Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE AFGESCHEURDE SLIP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE AFGESCHEURDE SLIP

39 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hermeneutische overwegingen bij 1 Samuel 15

H.G.L. Peels

Moeite gemeden?

'Er wordt bij ons veel meer uit het Nieuwe dan uit het Oude Testament gepreekt.' Het onttrekt zich aan mijn waarneming of en in hoeverre deze vaak gehoorde klacht gegrond is. Wel is duidelijk dat de preekvoorbereiding bij oudtestamentische teksten over het algemeen meer inspanning zal vergen dan bij nieuwtestamentische teksten, omdat wij post mortem et resurrectionem Christi leven. Vanwege de grotere cultuurhistorische afstand en de heilshistorische voortgang is de exegetische en hermeneutische vertaalslag bij de prediking uit het Oude Testament dan ook veelomvattender dan bij de prediking uit het Nieuwe Testament. Nog meer dan bij een keuze uit de psalmen of de profetieën doet dit probleem zich voor wanneer men zijn tekst neemt in of uit een oudtestamentisch geschiedverhaal.

Deze indrukken worden bevestigd bij een kort onderzoek naar de prediking over 1 Samuel 15, een gedeelte dat in de boeken Samuel een cruciale rol speelt. Verhaald wordt hier hoe de eerste door God verkozen koning door God definitief verworpen wordt, waardoor de geschiedenis van Israël een dramatische wending neemt. Saul blijft achter met een afgescheurde slip in zijn handen, Samuel met leed in zijn hart en de HERE met berouw (vs. 35). Het is veelzeggend dat het nogal wat moeite kost om een preekschets over 1 Sam. 15 te vinden.' Predikers slaan dit zo centrale hoofdstuk blijkbaar massaal over. De redenen daarvoor zijn niet moeilijk aan te wijzen.

Nog het minst problematisch is dat we in 1 Sam. 15 te maken hebben met een in exegetisch en historisch opzicht gecompliceerd gedeelte. In de overvloedige literatuur, vooral van historisch-kritische signatuur, worden vele vragen gesteld: Wat is de relatie met de voorgaande capita (met name 1 Sam. 13), waarom zou Saul opeens oorlog gaan voeren met de Amalekieten ver in het zuiden, hoe kan sprake zijn van een 'stad' van de nomadische Amalekieten, vanwaar secundaire inlassen als vs. 23 en VS. 29, waarom blijft Saul ook na dit gebeuren nog lang koning, is dit hoofdstuk niet een oorspronkelijk zelfstandige traditie, etc.^ Ook de resultaten van studies die zich meer op de synchrone analyse van de tekst richten (voor de prediking vaak vruchtbaarder dan werken die opgaan in allerlei diachrone vraagstellingen) lopen soms ver uiteen.^ Voor de predikant zal het grootste probleem echter hierin gelegen zijn, dat de gemiddelde kerkganger met deze geschiedenis maar slecht uit de voeten kan, zowel moreel als geestelijk. De verstaansbarrières zijn bij voorbaat groot. Om dit goed in beeld te krijgen volgen we eerst de loop van het verhaal in 1 Sam. 15, waarbij we aan exegetische en historische details voorbijgaan."

Geschiedenis in vogelvlucht

In het resumé van Sauls koningschap in 1 Sam. 14 : 47vv. wordt reeds melding gemaakt van zijn overwinning op de Amalekieten, die hij in 1 Sam. 15 nog bevechten moet. Niet de strijd tegen de Filistijn, Israels hoofdvijand, maar de genade voor de Amalekiet, Israels aartsvijand, wordt Saul fataal. 1 Sam. 15 heeft een heldere opbouw: vss. 1-9 - *• aanleiding en oorzaak van de confrontatie en II vss.

10-35 - > • inhoud en afloop van de confrontatie (10-35). Het hoofddeel van de tekst (vss. 10-35) is concentrisch gestructureerd':

A - * Gods berouw (10, 11a) B - > • Samuels toom en bede (11b) C - ^ bijeenkomen Samuel en Saul (12-13a)

GESPREK SAMUEL EN SAUL (in 4 ronden:13a-16, 17-23, 24-26, 27-33)

C' - ^ uiteengaan Samuel en Saul (34) B' - > Samuels leed (35a) A' - > Gods berouw (35b).

Het hoofdstuk opent met een woord dat bepalend is enerzijds voor de relatie tussen profeet en koning, en anderzijds voor de thematiek van Sauls koningschap en het mislukken daarvan. Achter profeet en koning staat God, de HERE. Het gaat om zijn volk Israël, daarom moet Saul naar zijn woorden luisteren (stichwort sm' 7x in 1 Sam. 15). De koning ontvangt via de profeet de opxlracht om Amalek totaal (zie de woordparen in VS. 3) uit te roeien; niets en niemand mag gespaard (Jtml) worden. Het gaat om de hèrèm, de ban, waardoor in de 'heilige oorlog' een compleet volk (cf. Deut. 20 : 16-18) als het ware aan God geofferd werd; mens en dier behoorden Hem toe.

Saul monstert een immens groot leger en trekt op de 'stad van Amalek' af.'' Amalek wordt verpletterend (maar niet definitief, cf 1 Sam. 30) verslagen; de ban wordt over allen voltrokken, met uitzondering van vorst Agag (oorlogstrofee om mee te pronken? ) en het beste van het vee. Nadrukkelijk staat er dat Saul en het volk dit deden (vs. 9). Hiermee eigenen de Israëlieten zich toe wat van God is (zoals Achan deed, Joz. 7), en wel het 'beste' deel (zoals de zonen van Eli deden, 1 Sam. 2 : 29). Doordat het volk alleen het ondeugdelijke van het vee met de ban slaat wordt God ten zeerste beledigd.

Gods berouw vormt de inclusio van de kern van deze geschiedenis: e botsing tussen Samuel en Saul. Het is een gemotiveerd berouw: aul heeft niet willen luisteren en zich van God afgekeerd. Gods berouw veroorzaakt bij Samuel een heftige reactie: oom {z^q) - ten opzichte van God (cf. 2 Sam. 6 : 8) often opzichte van Saul? ' Diep menselijk is het beeld van de profeet die worstelend in gebed en voorbede de nacht doorbrengt. Te Gilgal ontmoeten Samuel en Saul elkaar, nota

bene de plaats van Sauls eerste mislukking (1 Sam. 13).* Of Sauls directe openingszet nu geraffineerd of spontaan-naïef is, opvallend is in elk geval de aperte tegenstelling tussen Gods woord en zijn woord (vs. 11-vs. 13): Hij heeft naar Gods bevel gehoord! Maar Samuel hoort iets anders: geblaat en geloei. Onmiddellijk heeft Saul een weerwoord: a. dit heeft het volk gedaan (cf echter vs. 9: 'Saul en het volk') en b. dit heeft het volk met de beste bedoelingen gedaan, nl. om het aan God te offeren. Dit laatste is ongerijmd: Hoe zou men wat God toebehoort (het gebannene) Hem ontnemen om het Hem vervolgens via het offer weer te geven?

Samuel prikt er resoluut doorheen (vs. 16) en wijst Saul op het feit dat hij zich niet achter het volk kan verschuilen omdat God hem tot gezalfde, tot hoofd heeft aangesteld. Saul heeft niet geluisterd, van een fiandamentele zaak - de ban - liet hij het tot een ordinaire rooftocht worden. Sauls verweer komt neer op een herhaling: Ik heb wél geluisterd (vs. 20v.). Dan steekt Samuel naar de diepte af met een profetische spreuk over luisteren naar God en offeren tot God, en met het oordeel Gods (vs. 22v.). Hoe zou wat uit Sauls hand komt God behagen als zijn hart niet naar Hem luistert? Saul verwerpt Gods Woord - God verwerpt Saul als koning.

Eindelijk geeft Saul toe (of ziet hij het nu pas? ), maar nóg verschuilt hij zich achter het volk ('ik heb naar hen geluisterd", vs. 23). Zijn bede aan Samuel om zijn zonde te vergeven koppelt Saul rechtstreeks aan een verzoek om met hem terug te keren, maar nu is het aan Samuel om in herhaling te vallen: erworpen is verworpen (vs. 26). Symbool hiervan wordt de afgescheurde slip van Samuels mantel. Het koningschap wordt door God van Saul afgescheurd en gegeven aan iemand die 'beter' is dan hij (vs. 28). Dit wordt krachtig onderstreept met een aan Num. 23 : 19 herinnerend profetisch woord dat de onberouwelijkheid Gods betuigt.

Opnieuw erkent Saul schuld, maar onthullend is dat hij in één adem Samuel weer vraagt om met hem terug te keren opdat hij geen gezichtsverlies zal lijden tegenover het volk ('mijn' volk Israël, vs. 30). Nu gaat Samuel wel mee. Terwijl Saul zich voor God neerbuigt, voltrekt Samuel wat Saul had moeten doen: e ban over Agag, die 'voor Gods aangezicht' aan stukken wordt gehakt (vs. 33, cf Lev. 27 : 29).' Daarna vindt de scheiding plaats, die definitief is

(vss. 34-353).'° In één en dezelfde zin is sprake van Sauls dood en van Samuels treuren ('bl) over Saul. Treffender kan het slot niet zijn: Saul is als koning in feite dood. Zulks door het Berouw van God, dat in deze geschiedenis het laatste woord heeft (vs. 35). De weg van YHWH met Saul is op een mislukking uitgelopen.

Toen en thans

De bijbelschrijver vertelt in 1 Sam. 15 een boeiende, haast spannende geschiedenis. Maar onherroepelijk zal de hedendaagse lezer/hoorder aan het einde ervan met verschillende vragen blijven zitten, waaraan de prediker niet voorbij kan gaan. Van minder belang zijn dan vragen die voortkomen uit behoefte aan logica en duidelijkheid. Te denken is bijvoorbeeld aan de vraag naar de samenstelling van Sauls leger (de merkwaardige verhouding tussen 200.000 Israëlieten en 10.000 Judeeërs, terwijl toch Judea aan het gebied van Amalek grenst) of de omvang daarvan (in 1 Sam. 30 trekt David met slechts 400 man op de Amalekieten af en verslaat hen verpletterend); de vraag hoe het mogelijk is dat de Kenieten gewaarschuwd worden en zich afscheiden van de Amalekieten, terwijl de laatsten vervolgens in een reeds tevoren gelegde hinderlaag lopen; de vraag waarom Samuel na een eerste weigering op het tweede verzoek van Saul om met hem terug te keren wel positief reageert, etc.

Bij de preekvoorbereiding moet echter vooral gerekend worden met het feit dat de hoofdzaken van dit bijbelgedeelte bij de moderne mens zo bevreemdend overkomen. Het geschiedverhaal van 1 Sam. 15 bevat op de keper beschouwd alle ingrediënten om door de hedendaagse kerkgangers, en zeker door hen die aan de taal en de boodschap van de Bijbel steeds meer ontwend raken, hartgrondig afgekeurd te worden. Wat dit betreft, zou ik op vier punten kunnen wijzen.

Ten eerste is te bedenken dat 1 Sam. 15 een geschiedenis vertelt, en dat het in het algemeen voor de mens van heden zeker niet zomaar evident is dat wat zich in het verleden afspeelde voor hem in het heden relevant kan zijn. Menigeen die een preek over een bijbelse geschiedenis hoort zal het gevoel bekruipen: Het is een mooi verhaal, op historisch niveau interessant, maar wat gaat dat mij eigenlijk aan? Ten tweede stuit het in principe iedereen tegen de borst, dat in 1 Sam. 15 onverhuld van Godswege het bevel tot genocide wordt gegeven - en grotendeels uitgevoerd. Voeg daarbij het beeld van de oude Samuel die een weerloos mens 'voor Gods aangezicht' in stukken hakt. Hoe is dit alles in vredesnaam te rijmen met het nieuwtestamentische ethos van de liefde? De indrukken van de holocaust onder het regiem van de nazi's of de ethnische zuiveringen in voormalig Joegoslavië liggen te vers in het geheugen om genegeerd te kunnen worden. Ten derde valt de moderne bijbellezer natuurlijk over de vermelding van Gods berouw. Hoe kan

God in wiens handen alle dingen zijn, berouw van iets hebben? Is Hij dan toch feilbaar, zelfs onberekenbaar? Kun je van een God die berouw kan hebben nog wel op aan? Is de God van het Oude Testament wel dezelfde als die van het Nieuwe Testament? Bovendien lijkt dit hoofdstuk een iimerlijke tegenstrijdigheid te bevatten, wanneer enerzijds gezegd wordt dat God berouw heeft (vss. 11, 35) en anderzijds dat Hij geen mens is maar de Onveranderlijke, die geen berouw kent (vs. 29). Wellicht is een vierde obstakel nog het grootst: e verwerping van Saul. Hier tuimelen de vragen over elkaar: aul was toch door God zelf uitverkoren (1 Sam. 9 : 16, 10 : 24), ja door de Geest aangegrepen (1 Sam. 10:6, 10)? Zijn de misstappen van Saul nu echt zo groot dat hij op grond daarvan verworpen moest worden (Saul offert na zeven dagen gewacht te hebben op Samuel die te laat is, terwijl ondertussen het gevaar steeds groter is geworden (1 Sam. 13); Saul spaart op een heel volk één enkele mens (1 Sam. 15))? Ontegenzeggelijk heeft Saul in de beschrijving van de bijbelse auteurs ook heel sympathieke trekken. Waarin is Saul zoveel slechter dan de 'betere' David, gedachtig aan diens escapade met Bathseba en moord op Uria? Met al deze vragen stuiten we op het thema van Verkiezing en verwerping - een van de grootste struikelblokken voor iedere bijbellezer.

Kort samengevat: Elke prediker heeft wanneer hij preekt over 1 Sam. 15 te rekenen met een viertal barrières bij zijn hoorders, die van mening zijn dat

de geschiedenis in dit bijbelverhaal verleden tijd is, ver weg; de strijd tegen Amalek in dit bijbelverhaal wreed is, onmenselijk; de leiding van God in dit bijbelverhaal onbegrijpelijk is, grillig; de figuur van Saul in dit bijbelverhaal te streng behandeld wordt, onrechtvaardig.

Verleden tijd?

De eerste vraag waarvoor ieder die over een tekst uit de historische gedeelten van het Oude Testament wil preken komt te staan, is hoe hij de 'breiten garstigen Graben' (Lessing) tussen toen en thans zal overbruggen. Het is immers waar dat het gaat om een gebeuren in de verleden tijd. Wat gaat ons dat aan? Wanneer generaal gesproken het historisch besef afneemt - periodieke onderzoeken lijken dit treurige feit te bevestigen - zal zeker de op de hier-en-nu gerichte kerkjeugd geneigd zijn 'iets van vroeger' als niet meer dan passé te beschouwen.

Nu heeft de prediker bij voorbaat één ding mee: de aard van de bijbelse geschiedschrijving, die niet zozeer descriptief of sec-informatief is, maar veeleer beeldend, evocatief, didactisch en onderhoudend. Het Oude Testament vertelt de geschiedenis, meer dan deze slechts te beschrijven, en doet dat in een eigensoortige verstrengeling van feit en interpretatie, waarbij de lezer/hoorder als het ware

vanzelf wordt uitgenodigd te participeren in het gebeuren." Het is niet zonder betekenis dat een groot deel van het Oude Testament bestaat uit geschiedverhalen, in een rijke variëteit van genres en stijlsoorten. Van dogmatische exposé's en kale kronieken gaat weinig appèl uit, vergeleken met het rhetorisch effect van narratieve literatuur.'^ Sinds de opkomst van de structuuranalytische en literaire methoden heeft men steeds meer zicht gekregen voor de consistentie en de zeggingskracht van historisch-narratieve teksten." In het onderzoek hebben vooral de boeken Samuel veel aandacht gekregen.'" Zo loont het zeer de moeite om ook in 1 Sam. 15 oog te hebben voor de kleine en fijne trekjes in het bijbelverhaal en bijvoorbeeld de fimctie van sleutelwoorden als 'horen' of'sparen' te traceren ('Leitwortstil'), te letten op leemten en stilten, schijnbare tegenstrijdigheden, narratieve analogieën, etc." De prediking zal pogen recht te doen aan de stijl van de tekst en de contouren van het geschiedverhaal zo weer te geven dat de hoorders er 'in' komen en de sparming meebeleven." Een neutraal-objectieve houding tegenover een grijs verleden is er dan niet meer bij.

Toch raakt dit alles nog niet de kern van de zaak. Immers, de bijbelse geschiedenis kan ons in vertelling nabij komen maar in werkelijkheid nog ver weg blijven. Literair-esthetische fascinatie en theologische relevantie liggen niet zomaar

in eikaars verlengde. De bijbeltekst neemt ons inderdaad mee naar het verleden, naar een stuk concrete geschiedenis van maar liefst dertig eeuwen geleden. De historische achtergrond van 1/2 Samuel is de radicale transformatie die het oude Israël doormaakte in de 11e en 10e eeuw v. Chr. Van een marginaal verbond van stammen, verdeeld en aangevochten, werd Israël een gecentraliseerde staat en een machtsfactor van betekenis in het Nabije Oosten. Deze overgang ging gepaard met ingrijpende sociaal-economische en politieke veranderingen."

Het bijzondere nu is - en dit punt is hermeneutisch en homiletisch van het grootste belang - dat deze geschiedenis ons niet zozeer verhaald wordt vanuit een historische interesse, of vanwege de nuttige historische informatie. Dat kan elke lezer ook goed merken, want de geschiedenis wordt fragmentarisch en lacimeus verteld. Zo wordt de periode van Sauls regering, zijn dappere daden en zijn grote betekenis voor de geschiedenis van Israël met enkele woorden afgedaan, terwijl uitvoerig de gecompliceerde instelling van het koningschap (1 Sam. 8-12) en Sauls falen (1 Sam. 13-15) behandeld worden, compleet met lange dialogen.'* De hele geschiedenis wordt vanuit één specifiek, profetisch, gezichtspunt besproken. Want niet het verloop van de concrete historie in dat verre verleden is het belangrijkste, maar het zicht op het handelen van God daarin. Dwars door Israels geschiedenis heen, ook in het turbulente tijdsbestek van Samuel, Saul en David, speelt een 'heilsgeschiedenis' die door God gestuurd wordt, waarin Hij zijn weg gaat met dit volk en deze wereld. De boeken 1/2 Samuel prediken niet Sauls of Davids grote daden, maar Gods grote daden in de worsteling om de ware theocratie (zie onder). Niet hun koninkrijk, maar de komst van hét Koninkrijk staat centraal. Dit is zo actueel en relevant als maar mogelijk is." Want hierin toont Hij Zichzelf aan ons, zijn bedoelingen, zijn vlammende toom en zijn liefdevolle geduld. Hier leren we God kennen, in de diepte van zijn omgang met zijn volk en in de lengte van zijn eeuwenomsparmende werk. Kortom, ook deze geschiedenis van 1 Sam. 15 is meer dan 'verleden tijd': ua res agitur (cf Rom. 15 : 4 en 2 Tim. 3 : 16v.).

In een preek over 1 Sam. 15 is het daarom zaak niet zozeer te focussen op de acta et facta van de betrokken personages (Samuel en Saul) en hun (on)geloofshouding, maar op het handelen van God in dit alles. Het lijkt mij daarom onjuist, of althans onvoldoende, om de quintessens van deze geschiedenis te zoeken in de dienst aan God uit echte gehoorzaamheid en met heel het hart, uitgaande van vs. llv.^" Dat is zeker een belangrijke lijn, maar de verkondiging reikt verder en wil dieper raken. Dan kan de prediker niet om een doordenking van de 'hot items' van dit hoofdstuk heen.

Ban over Amalek

'Ga nu heen, versla Amalek, slaat al wat hij bezit met de ban en spaar hem niet. Dood man en vrouw, kind en zuigeling, rund en schaap, kameel en ezel' (vs. 3). Een gruwelijke opdracht met een gruwelijk gevolg. Het is wel erg kort door de bocht om de realiteit van deze ban over Amalek weg te verklaren als een literaire fictie, als zou de auteur in 1 Sam. 15 slechts een contra-beeld ten opzichte van David hebben willen construeren: 'Wo David erfolgreich gewesen war (1. Sam. 30), musste Saul gescheitert sein'.^' Er is geen reden om aan te nemen dat Israël de ban niet in de praktijk heeft gebracht.^^

Ook als een en ander geplaatst wordt in de eigen oud-oosterse context (praxis van de 'heilige oorlog'^^), roept het oudtestamentisch getuigenis betreffende de oorlogen die Israël gevoerd heeft ontegenzeglijk steeds weer vragen wakker, die we niet te snel moeten beantwoorden - zo we ze al geheel kurmen beantwoorden. Ontkennen of vergeestelijken brengt op een dood spoor. Van veel belang is het dan om dit gegeven in het juiste kader te interpreteren en te waken voor een morele verontwaardiging die oneigenlijke criteria hanteert. Onder het 'juiste' kader verstaan wij het heilshistorische kader. De oude heilsbedeling kende een specifie-

ke concentratie op Israël, de proeftuin van de wereld.^' Bij dit volk, dat als deel voor het geheel van de wereld stond, was God koning. Niets onreins, niets gebrekkigs, geen leugen, mocht hier bestaan. Het hele leven in Israël stond in zekere zin op scherp, zowel naar binnen toe ('Heilig zult gij zijn, want Ik, de Here, uw God, ben heilig'. Lev. 19 : 2) als naar buiten toe ('Wie u vervloekt zal Ik vervloeken'. Gen. 12:3).

Binnen dit zeer bijzondere heilshistorische kader moeten we dan ook plaatsen wat het Oude Testament verkondigt over de soms zo onbegrijpelijke toom Gods die ontbrandt, over het verdrijven van de Kanaanitische volkeren, over zeer gestrenge straffen, over een uiterst secure wetgeving rondom de vragen rein en onrein, etc. In 1 Sam. 15 gaat het bovendien om een zeer speciaal volk, de 'fascisten' van het oude Midden-Oosten: e Amalekieten, die 'boosdoeners' (vs. 18), waarmee Israël zo z'n ervaringen had (Ex. 17 : 8-16; Deut. 25 : 17-19). In de haat van en het woeden tegen Amalek komt iets boven-historisch uit. De ban over Amalek moet niet vergeestelijkt worden maar wel geestelijk geduid worden. Ter illustratie enkele citaten uit een preek van drs. H. de Jong over 1 Sam. 15:

'De vijandschap van Amalek is een geestelijke geweest. Een haat tegen het volk Gods. Amalek is nauw verwant aan Edom (Genesis 36 : 12, 16). Een rebelse geest tegen Gods verkiezing van Israël is kenmerkend voor Amalek-Edom. En dat niet voor één periode, maar de gehele geschiedenis door (volgt een verwijzing naar Herodes en Haman, HGLP). In de vijandschap van Amalek tegen Israël zat dus iets duivels, het was een vorm van vijandschap tegen het 'vrouwenzaad' (...). Als het ware een nieuwe start makend met Saul, komt de HERE met de opdracht: a heen, versla Amalek. (...) Het was een kans om de zaak des HEREN krachtig te beamen en als zodanig een lagere-schooloefening in gehoorzaamheid en toewijding. Voor deze proef kon om zo te zeggen iedere Israëliet slagen, want inzicht in de verwerpelijkheid van Amalek behoorde tot de elementaire geloofskennis van Israël. (...) Van Saul werd niet verwacht dat hij een blinde haat zou koesteren tegen zo maar blinde heidenen, die hij dan over de kling moest jagen. Nee, wat Saul zeer kwalijk genomen wordt is dat hij consideratie betrachtte met vijanden, die Israël haatten om het meest eigene dat Israël had. Het meest eigene van Israël is, dat God het zou stellen tot een zegen voor de volkeren (wat dan ook in Jezus Christus gebeurd is). En omdat God dit met Israël voorhad, daarom haatte Amalek Israël. En daartegenover wil Saul de tolerante jongen uithangen'.^'

Berouw van God

De strijd tegen Amalek is als een toetssteen, een definitieve proef voor Sauls koningschap - die hij niet doorstaat. De uitkomst is het woord over Gods berouw (vss. Il, 35). Ook de kerkganger die weet heeft van het 'mensvormige' spreken van het Oude Testament over God, aarzelt bij deze teksten. Het lijkt wel alsof de

HERE een grillige God is, emotioneel, heftig, wisselend van gedachten.^' Wat bedoelen de Schriften te zeggen met de notie van het berouw Gods? De interpretatiegeschiedenis laat zowel een onder-als overwaardering van dit theologoumenon zien.

Enerzijds pogen Griekse vertalingen soms de notie van Gods berouw gewoon weg te vertalen en gebruiken dan werkwoorden als 'genadig zijn' of 'toornen' in plaats het 'berouwen' dat in de Hebreeuwse grondtekst staat. De joods-Alexandrijnse geleerde Philo stelde in een geschrift over de onveranderlijkheid van God dat het de grootste goddeloosheid is om te beweren dat God emotionele eigenschappen heeft. Als reeds de wijze filosoof boven de wispelturigheid verheven is, hoeveel te meer is God dat dan; bovendien is de goddelijke kennis volmaakt. Anderzijds stelt een geleerde als H.M. Kuitert^' dat God geheel en al zo is, zoals Hij in zijn openbaring in relatie met de mens treedt. Daar zit niets meer 'achter'. Gods wezen ligt in Gods bondgenootschappelijkheid. Gods zijn is identiek met zijn met-de-mens-samen-zijn. Het bijbelse spreken over Gods berouw moet ons, aldus Kuitert, bevrijden van alle onveranderlijkheidsproblematiek. God kan zelfs van zijn onberouwelijkheid berouw hebben, en zijn laatste woord nog laten volgen door een allerlaatste woord, namelijk het woord van genade. Naar mijn mening wordt hier geen recht gedaan aan het geheel van het schriftgetuigenis, en wordt het bijbelse spreken over Gods berouw in zekere zin overgewaardeerd.

In 1 Sam. 15 wordt de vraag naar de betekenis van het berouw Gods gecompliceerd door het feit dat in vs. 29 ten stelligste ontkend wordt dat God, 'de Onveranderlijke Israels', berouw kan hebben, 'want Hij is geen mens, dat Hij berouw zou hebben'. Met de sparming tussen vss. 11, 35 enerzijds en vs. 29 anderzijds hebben vele exegeten geworsteld. Het is een gangbare literair-kritische oplossing om VS. 29 als een corrigerende glosse terzijde te schuiven.^* Een literairesthetische duiding wil vs. 29 verstaan als een opmerking op vertellers-niveau.^'

Een al oudere gedachte is dat 1 Sam. 15 op dit punt geen contradictie kent, omdat vss. 11, 35 'avGpcüTio Tra GSq en vs. 29 0£O7cp87im< ; spreekt.™ Het is echter vooral van belang te zien dat vs. 29 direct gerelateerd is aan vs. 28, een tekst waarin het unieke verbond met David reeds doorschemert. Hier is een lijn te trekken naar 2 Sam. 7 : 15." We laten opnieuw H. de Jong (s)preken:

'Ook liegt de Onveranderlijke Israels niet, zegt Samuel erbij, en Hij kent geen berouw. Terwijl er ook staat: et berouwde de HERE dat Hij Saul tot koning over Israël had aangesteld. Dat strijdt niet met elkaar, al lijkt dat zo. In al Zijn bewegingen, waarmee de Here zich instelt op ons doen en laten, is Hij toch de Ene, Onveranderlijke. Als de Psalm zegt (18 : 27): egens de reine toont Gij U rein, maar jegens de verkeerde toont Gij U een tegenstander, dan komt dit verschillende gedrag toch uit Zijn ene Heiligheid voort. De Onveranderlijke Israels is hierin onveranderlijk, dat Hij voortdurend heen-

werkt naar de ware Messias van Israël'. Zonder op alle vragen die hier liggen in te gaan, laat staan op te lossen, kunnen we op grond van het oudtestamentische spreken over het berouw van God wel stellen dat dit berouw niet hetzelfde als menselijk berouw is.'^ Er is een zekere overeenkomst, namelijk dat berouw een verandering in handelwijze met zich meebrengt en gepaard kan gaan met hevige emoties. Daarnaast is een groot verschil: ods berouw komt nooit voort uit het besef van tekortkoming, of schuldige onwetendheid. De vertaling 'berouw' in onze bijbelvertalingen moet dan ook als een noodvertaling beschouwd worden. Een groot aantal teksten geeft expliciet aan dat het onjuist is Gods berouw op één lijn met menselijk berouw te stellen (Num. 23 : 19; 1 Sam. 15 : 29; Hos. 11 : 8v.; Heb. 6:18; Titus 1 : 2 en Jac. 1:17). De twee 'reeksen' van Gods berouw en van Gods onberouwelijkheid zijn niet tegenstrijdig, maar vullen elkaar aan. De reeks over Gods berouw geeft aan, dat de HERE de levende God is die reageert op de mens, en geen statische abstractie; de reeks over Gods onberouwelijkheid geeft aan, dat dit berouw Gods geen willekeur inhoudt en dat in alles Gods heilsplan onverminderd voortgaat."

Tragiek?

Het gevolg van Gods berouw is dat Saul verworpen wordt, waardoor zijn verkiezing tot koning over Israël ongedaan wordt gemaakt. Niet alleen de huidige bijbellezer heeft het hier moeilijk mee, ook met Samuel zelf was dit het geval (1 Sam. 15 : 11, 35; 1 Sam. 16 : 1). Over Sauls lot blijft iets van een schemer hangen. Waarom ging God, voordat Hij in David het koningschap over Israël vaste grond onder de voeten gaf, eerst deze donkere weg met Saul? Waarom wordt Sauls gebed om vergeving (vs. 25) niet verhoord, en dat van David (2 Sam. 12:13) wel? Was Sauls zonde dan zo onoverkomelijk?

In recente tijd heeft de discussie over de gestalte van koning Saul zich toegespitst op de dimensie van het 'tragische'. Het verst gaat D.M. Guirn in zijn studie The Fate of King Saul. An Interpretation of a Biblical Story (JSOTS 14), Sheffield 1980.'" Hij ziet parallellen met Sophocles' Koning Oedipus en Shakespeare's Macbeth (biz. 75, 119). Sauls ondergang is niet alleen schuld, maar ook lot. Er is een grote 'imbalance' tussen Sauls zonde en zijn straf (blz. 44). Bij voorbaat was al duidelijk dat Sauls heerschappij onder een kwaad gesternte stond. Wat deze tragische held ook doet, het keert zich tegen hem. Alles wat hij tegen David onderneemt is in diens voordeel en in zijn nadeel. Saul moet een 'unequal match' spelen tegen David, omdat God voor David 'voorzienigheid' en voor Saul 'fatimi' is (blz. 116). Het beeld van God wordt hier wel erg donker." Het is zeer de vraag of deze auteur het thema van verkiezing en verwerping in 1 Samuel juist interpreteert.

Verkiezing en verwerping

Het verhaal van Sauls verwerping is ingebed in een lange geschiedenis met een hoopvol begin en een triest einde. Bij de interpretatie van episoden van of momenten in deze geschiedenis moet steeds de bijbels-theologische dynamiek en de teneur van het geheel in het oog worden gehouden. Wanneer na de val van Jeruzalem, de verwoesting van de tempel en de wegvoering in de babylonische ballingschap (597, 586, 582 v.Chr.) Judeese geschiedschrijvers zich voor de vraag gesteld zien hoe het zover heeft kunnen komen, richten zij de profetische schijnwerper op het verleden en doorlichten de voorbije eeuwen tot op de kern: het verkiezend handelen van God en het schuldig falen van de mens. Bij hun werk hadden zij oude en betrouwbare bronnen ter beschikking, waaronder de stof van de boeken Samuel. In het zgn. deuteronomistische geschiedwerk (Deut. - 2 Kon.) trekken zij de lijnen na van zegen en vloek, verkiezing en verwerping.

In het verlengde van zijn verbond met de aartsvaders had God Israël verkoren tot zijn eigen volk (Deut. 7 : 6, 32 : 8w.). Het boek Jozua vertelt hoe God zijn volk een plaats om te wonen geeft, door Hem uitgekozen (1 : 2), waarbij het direct duidelijk wordt dat voor Israël muren zullen vallen als het naar de HERE luistert (Jericho en de zegen), maar dat Israël ten onder zal gaan als het niet naar Hem luistert (Ai en de vloek). Het boek Richteren verhaalt van de repeterende breuk tussen Israël en de here. God heerst over zijn volk (Ri. 8 : 23), maar steeds weer rebelleert het tegen Hem. Eigenmachtig koningschap is gedoemd te mislukken (Abimelech, Ri. 9). Het refrein aan het slot van het boek 'In die dagen was er geen koning in Israël' grijpt dan ook vooruit naar wat komen zou: e tijd dat God niet meer via incidentele Geest-gedreven richters, maar via gezalfden op wie de Geest rust, zijn volk zou regeren." De wording, instelling en bevestiging van het ware theocratische koningschap in Israël - daarover gaat het in 1/2 Samuel."

Vanaf het begin is dan het thema van verwerping en verkiezing, vernedering en verhoging bepalend, zoals blijkt uit Hanna's lied dat de soevereiniteit bezingt van God die de hoorn van zijn gezalfde verhoogt (1 Sam. 2 : 1-10). In de boeken Samuel zien we dat zowel priesterschap als koningschap, tempel als troon, vastlopen en slechts voort kimnen doordat God zelf het genade-initiatief neemt en behoudt. Opvallend is de parallellie tussen het oordeel over Eli (1 Sam. 2 : 35) en het oordeel over Saul (1 Sam. 13 : 13v., 15:28v., cf. 2 Sam. 7 : 13-16).

Aan de wortel van het messiaanse koningschap ligt de zondige (1 Sam. 12 : 19) wil van Israël om een eigen koning 'als de volken' te hebben (1 Sam. 8 : 5).

Dit impliceert een los-van-God beweging: Niet u hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn' (1 Sam. 8 : 7). Toch gaat God in op de wens van het volk. Hij gaat zelfs als het ware een mijl daarin mee - een koning zal het volk krijgen, maar dat zal er dan wel één moeten zijn die God volgt, naar Hem luistert en ruim baan maakt voor Gods koningschap (1 Sam. 12 : 14).'* Kerntekst is 1 Sam. 12 : 25: Maar indien gij toch kwaad doet, zult gij zowel als uw koning weggevaagd worden'. Dit geldt voor Saul tot en met Zedekia.

Saul is in kortzichtigheid door het volk begeerd en in goedheid door God geschonken - zo is hij werkelijk de door God verkorene. Tegelijk belichaamt hij ook de zondige wil van Israël en de hang niet naar God te luisteren; als dit steeds duidelijker wordt, wordt hij verworpen." Typerend is dat bij David geen sprake is van approbatie en zalving door het volk.'^ Saul is ten diepste de vorst van het volk, David de vorst van Godswege. Waar Saul in 1 Sam. 13-15 faalt, gaat het dan ook niet om kleine vergrijpen. In wat hij doet, wordt steeds duidelijker dat hij in wezen niet de weg volgt die God voorheeft met de messiaanse koning. In plaats van Israël te brengen tot het luisteren naar God, blijkt dat Saul steeds meer gaat luisteren naar het volk. De bijbelschrijver geeft in 1 Sam. 15 allerlei signalen in deze richting af' Sauls verwerping door God (1 Sam. 15 : 23) hangt inhoudelijk en formeel nauw samen met Israels verwerping van God (1 Sam. 8 : 7). In de verwerping van Saul verwerpt God de zondige vrijheidsdrang van Israël.

De 'betere'messias

Kernvraag bij de geschiedenissen rondom Saul is die naar de ware messias. Enkele fragmenten uit de preek van H. de Jong:

'Is de Christus uit God of is Hij uit de mensen? Is Hij het glanspunt van onze mogelijkheden of is Hij door God gegeven nadat gebleken was, dat onze mogelijkheden gefaald hebben? Het gaat ook in dit hoofdstuk, 1 Samuel 15, over Saul, de door God gezalfde koning, die ik in deze serie een keer getypeerd heb als 'de man die alles mee had'. Van deze messias uit de mensen, die alles mee had, wordt ons nu verteld, dat hij toch onze Messias, onze Verlosser niet kan zijn. Wel eens nagedacht over dat eigenaardige, dat de schijnwerper van de Schrift de figuur van Saul zo lang vasthoudt? Tot het einde toe? De Here God wil ons met hem als voorbeeld volstrekt duidelijk maken, dat het messiaanse geen menselijke kwalitieit is, niet samenvalt met het beste van de mens, maar dat integendeel dat beste van de mens, wanneer het met de messiaanse opdracht belast wordt, bezwijkt. (...) Als Saul geslaagd was, de proef doorstaan had, dan was het messiaanse gevonden, dan zou hier de geschiedenis van Israël eindigen, dan kon Israels apartheid worden opgeheven en kon Israels geschiedenis uitmonden in de brede mensheidsgeschiedenis, waarin we dan op zoek zouden moeten gaan naar de humaniteit a la Saul om verlost te worden. (...) Maar aan de geschiedenis van Saul wordt duidelijk, dat God een veel langere weg nodig heeft om bij Zijn Christus te komen. Hij heeft de omweg van het huis van David nodig (...) Want de Christus ligt niet in het verlengde van Sauls humaniteit. De man die alles mee had zien we verworden tot een anti-messias, een antichrist, zoals alle humaniteit, die buiten het koninkrijk Gods wil blijven, bij de antichrist terecht komt. (...) Wat wij nodig hebben is niet een man die alles mee heeft. Want die kan omslaan in zijn tegendeel. Wij behoeven een gezalfde, die gekeimierkt is door de gehoorzaamheid. De Messias van Psalm 40, in wiens binnenste de wet van God is.'

Saul wordt verworpen, zijn plaats zal worden ingenomen door een die 'beter' is dan hij (vs. 28). Het 'betere' van David moet niet gezocht worden op het morele niveau. Wel krijgen wij uit het Oude Testament de indruk dat Davids omgang met God beslist meer door nederigheid en gehoorzaamheid gekenmerkt werd dan bij Saul het geval was. Nooit heeft Saul zoals David voor God op de grond gelegen (vgl. 1 Sam. 28 : 20 met 2 Sam. 12 : 16). In te stemmen is met V.P. Long: The distinction between Saul and David, between a rejected king and an accepted one, is not that one is an sinner and the other is not, for both are sinners. Rather, the distinction lies in the very different attitudes to faith and repentance displayed by the two and, at a deeper level still, in the sovereign election of the one, the 'man of God's own choosing' (1 Sam. 13 : 14), over the other'.""

Saul is de koning 'van onderen', David de koning 'van boven'. De verkiezing van de eerste kan God berouwen (vss. 11, 35), de verkiezing van de tweede nooit (vs. 29). In dit alles wordt de menselijke verantwoordelijkheid op geen enkele wijze aangetast. Het zou een ontoelaatbare rationalisering zijn te stellen dat Sauls verwerping bij voorbaat in Gods handelen met zijn volk was opgenomen - dit zou niet alleen botsen met Samuels woorden in 1 Sam. 13 : 13, maar ook de ernst van

het berouw Gods uithollen. Saul had zich kunnen voegen naar de woorden Gods, maar hij heeft niet gewild."'

Wie over 1 Sam. 15 preekt zal zich niet moeten verstrikken in de vragen rondom praedestinatio en reprobatio, maar de lijn trekken van Saul via de 'betere' David naar de 'meerdere' David, Jezus Christus, die de volkomen gehoorzaamheid kende door Zichzelf ten offer te brengen en zo de strijd tegen de Boze ten einde toe streed. In zekere zin biedt dit hoofdstuk een 'Geschichte des Scheitems', waarin zowel de verwerping van Saul als de verkiezing van David duidelijk maken dat de mens het niet redt, maar dat God hem wil en zal redden." Dit heeft vele consequenties voor het dagelijks leven van de gelovigen."'


1 Zo ontbreekt 1 Sam. 15 in de registers van bekende series als Calwer Predigthilfen (H. Breit/C. Westermann) of Herr tue meine Lippen auf (G. Eichholz), en ook in de christelijke gereformeerde reeks Uit de Levensbron (zie W.H. Velema, Wegen en wensen. Enige homiletische reflecties n.a.v. het lezen van 60 jaargangen prelcen in de serie 'Uit de Levensbron' (Apeldoomse Studies 27, Kampen 1993).

2 Eén voor allen: H. Donner, Die Verwerfung des Königs Saul, Wiesbaden 1983, 20: 'Dieses Kapitel ist ausserordentlich schwer zu beurteilen. Es ist voller Zumutungen und Ungereimtheiten; sein Zusammenhang mit anderen Stücken der Saul-Überlieferung ist unklar. Es ist anscheinend von ganz unterschiedlichen Texten des Alten Testaments abhangig (...). Vor allem bat es keine eindeutige Pragung (...)'. Met anderen is Donner van mening dat de veldslag tegen de Amalekieten een historische fictie is (blz. 26). Een uitstekende samenvatting van het onderzoek tot nu toe vindt men bij W. Dietrich/Th. Naumann, Die Samuelbücher (Ertrage der Forschung 287), Darmstadt 1995, 36-55 (met veel literatuur).

3 Zie naast het standaardwerk van J.P. Fokkelman, The Crossing Fates. Narrative Art and Poetry in the Books of Samuel. Volume II, Assen/Maastricht/Dover 1986 ook de literatuur genoemd bij L. Ryken/T. Longmem III, A Complete Literary Guide to the Bible, Grand Rapids 1993, 165-181.

4 Enkele aanbevolen commentaren: W. Brueggemann, 1 and 2 Samuel (Interpretation), Louisville 1990; R.P. Gordon, / and 2 Samuel A Commentary, Exeter 1986; C.J. GosUnga, Het eerste boek Samuel (COT), Kampen 1968; R.W. Klein, / Samuel (WBC), Waco 1983; P.K. McCarter, 1 Samuel (AB), New York 1980; H.J. Stoebe, Das erste Buch Samuelis (KAT), Gütersloh 1973.

5 Cf J.P. Fokkelman, a.w., 1 lOv.

6 Curieus is de historische notitie in vs. 6 over de Kenieten, die gelegenheid ontvangen zich uit het midden van Amalek te verwijderen (zie hierover A. Caquot en Ph. de Robert, Les Livres de Samuel (CAT), Geneve 1994, 176).

7 Al te psychologiserend is de uitleg van J.P. Fokkelman, a.w., 93 ('By allowing and expressing this feeling he prevents himself from becoming emotionally blocked, and remains mobile. As a result he then comes into contact with deeper layers within him.). Cf. J.G. Baldwin, 1 and! Samuel (TOTC), 114v.

8 Beter dan speculatieve theorieën (twee bronnen of een duplicaat? ) is het zicht op de voortgang van de geschiedenis tussen 1 Sam. 13 en 1 Sam. 15. Het eerste caput laat 'das Wetterleuchten' zien, het laatste 'das Gewitter' (H.W. Hertzberg, Die Bücher Samuel (ATD), 98). In h. 13 is de ongehoorzaamheid 'the stone on which Saul stumbled', in h. 15 'the rock that crushes him' (R.P. Gordon, a.w., 142).

9 Gaat Agag in vs. 32 welgemoed, in hope, of gelaten, in vreze, naar Samuel toe? Cf F. Stolz, Das erste und zweite Buck Samuel (ZB), 104v. en H.P. Smith, The Books of 5aim«e/(lCC), 141v.

10 Hiermee is 1 Sam. 19 : 24 niet in strijd, zo terecht R.P. Gordon, a.w., 147.

11 'What can with confidence be said is that the books of Samuel are the product of highly developed literary art, purposively selective, often restrained, sometimes repetitive, sometimes silent, but by whatever means intending to engage the reader in an active relationship with the text', aldus J.C. Baldwin, a.w., 16.

12 Cf. D. Patrick/A. Scult, Rhetoric and Biblical Interpretation (JSOTS 82), Sheffield 1990, 36e.v.

13 Voor literatuur zie mijn 'Ontwikkelingen in de bijbelse hermeneutiek', ThRe XL (1997), 79e.v.

14 V.P. Long, 'First and Second Samuel', in L. Ryken/T. Longman III, a.w., 165 e.v., noemt drie literaire kenmerken van de boeken Samuel: 'Scenic, succinct, subtle - is it any wonder that the Samuel narratives figure prominently in recent treatises on the poetics (...) of biblical narrative? '

15 Voor de hermeneutiek van de narratieve literatuur cf V.P. Long, 'The Art of Biblical History', in: M. Silva (ed.), Foundations of Contemporary Interpretation (Six Volumes in One), Grand Rapids 1996, 281-429; G.R. Osbome, The Hermeneutical Spiral A Comprehensive Introduction to Biblical Interpretation, Downers Grove 1991, 153-173; J. Fokkelman, Vertelkunst in de bijbel. Een handleiding bij literair lezen, Zoetermeer 1995 en W.W. Klein/C.L. Blomberg/R.L. Hubbard, Introduction to Biblical Interpretation, Dallas 1993, 261 e.v.

16 Cf K.A. Mathews, 'Preaching Historical Narrative', in: G.L. Klein (ed.). Reclaiming the Prophetic Mantle. Preaching the Old Testament Faithfully, Nashville 1992, 19-50 en F.N. Lion-Cachet, 'Die prediking oor die historiese stof van die Ou Testament', In die Skriflig 23 (1989), 20-34.

17 'The moves from amorphous social order to centralized power, from barbaric social practice to oppressive social relations, and from unstabe order to monopolistic order are an astonishing set of moves' (W. Brueggemann, aw., 1). Cf. F. Stolz, a.w., 12-16 en J.H. Hayes/J.M. Miller, Israelite andJudaean History, London 1977, 308-380.

18 Vgl. de wijze waarop Sauls einde in 1 Kron. 10 beschreven wordt.

19 'Niet met een stel verhandelingen, redeneeringen, definities en formules wil God zijn volk onderwijzen. Neen, Hij doet dat door de tintelende, levende beschrijving van wat Hij zelf in vroeger eeuw was, deed en gaf: daamit zullen zijn kinderen weten wat Hij nu is, doet en geeft!' (C. Veenhof, Predik het Woord, Goes z.j., 16).

20 Zo W.H. Velema, Praktische bijbelstudies, Kampen 1981, 24.

21 H. Donner, a.w., 250.

22 De ban werd ook buiten Israël gepraktiseerd, getuige de Mesa-stèle die vermeldt dat de Moabitische koning Mesa voor god Astar-KemoS de ban legde op de Israëlitische stad Nebo; cf. C.H.W. Brekelmans, DeHerem in het Oude Testament, Nijmegen 1959. Over Israels oorlogspraktijken zie P.C. Craigie, The Problem of War in the Old Testament, Grand Rapids 1978; C. Lind, Yahweh is a Warrior. The Theology of Warfare in Ancie Israel, Scottdale 1980; S.-M. Kang, Divine War in the Old Testament and in the Ancient Near East (BZAW 177), Berlin/New York 1989 en S. Niditch, War in the Hebrew Bible. A Study in the Ethics of Violence, New York/Oxford 1993.

23 Over het onderscheid tussen de 'heilige oorlog' en de 'ban', en de toepasbaarheid van de oorlogswetgeving van Deut. 20 zie U. Berges, Die Verwerfung Sauls. Eine thematische Untersuchung (FzB 61), Würzburg 1989, 178v.

24 H. Berkhof, Christelijk geloof. Een inleiding tot de geloofsleer, Nijkerk 1990, 243v.

25 H. de Jong, De twee messiassen. 31 preken over het boek 1 Samuel, Kampen 1978, 108-116.

26 Cf A. van de Beek, Waarom? Over lijden, schulden God. Nijkerk 1984, 252-266.

27 Zie zijn De mensvormigheid Gods. Een dogmatisch-hermeneutische studie over de anthropomorfismen van de Heilige Schrift, Kampen 1962.

28 Zie bijv. P.K. McCarter, a.w., 268 en R.W. Klein, a.w., 154.

29 J.P. Fokkehnan, Crossing Fates, 106. In zijn recente Vertelkunst drukt Fokkelman zich t.a.v. VS. 29 nogal kras uit: 'En wat Samuel betreft: die sprak woorden van onveranderlijkheid omdat dat een handige, theologisch gewichtig lijkende manier voor hem is om onder de zware druk van een indringend smekende Saul uit te komen... We moeten zijn woorden dus begrijpen als een uiting die past in het moment, in een unieke en netelige situatie, en hoeven ze geen principiële reikwijdte toe te kennen. Samuel is niet de laatste geestelijke die zijn gehoor overrompelt en afpoeiert met vrome clichés'.

30 C.J. Goslinga, a.w., 306v. en H.J. Stoebe, a.w., 295.

31 Cf J. Jeremias, Die Reue Gottes. Aspekte alttestamentlicher Gottesvorslellung, Neukirchen-Vluyn 1975, 33v. en T.E. Fretheim, 'Divine Foreknowledge, Divine Constancy and the Rejection of Saul's Kingship', CBQ 47 (1985), 595-602.

32 Zie over dit thema het hoofdstuk over Gods berouw in mijn Wie is als Gij? 'Schaduwzijden' aan de Godsopenbaring van het Oude Testament, Zoetermeer 1996, 64-81.

33 Men zou met een enigszins gebrekkige vergelijking kunnen denken aan twee termen uit de krijgskunst: strategie en taktiek. De strategie is het totaal-plan, compleet van de fase van de gereedstelling tot en met de omschrijving van de krijgsdoelen. De taktiek omvat het geheel van krijgsverrichtingen die erop gericht zijn de strategie te kunnen realiseren. Tijdens de strijd kan de taktiek vele malen wisselen, terwijl een goed krijgsheer toch vasthoudt aan zijn strategie. Zo zou men de oudtestamentische notie van

het berouw van God min of meer kunnen beschouwen: het zijn handelingen op het vlak van de taktiek (God heeft berouw), terwijl het grote strategische plan niet aangetast wordt (God kan geen berouw hebben). Zie verder J. Jeremias, a.w., 27 e.v.; C.J. Goslinga, 'Is er werkelijk berouw bij God? ', G7T65 (1965), 145-154 en A. Vos, 'Altijd bij de tijd. Over de onveranderlijkheid van God', in: G. van den Brink en M. Sarot (red.), Hoe is uw Naam. Opstellen over de eigenschappen van God, Kampen 1995, 55-74.

34 Andere studies in deze lijn: E.M. Good, Irony in the Old Testament, Philadelphia 1965; W.L. Humphreys, 'The Tragedy of King Saul. A Study of the Structure of 1 Samuel 9-31', JSOT6 (1978), 18-27; id., 'From Tragic Hero to Villain. A Smdy of the Figure of Saul and the Development of 1 Samuel', JSOT 22 (1982), 95-117 en J.Ch. Exum, Tragedy and Biblical Narrative. Arrows of the Almighty, Cambridge 1992.

35 T.E. Fretheim, a.art., 599, vraagt snedig 'whether that is actually an aspect of the God revealed in the text, or whether scholars have more personal theological problems with the way in which the God of the text speaks and acts'.

36 'Het directe Godsrijk, dat bij de intocht en in Richteren bedoeld was, neemt de gestalte aan van het messiaanse rijk', zo Th. Frederikse in C.W. Möimich/F.J. Pop, Wegen der prediking, Amsterdam 1959, 88. Zie ook C.J. Goslinga, a.w., 8v.

37 Cf C.J. Goslinga, De boeken Samuel (KV), 9 e.v.

38 Cf de mooie passage bij H.W. Hertzberg, a.w., 106 (slot).

39 Cf K. Barth, Kirchliche Dogmatik U/2 1959^ 404-434.

40 Sprekend zijn de formuleringen in 1 Sam. 8 : 18, 12 : 13. Cf ook Hos. 13 : 11.

41 Te denken is aan het woordspel met sm'^ 'luisteren', het feit dat Saul eerst een gedenkteken voor zichzelf heeft opgericht (vs. 12), zonder te luisteren naar de profeet direct het woord tot Samuel richt (vs. 13), het feit dat hij het over 'uw' God heeft (vss. 15, 21), zijn schijnbare onbegrip (vs. 20), zijn zich verschuilen achter het volk (vss. 15, 21), zijn snelle schuldbelijdenis gevolgd door een zand-erover-manoeuvre (vss. 25, 30), etc. Saul heeft niet naar de HERE geluisterd en Hem gevreesd (vs. 19), maar hij heeft het volk gevreesd en naar hen geluisterd (vs. 24). Hiermee heeft hij getoond het messiaanse koningschap onwaardig te zijn.

42 V.P. Long, a.art., 170.

43 Opmerkelijk is het verschil met Eli, die net als Sau] onwaardig bevonden en verworpen wordt: Unlike Eli, however, Saul does not respond with 'He is the Lord, let him do what is right in his own eyes' (3 : 18), but drives himself crazy (literally? ) trying to maintain his grasp on a throne no longer rightfully his' (V.P. Long, a.art., 179).

44 Ten aanzien van het 'praedestinatiaans' accent van 1 Sam. 15 stelt Th. Frederikse, a.art., 92, terecht: 'Bij de prediking over deze stof, zal men mijns inziens dit praedestinatiaans accent niet zomaar op elke kerkganger mogen toepassen, als ware ieder onzer nu ook op die wijze een uitverkorene en nog minder mag men de tegenstelling Saul-David hanteren als een principe om scheiding te maken tussen verworpenen en uitverkorenen. De uitverkiezing van de messiaanse figuren is immers ambtelijk. Zij worden uitgekozen om een bepaalde rol in de heilshistorie te vervullen en het gaat niet over hun persoonlijke zaligheid'.

45 'Het wil mij nu voorkomen, dat wij het in de prediking op een of andere wijze moeten uitwerken, dat door en in "de uitverkorene" ook ons leven in zijn concrete daden, beslissingen en situaties iets krijgt van de diepte en spanning, die wij in de messiaanse figuren der eerste Israëlitische koningen zien gerealiseerd. Juist omdat de kerkganger bij Christus behoort, moet hij toezien, of zijn leven ook werkelijk "uit het geloof' geleefd wordt en of het geloof zijn concrete daden en beslissingen kleurt' (Th. Frederikse, a.art., 92v.).

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

Theologia Reformata | 353 Pagina's

DE AFGESCHEURDE SLIP

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

Theologia Reformata | 353 Pagina's