Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toga meer aan de wilgen, dan de harp

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toga meer aan de wilgen, dan de harp

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Hans Bouma heeft meer zijn toga, dan zijn harp aan de wilgen gehangen. Het ene lijkt zelfs min of meer het gevolg te zijn van het andere. Zijn produktie als auteur, ook als dichter, is verbijsterend. Wat is bij hem echter poëzie? Vaak beweegt het geschrevene zich in het grensgebied van het proza. Korte, telegramachtige notities, die soms het karakter van aforismen hebben. „Het brood der liefde etend/maken zij geschiedenis" is iets dergelijks.
De regels staan in het nieuwe bundeltje „Man en vrouw gelukkig". Een boekje met tedere gedachten over een teer onderwerp. Soms ook met vondsten, bijvoorbeeld „als een zon/ over elkaar opgaan". Otto Dicke voorzag het bundeltje van mooie, eenvoudige, innige tekeningen, een heel fijn boekje over man, wouw en God.
Knappe tekeningen, ditmaal van Evelyne Dessens, ook in Hans Bouma's bundeltje „Vriendschap is geluk hebben" (vierde druk). De tekst bevat gedachten in proza en poëzie over vriendschap. In deze tijd van laat eens wat van je horen per telefoon wordt er te weinig geschreven, ook vriendschappelijk. De wijze waarop Bouma over het brieven schrijven filosofeert, is stellig van betekenis, maar het ontgaat me waarom het „bepaald iets liturgisch" zou hebben.
Anton Ent publiceerde een bundeltje gedichten - „Wintervuur" - met spitse, soms fraaie, zij het niet altijd heldere en doorzichtige gedachten. Het accent valt op een reeks moeder-verzen. Innigheid en een zekere wrangheid liggen hier verstrengeld. Het motto is „Moeder, hoewel poëzie." Is dat een uitnodiging tot relativering? Moeten we het boekje op dit punt niet al te persoonlijk nemen?
Als de Neerlandicus drs. H. van der Ent heeft Anton Ent zich de laatste jaren erg beziggehouden met de figuur van de onvergetelijke Jacqueline van der Waals. Ik denk dat ook in onze kring bij velen van deze christelijke dichteres nog wel wat regels, zoals „Als gouden de portalen zijn,/hoe zullen dan de zalen zijn", zijn blijven hangen. In de serie „Cahiers voor christelijke literatuur" heeft Van der Ent een bloemlezing uit haar werk samengesteld, en deze voorzien van een korte, duidelijke inleiding. Hij heeft de mythe uit de wereld geholpen dat zij een vrouw was die van haar jeugd af zwak en broos is geweest. In werkelijkheid was het een vitale vrouw die sporten beoefende bergen beklom enz. Tot een jaar voor haar dood. Tijdens haar ziekte schreef ze verzen die tot het beste van haar oeuvre behoren, en die zich kunnen meten met het beste wat er überhaupt aan gedichten is geschreven. Overigens schreef ze veel méér dan poëzie.
In dezelfde reeks cahiers verzorgde Lenze L. Bouwers een boekje over Guillaume van der Graft (dr. Willem Barnard). Deze was een van de produktiefste dichters van de nieuwe psalmberijming en van de liederen die samen met de psalmen in het Liedboek voor de Kerken werden bijeengebracht. Een man die op gepassioneerde wijze is bezig geweest. Ook met liturgievernieuwing. Aanknopingspunten hiervoor vond hij in de Anglicaanse kerk met name. Hij probeerde die te vertalen naar het Nederlandse kerkelijk gebied. Wat zijn werk als dichter betreft, zou gezegd kunnen worden, dat hij schreef (schrijft) vanuit een diepgaande hunkering, een niet aflatend heimwee. In de goede zin een tikje wereldvreemd, deze man. Die alle bromfietshelmen zou willen omscholen tot bloempotten. En die alleen de gedachte, dat Hilversum III niet meer zou bestaan, al paradijselijk vindt.
Van Lenze L. Bouwers zelf verscheen voorts een bundeltje gedichten „Nieuws onder de zon", sterke, oorspronkelijke, soms wat gesloten, positief-christelijke poëzie. Religieuze verzen van een heel eenvoudig soort vinden we in het boekje „Schuilen aan Zijn hart" van Johanna W. van Eelen. Enkele regels: „Eens zal ik zonder zonde zijn,/ Dan doe ik Jezus nooit meer pijn,/ Hij heeft mij wel verlost, maar zie,/ Dat is voor mij soms theorie."
Gedichten die zo mogelijk nog gladder en vanzelfsprekender verlopen, zijn te vinden in „Kleine vreugden" van M. Koffeman-Zijl. „We moesten het maar wagen/ aan Jezus' hand te gaan,/ Hem volgen zonder vragen,/ Hij loopt immers vooraan." Verzen die blijkbaar een funktie hebben, maar die men niet literair moet taxeren.
Alle acht besproken bundels zijn uitgegeven door Kok/Kampen. De prijzen variëren van ƒ 8,90 tot ƒ 12,50

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 december 1982

De Wekker | 12 Pagina's

Toga meer aan de wilgen, dan de harp

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 december 1982

De Wekker | 12 Pagina's