Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bernard Cottret over Calvijn1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bernard Cottret over Calvijn1

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

N.a.v. Bernard Cottret, Calvijn. Biografie, vertaald door Kornelis Boersma, Kok, Kampen 2005, 425 p., prijs € 39,90 (ISBN 9043507377).

In ons taalgebied was tot nog toe de biografie van Calvijn van de hand van onze landgenoot W.F. Dankbaar2 het meest aan te bevelen. Van de nog altijd eveneens aanbevelenswaardige breder opgezette studie over het leven en werk van Calvijn van de Straatsburgse geleerde François Wendel3 kwam nimmer een Nederlandse editie. Helaas, omdat het Frans niet meer goed wordt onderwezen en daarmee een belangrijk wetenschappelijk en cultureel gebied voor onze jongeren gesloten blijft. Het boek van Alister McGrath berust niet op eigen bronnenonderzoek en had geen vertaling verdiend. Met het Calvijn-onderzoek is het in ons land merkwaardig gegaan. Na de oprichting van de VU in 1880 kwam er een nieuwe interesse in Calvijn-studie op gang dankzij H. Bavinck en A. Kuyper, ook in hervormde kring. Daarna verdween echter in Nederland goeddeels de interesse voor de reformatie en werd aandacht verlegd naar andere gebieden, o.a. de nadere reformatie, hetgeen mij destijds toen ik voor het voetlicht trad met ‘Calvijn en de doperse radikalen’ (1973) tot de stelling bracht, dat de bestudering van de nadere reformatie zonder grondige kennis van de reformatie af te raden is, een stelling die ik nog altijd volledig voor mijn rekening neem. Dit geldt van het hele terrein van het gereformeerde piëtisme en de gereformeerde scholastiek. Het is immers tekenend voor deze ‘eenzijdige’ aandacht voor de 17e – 18e eeuw, dat men naadloos aansluitingen en verbindingen ontdekt met de middeleeuwse scholastiek, mystiek en devotie, en daarbij over de eeuw van de reformatie heenspringt en zelfs tot volstrekt onjuiste beoordelingen van de reformatie komt. Een boek als van de historicus Cottret is een directe hulp om te zien wat er hier aan de hand is.
Zo is het volstrekt onjuist dat de nadere reformatie een verdieping zou hebben aangebracht. Het is juist omgekeerd. Het uiteenvallen van wat de reformatoren c.q. Calvijn bijeenhielden resulteert in een vereenzijdiging. Door de barokke descriptiviteit van momenten van devotie en analyse van vrome gevoelens treedt onmiskenbaar een veruitwendiging van het innerlijke op. Zoals zovaak het tegendeel van wat men bedoelt. Men denke slechts aan de kenmerken en sjibbolets, waardoor bijvoorbeeld momenteel de z.g. ‘reformatorische zuil’ wordt onderscheiden en bijeengehouden. Daarin is inderdaad ongetwijfeld een parallel met de ontwikkelingen in de middeleeuwen en in de natijd van de reformatie. De reformatie zelf is voor een groot deel een protest tegen de veruitwendiging en ontaarding van de ware vroomheid onder het pausdom. Cottret geeft vele krasse voorbeelden van de verworden roomse middeleeuwse vroomheid en ontstellende verhalen van de vele superstities, processies en boetedoeningen van het pausdom, waaraan de prelaten en zelfs de vorsten met grote plechtigheid meededen. Calvijn, die van zichzelf erkent dat hij zo hardnekkig toegewijd (obstinément adonné) was aan de bijgelovigheden van het pausdom, heeft niet voor niets in zijn Institutie het woord ‘devotio’ (= vroomheid) vervangen door ‘pietas’ (= godsvrucht). Calvijn heeft met die puur veruitwendigde vroomheid in zijn preken en in traktaten behoorlijk de draak gestoken. Marnix van St. Aldegonde met zijn beroemde “Bijenkorf” heeft niet voor niets in Genève gestudeerd. De reformatoren brachten niet alleen een hervorming van de leer tot stand maar tegelijk een vernieuwing van het hele kerkelijke en religieuze leven. Vanuit het hart greep de reformatie diep in het leven in. Voor Calvijn is het gehele christelijke leven een voortdurende oefening in de godsvrucht (tota christianorum vita quaedam pietatis meditatio esse debet)4. Meditatio kan men niet vertalen met: vrome overdenking: het is oefening5. Ik wil maar zeggen: alleen door grondige kennis van de reformatie zelf komt men tot het rechte inzicht in de werkelijke verhoudingen en latere ontwikkelingen.
Internationaal gezien lopen wij ver achter in het reformatie-onderzoek. In de periode die ik uit eigen ervaring kan overzien, zijn op vele plaatsen in de wereld instituten voor het reformatie-onderzoek ingericht en uitgebreid, maar niet in ons land. Het is verheugend dat er een kentering is gekomen. De VU heeft de nieuwe uitgave van de correspondentie van Calvijn onder haar hoede genomen. Dit jaar is een eerste deel verschenen6. Het is zeer te hopen, dat de pogingen om in Apeldoorn een instituut in te richten, zullen slagen. De bestudering van Calvijn is op alle continenten enorm toegenomen. De aandacht van de onderzoekers heeft zich voornamelijk beperkt tot het werk, het denken van Calvijn. Zo is in de laatste decennia een haast onoverzienbare rij grotere en kleinere studies over Calvijn verschenen. Ook van rooms-katholieke zijde is er een grote participatie aan dit onderzoek.
Men kan slechts het initiatief loven van de bekwame Franse historicus Bernard Cottret om met een geheel nieuwe biografie van Calvijn te komen. Deze auteur had zich reeds een goede naam verworven, o.a. met een boek over Oliver Cromwell waarmee hij een prijs won. Cottret staat in de traditie van grote Franse historici zoals Lucien Febvre en Jean Delumeau. Cottret is een man van grote lijnen - hij heeft niet de typische liefde voor een detail waarmee W.J. Kooiman zo doeltreffend over Luther wist te schrijven - maar het treft ons op welk een faire wijze hij Calvijn zijn centrale plaats geeft in de Franse wetenschap en cultuur van de 16e eeuw. Dat werd trouwens wel tijd ook. In de beroemde Bibliothèque de la Pléiade verscheen nog nooit één van de werken van deze grote zoon van Frankrijk. Wel verscheen hierin een eerste deel “Oeuvres” van Luther dank zij de Straatsburger Marc Lienhard (1999) en het is een heel bijzondere ervaring Luther in het Frans te lezen. De vooraanstaande Franse Calvijnkenner Olivier Millet is thans bezig met de voorbereiding van een Calvijndeel in deze beroemde serie.
Het boek van Cottret bestaat uit drie delen. Na een inleiding zijn er drie delen. I. De jeugd van een reformator (1509-1536); II. Organiseren en weerstand bieden (1536-1564); III. Geloven, waarna een Besluit volgt. Tenslotte is er een aantal appendices: Calvijns jeugd; Het universitaire systeem in Frankrijk; De kleine Raad van Geneve; Chronologie van de vestiging van het calvinisme in Frankrijk; Chronologie van de koninklijke onderdrukking; Decreten van de Sorbonne; Verdeling van de preken over de jaren (overgenomen uit de studie van Richard Stauffer over de prediking7, gepubliceerd in 1978; deze is niet helemaal meer up to date en behoeft aanvulling van de nieuwere uitgaven).
Het eerste deel is ongetwijfeld het beste uit de verf gekomen. Dit kan vanzelfsprekend een Franse historicus beter dan wie ook. Cottrets’s biografie bevat tal van passages, die als het ware van terzijde de levens-en werkomstandigheden van Calvijn belichten en tot een beter verstaan bijdragen. Voor elke periode van het leven van Calvijn komt de historische, religieuze en culturele context breed aan de orde: de strijd van de ideëen; de voortdurende conflicten – een ware plaag voor Calvijn - zijn op een eerlijke wijze beschreven. De gegevens voorzover bekend van Calvijns jeugd, familie en studententijd zijn zorgvuldig bijeengebracht in hun context. Het Franse humanisme komt beter uit de verf dan de ‘evangelische beweging’. Dit alles maakt zijn boek zeer de moeite waard. De weergave van Calvijns bekering roept vragen op. Ik hoop daar nog elders in een aparte publicatie op terug te komen. De eerste jaren in Genève en in Straatsburg worden vrij summier weergeven, meer aandacht is er voor Calvijns terugkeer en de politieke omstandigheden in Genève.

Deze biografie is geen hagiografie. Wel is Cottret in staat om een enorme opruiming te houden van een groot aantal misverstanden, clichés en karikaturen, waarin Calvijn wordt uitgemaakt voor de tiran van Genève, een ‘hardliner’, een rigide mens, kortom een fundamenteel onaantrekkelijk persoon.
Door deze aandacht voor de culturele en religieuze contextualiteit komt heel duidelijk naar voren hoezeer Calvijn erop uit is om niet alleen de leer van de kerk te hervormen (de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze op grond van de Romeinenbrief tegenover de verdienstelijkheid van de goede werken), maar evenzeer het godsdienstige leven (vooral op grond van het verstaan van de brief aan de Hebreeën werd de mis vervangen door het avondmaal). Cottret zegt in navolging van Lucien Febvre dat in de Duitse reformatie die met Luther begon vooral de Romeinenbrief de hoofdrol speelde en dat in de Franse reformatie vooral de afwijzing van de mis en de Hebreënbrief de doorslag gaf. Op zich een interessante these, maar voor Luther evenals voor Calvijn zijn beide brieven van groot belang geweest. En inhoudelijk theologisch gezien is er een direct verband tussen het unieke offer van Christus dat eenmaal aan het kruis gebracht is en de rechtvaardiging van de goddeloze uit genade alleen. Maar dit verband vraagt om een dieper theologisch inzicht dat men niet verkrijgt wanneer men slechts historische fenomena waarneemt.
Lof dus voor de historicus. Maar daarmee zijn wij er niet. Hebben theologen maar al te vaak de neiging de historische context te verwaarlozen, historici kunnen niet volstaan met enkele theologische fenomena of doctrines te beschrijven. Zo komt immers het specifieke van Calvijns theologie niet tot zijn recht. Daarom dient men naast deze biografie het uitnemende werk van W. van ’t Spijker8, dat door Heiko Oberman een ‘miraculum’ werd genoemd, ter hand te nemen.
Het is de vraag of Cottret Calvijn recht doet inzake de predestinatie. Ook al kan men vragen stellen bij Calvijns predestinatieleer in de wel logische maar niet theo-logische parallelliteit van verkiezing en verwerping en of hij hier niet de grenzen van de Schrift overschrijdt, Cottret maakt de indruk de predestinatie op te vatten in de zin van het latere calvinisme. Daarin wordt immers de verkiezing direct verbonden met het eerste artikel en zij is ontdaan van de pastorale en trinitarische setting waarin Calvijn zeer doordacht de predestinatie heeft geplaatst. Juist in zijn theologische bezinning, zoals in zijn traktaat over de verkiezing, schrijft Calvijn diep pastorale passages over Christus als de spiegel der verkiezing. ‘Want ik zend de mensen stellig niet weg naar Gods verborgen verkiezing, om vandaar het heil er naar snakkend te verwachten, maar ik gebied hen direct naar Christus te gaan in Wie voor ons het heil gelegen is ... Want voor ieder die deze geëffende weg des geloofs niet gaat, zal de verkiezing niets dan een verderfbrengend labyrinth zijn...’9. Een passage die Cottret niet kent, waardoor helaas een verkeerd beeld van de predestinatie bij Calvijn bevestigd wordt.
Het vonnis van Servet komt natuurlijk ook ter sprake en hoe evenwichtig en onbevooroordeeld Cottret deze affaire tracht te tekenen, een zekere sympathie voor Servet laat zich niet miskennen. Was Servet niet in Lyon ontsnapt en daar door de inquisitie geëxecuteerd, dan was hij een vergeten man geweest. Hoewel Servet uitzonderlijk begaafd was, had hij geen edel karakter en kwam hij zeker niet met nobele bedoelingen naar Genève. De historici laten zich nog altijd door de aartsvijand van Calvijn: Castellio, focussen op deze onuitwisbare schandvlek van Calvijn en Genève en - natuurlijk is dit doodsvonnis afschuwelijk! – brengen volstrekt niet in rekening, dat door de inquisitie tienduizenden onschuldigen zijn omgebracht onder wie zeer vele hoog begaafde mensen. Door deze focussing weet men ook niet, dat zich een parallel heeft afgespeeld in Heidelberg, waar 23 maart 1572 Silvanus op de markt werd onthoofd. Deze was Inspektor te Ladenburg en had de drie-eenheid afgoderij genoemd en de twee naturen van Christus geloochend. Hij werd niet verbrand maar onthoofd omdat hij tenslotte zijn dwalingen na acht maanden herroepen had. Keurvorst Frederik nam ruimhartig de zorg op zich voor zijn weduwe en zijn 12-jarig zoontje, dat de gevangenschap van zijn vader uit kinderlijke liefde had willen delen. Olevianus, die de doodstraf aanraadde, had ook nog marteling goedgekeurd, maar dat wees Frederik de Wijze af. Ook de Saksische keurvorst had dringend gemaand streng tegen Silvanus op te treden. Iemand die hetzelfde had gepropageerd als Silvanus was Adam Neuser, predikant van de Peterskirche te Heidelberg, die zich zelfs had bekeerd tot de Allah van de Islam in wie geen triniteit was en de sultan van Turkije had opgeroepen in Duitsland orde op zaken te komen stellen! Dat laat zien dat het niet alleen maar puur om een leerstellig geschil ging. Dat denkt de liberale geschiedschrijving altijd, omdat ze de consequenties van geloof en ongeloof voor het leven niet wil zien. Ook al waren simpele gelovige antitrinitariërs zich niet bewust dat zij zich politiek gezien in een mijnenveld opstelden, Servet was er op uit in Genève de politieke orde te verstoren. Neuser wist uit gevangenschap te ontsnappen en vluchtte naar…. Turkije!10 Onze tijd met terreurdreigingen en terroristische aanslagen mocht ons wel eens tot een genuanceerder oordeel over de 16e-eeuwse omstandigheden brengen.
Volgens Cottret duikt de term ‘calvinisme’ het eerst op in 1552. Dit is onjuist. Het woord ‘calvinisme’ samen met ‘buceranisme’ komt al eerder voor in de mond van enkele ‘zwingliaanse’ predikanten te Bern, blijkens een brief van Calvijn aan Bullinger (1548)11. Deze predikanten in Bern hebben broeders uit Lausanne niet fraai bejegend en verzocht te vertrekken met hun ‘calvinisme en buceranisme’. Calvijn heeft het vermoedelijk niet betreurd dat hij met Bucer werd vereenzelvigd. In het reeds genoemde eerste deel van de nieuwe brievenuitgave vinden wij dezelfde combinatie. Het betreft een fragment van een brief van Calvijn aan Bucer van januari 1538 - daarin voor het eerst gepubliceerd12 - een stuk dat Cottret dus nog niet kon kennen. JoachimWestphal, lutheraan te Hamburg heeft Calvijn scherp aangevallen om de consensus Tigirinus met Bullinger te Zürich. Het is terecht dat Cottret er op wijst, dat Calvijn bepaald niet gecharmeerd was van dit woord in de mond van deze ultra-lutheraan Westphal, die er veel toe heeft bijgedragen om de kloof tussen hervormden en lutheranen te verbreden en verdiepen.
De vertaling van Kornelis Boersma is over het algemeen goed, al zou men hier en daar willen betwisten of er niet een betere vertaling is. Ik gaf daarvan reeds enkele voorbeelden in “Wapenveld”. Of men het woord ‘reformé’met ‘hervormd’ of ‘gereformeerd’ moet vertalen, is een typisch Nederlands probleem en niet slechts taalkundig. Het is een probleem dat raakt aan diepe gevoelswaarden, die met de komst van de PKN zeer bepaald niet tot het verleden behoren.
Deze genoemde punten zijn meer dan voldoende om aan te tonen, dat wij in de biografie van Cottret te maken hebben met een met grote acribie en deskundigheid geschreven studie. De historicus heeft zich een moeilijke opdracht gesteld: ons een gecompliceerd mens in al zijn aspecten te leren kennen, iemand die van jongsaf existentieel geëngageerd is met de grote problemen van zijn tijd - de turbulente overgang van de middeleeuwen naar de moderniteit -, de begaafde student aarzelend tussen de theologie en het recht, iemand met intense vriendschappen en die ook te maken had met even intense vijandschappen, een schrijver die het moderne Frans heeft gevormd, een scherpe polemicus, een religieuse leider van Europees formaat, een hartstochtelijke en onuitputtelijke prediker van de rijkdom van het evangelie. Het is een krachttoer om zo’n biografie op tafel te leggen, een boek dat algemeen toegankelijk blijft en tegelijk steunt op de bronnen en rekent met de meest erudiete en recente studies. Het is al met al een intrigerend boek geworden, dat tot nadenken en verdere studie aanzet, èn tot tegenspraak prikkelt.
Cottret’s biografie is reeds in vele talen vertaald en het is een verheugende zaak dat het nu ook in het Nederlands verschenen is in een zeer fraaie uitgave. Daarmee is de uitgever te complimenteren. Maar een vertaling blijft altijd een vertaling. Daarom kunnen wij alleen maar een pleidooi voeren voor een betere taalopleiding en de huidige afbraak daarvan diep betreuren.


Noten
1 In Wapenveld, jaargang 55, nr. 5, oktober 2005 gaf ik eveneens een bespreking van Cottret’s biografie. De geïnteresseerde lezer zij ook daarheen verwezen. De beide besprekingen overlappen elkaar niet maar completeren elkaar.

2 W.F. Dankbaar, Calvijn. Zijn weg en werk (Nijkerk 1957, 2e dr. Nijkerk 1982). Er verscheen ook een Duitse vertaling in een aantal edities.

3 François Wendel, Calvin, Sources et évolution de sa pensée religieuse (Strasbourg 1950) (Genève, Labor et Fides 1985).

4 Inst. III.19.2 (OS IV, 283, 25s.).

5 Émile Benveniste, Le vocabulaire des institutions indo-européennes, vol. 2. Pouvoir, droit, religion (Paris 1969), 124ss.

6 Opera Omnia denuo recognita, Series VI, Epistolae (Vol. I, 1530-sep. 1538), ed. C. Augustijn / F.P. van Stam (Genève 2005).

7 Richard Stauffer, Dieu, la création et la providence dans la prédication de Calvin (Bern 1978).

8 W. van ’t Spijker, Calvin. Biographie und Theologie in Die Kirche in ihrer Geschichte (Göttingen 2001).

9 CO 8, 306s. (De aeterna Dei Praedestionatione, 1552): ‘neque ego sane ad arcanam Dei electionem homines ablego, ut inde salutem hiantes exspectent; sed recta ad Christum pergere iubeo, in quo nobis proposita est salus ... Nam quisquis plana fidei via non ingreditur, illi Dei electio nihil quam exitialis erit labyrinthus...’.

10 Zie:August Kluckhohn, Friedrich der Fromme Kurfürst von der Pfalz, der Schützer der reformirten Kirche (Nördlingen 1879), 378ff.; The Heidelberg Antitrinitarians: Johann Sylvan, Adam Neuser, Matthias Vehe, Jacob Suter and Johann Hasler…, in Bibliotheca Dissidentium: répertoire des non-conformistes religieux des seizième et dix-septième siècles, vol XI (Baden- Baden: Koerner Verlag, 1989).

11 CO 12, 726s. (Calvijn aan Bullinger, 6 juli 1548).

12 A.w., Epistolae, 307.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2005

Theologia Reformata | 112 Pagina's

Bernard Cottret over Calvijn1

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2005

Theologia Reformata | 112 Pagina's