan voor alle uitverkorenen. Zelfs de aarde was bij de opstanding betrokken. Om der zonde wil was zij vervloekt, doch nu beefde zij op haar fundamenten, toen de Borg des verbonds, de Levensvorst, verrees uit het graf. In de opstanding is in beginsel de vloek van de aarde afgewenteld, is de weg geopend voor de nieuwe schepping v»n hemel en aarde, waarop gerechtigheid zal wonen.

Noch steen, noch zegel, noch wachters konden Christus in de dood houden. Opgestaan is Hij ten derden dage, naar de Schriften. Door Zijn eigen kracht verrees Hij, Die Zelf de Opstanding en het Leven is. Overwinnend verrees Sions eeuwige Koning uit de dood. Gods deugden zijn verheerlijkt tot zaligheid van Zijn kerk, en met behoud van Gods recht zal het eeuwige leven verkregen kunnen worden. Door de diepte van Adams val ging Christus heen, maar om eeuwig te triomferen als de laatste Adam, Zijn volk zal eeuwig met Hem overwinnen over satan, graf en dood.

Opgestaan ten derden dage, naar de Schriften, zo is Christus, de Koning, ter overwinning verrezen, zo is de kop van de vorst der duisternis verpletterd, zo is Zijn kerk met Hem gezet in de hemel. Zijn lijden was een borgtochtelijk lijden, maar ook Zijn opstaan was een borgtochtelijk opstaan voor allen, die Zijn verschijning hebben liefgekregen. Door Zijn opstanding is de dood overwonnen, opdat Hij Zijn volk de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood verworven had, kan deelachtig maken. Door Zijn opstanding en Zijn kracht zal Zijn volk opgewekt worden tot een nieuw'leven, en het pand hunner zalige opstanding is verzekerd.

Het is Paulus, die er van uitroept: „Indien Christus niet opgewekt is, zo is ook ons geloof tevergeefs; zo zijn wij nog in onze zonden. Zo zijn dan ook verloren, die in Christus ontslapen zijn. 'Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn". De opstanding des Heeren uit de doden, het is de kracht en troost van 's Heeren volk, het is de hoop van het geloof der Zijnen. In de opstanding blonk de volle glorie van de diep vernederde Borg en Middelaar uit. Niet bij een dode Jezus kan Gods volk leven, maar bij een Jezus, ^ie Zichzelf bekend maakt als de Opgestane en Verrezene. Want slechts door het geloof, het waarachtig, zaligmakend geloof, kan men het nut uit Christus' opstanding leren kennen. Door dit geloof kan men de troost en de blijdschap van Christus' opstanding recht leren kennen.

Toerekening aan Gods zijde moet vooraf gaan, en de aanneming des geloofs daarop volgen. Christus moet licht werpen over Zijn eigen werk. Let maar eens op de discipelen. Zij geloofden de opstanding niet; zij zaten met gesloten deuren om de vreze der Joden, terwijl Christus reeds verrezen was uit het graf. Denk eens aan Thomas. Niemand kon hem overreden , kon hem het geloof in de opstanding aanpraten. Christus Zelf moest Zich aan hem bekend maken als de Gekruisigde en de Opgestane. Zie maar eens naar de vrouwen. Vroeg op de Paasmorgen waren deze discipelinnen van de Heere Jezus op weg gegaan naar het graf. Het Paasheil was reeds geschied, maar hun harten waren bezwaard en verdonkerd. „Wie zal ons de steen afwentelen? " Deze zware, verzegelde steen! Wee, wie 'het zegel durfde te schenden! Jezus dood, en een verzegelde steen voor het graf, dat was het, waarover de vrouwen spraken.... en toch, Jezus was reeds verrezen uit het graf. De steen was al afgewenteld terwijl de bezwaarde "vrouwen nog spraken over hun onmacht. Ds. Ledeboer heeft er van gezongen:

Jezus is uit 't graf verrezen!
Hoe kunt gij zo troostloos wezen?
Heeft Hij 't u dan niet gezegd?
Ongeloof heeft u bedrogen,
't Heeft bestreken beide Uw ogen;
Op u is de steen gelegd.

Jezus moest hier d' Eerste wezen. Uit het graf was Hij verrezen; Opstaan moest Hij in het hart. Dubbel opstaan, dubbel' stenen Moesten hier eerst zijn verdwenen, Eer de blijdschap kwam na smart.

Ja gewis, Hij is verrezen. Schoon het duister nog mag wezen. Ziel! ook in uw droevig hart. 't Ongeloof heeft u benomen Om tot uwe Heer' te komen; 't Eigen werken baart u smart.

Hoeveel stenen liggen er bij Gods volk figuurlijk voor Christus' opstanding! Stenen, die zij zelf niet kunnen wegnemen. Stenen van zonden en schuld. Zo zwaar en zo lang reeds gezondigd; voorgenomen verbeteringen, die op niets 'zijn uitgelopen; beloften, aan de Heere gedaan, die alle gefaald hebben. De verdorvenheden van het vlees en het hart soms krachtiger dan ooit tevoren; de toegang naar boven als door 'n koperen muur belemmerd; de vloek boven en de hel beneden, de verklager der broederen zijn gal uitspuwend in het hart, de consciëntie veroordelend, de wet vloekend. En toch ook liefde in het hart naar God en Zijn deugden, ja zelfs voor éen dode Jezus. Zie maar bij de vrouwen. Ondanks hun onmacht, ondanks al hun bezwaren, ze gingen uit Jeruzalem naar het graf. In het „dode" Jeruzalem konden ze het niet meer houden; dan nog liever bij een „dode" Jezus. En zie, houd moed, godvruchte schaar! houd moed? God is de Bron van alle goed! Wie zo naar het graf gaat, ervaart ook, dat God een wondervol en verrassend God is. Alle aandoeningen, gestalten en overtuigingen, versjes en alle „specerijen" kunnen niet helpen, en Christus heeft deze niet nodig. Alleen aan een ellendig en arm volk voor God, die 'de dood gezet hebben onder alle vleselijke en godsdienstige plichten, zal Christus toeroepen: „Ik ben de Opstanding en het Leven", om alzo geheel en al op Zijn gerechtigheid te zakken en te zinken. Zalk een Zaligmaker, met een geloof, , door de Heilige Geest gewerkt, omhelsd, zal Zich dan aan hen verklaren te zijn tot hun rechtvaardigmaking, heiligmaking en hun volkomen verlossing.

De Eersteling der doden! Gelijk bij het offeren in het Oude Verbond het aannemen van het offer der eerste vruchten een waarborg was, dat de gehele oogst der Joden gezegend zou worden, en dat het gehele deeg geheiligd was door de eerstelingen, zo is door de opstanding van de Eersteling uit de doden de volzalige opwekking verzekerd van hen, die door het ware geloof zich hebben verlaten op 'Hem, en uit Hem deelachtig zullen worden de aanneming tot kinderen en de zegeningen voor ziel en lichaam, voor tijd en eeuwigheid beide.

'S-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 maart 1956

De Saambinder | 4 Pagina's

Christus' opstanding uit de doden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 maart 1956

De Saambinder | 4 Pagina's