Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Merkelijk besel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Merkelijk besel

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(9)

Niet aan wie cle (ware) kerk verlaat, maar aan wie cle (ware) kerk is en blijft, komen rechtens de kerkelijke goederen toe. I11 ons geval (zie vorig artikel) dus niet aan ds. IJ., maar aan 1834: cle Afscheiding. E11 daarna, bij de volgende „scheiding" in cle vorige eeuw? zult u of zullen anderen misschien vragen. Dit hopen we nader onder ogen te zien, als we bij cle behandeling daarvan genaderd zijn, Deo favente. U voelt: ik moet in deze reeks de lijn der kerkelijke historie volgen, anders zouden cle lezers de draad misschien kwijt raken en mijn artikelen als een „van-de-hak-op-de-takspringerij" kunnen gaan beschouwen.

De Amsterdamse lezer vroeg, wat ik dacht van cle uitspraak van ds. H. cle Cock: „cle Herv. Kerk een synagoge des satans" en of ik clie uitspraak durf over te nemen.

Voordat ik op de uitspraak inga, moet ik eerst in 't algemeen iets zeggen. Het is een stevige gewoonte geworden om met „uitspraken" te schermen en dan liefst van bekende figuren. Men pakt zo'n uitspraak bij cle kop (ook wel bij cle staart!) en houdt ze clan als een danig kronkelende worm aan anderen voor: „Nu, wat zeg je ervan? " Ik zeg niet, clat u, Amsterdamse vriend, dit gedaan hebt; ik zeg dit in 't algemeen om aan te tonen, clat zoiets vaak gebeurt. Ik wil hiermee slechts naar voren brengen: laten wij voorzichtig zijn met „uitspraken", vooral als ze soms zo losweg gedaan worden. Mag je dan geen uitspraak van iemand aanhalen? Zeer zeker, maar clan allereerst letterlijk, ten tweede in zijn geheel, ten derde in zijn verhand en ten vierde met vermelding van de plaats, waar cle uitspraak staat.

Wat uw uitspraak van ds. de Cock nu betreft, voordat ik er dieper op inga, zou ik graag willen weten, of ds. de Cock dit zo letterlijk heeft gezegd (geschreven) en zo ja, waar dit in zijn geschriften te vinden is. U of anderen zullen dit misschien 'n beetje erg secuur van mij vinden, maar iedereen zal begrijpen, dat we in deze zaken niet te historisch-secuur kunnen zijn. We moeten precies zijn in deze, want het geldt ook bij historisch onderzoek de waarheid.

Ik heb zelf gezocht in cle geschriften van ds. de Cock, maar heb deze uitspraak nog niet gevonden. Daarmee wil ik geenszins beweren, dat hij „dus" clie uitspraak niet gedaan heeft. Verre van dat! Maar kunt u of kan '11 andere lezer mij soms even nauwkeurig opgeven,

waar deze uitspraak te vinden is. Misschien staat hij in 'n boekje, dat ik niet bezit of heb ik hem bij het naspeuren per ongeluk over het hoofd gezien. We moeten immers weten, hoe de uitspraak letterlijk luidt en in welk verband hij staat. Goed, dat horen we dan binnenkort nog wel. Zelf hoop ik ook verder te zoeken. Doen de m.v.'s en j.v.'s mee met zoeken? Graag!

Laat ik — in afwachting van de vondst — voorlopig even aannemen, dat deze uitspraak zó door ds. de Cock gedaan is. U vindt die term dan wat te kras waarschijnlijk. Ik moge opmerken, dat de uitdrukking zelf „een synagoge des satans" van Bijbelse oorsprong is en ten tweede, dat er in de dagen van de Afscheiding zeer Bijbels gedacht en gesproken werd. We weten: het is altijd één van tweeën: óf God óf de duivel, waarbij deze laatste zich immers kan voordoen in duizendvoudige vormen en gedaanten. Satans aanpassingsvermogen is gelijk aan dat van 'n kameleon; dit dier neemt de kleur aan van elke omgeving, waarin het zit. Wanneer is satan echter het meest te vrezen? Als hij zich het vroomst, het geraffineerdst-kerkelijk voordoet, Hij kan rondgaan op aarde als een briesende leeuw, maar ook als een „Luci-fer", een lichtdrager, een engel des lichts. Geloof maar niet, dat — toen hij zich in de dagen van Job op brutale wijze temidden van Gods heilige engelen vertoonde — hij gekleed was als een felle leeuw. Zijn camouflage zal keurig in orde geweest zijn, maar nochtans herkende de Heere hem en vroeg Hij hem, wat hij kwam doen.

Zo lang deze aarde bestaan zal en het eindvonnis, waarvan des Heeren openbarig op Patmos melding maakt, aan de duivel en zijn trawanten niet voltrokken is, zal de satan (ook in de kerk des Heeren) blijven zoeken naar prooien, die hij zal mogen verslinden. De antithese (= tegenstelling) tot aan het eind der dagen blijft dus: f Christus óf de Antichrist! Lezen we niet in de Schrift (2 Cor. 6 : 14-18): Wat samenstemming heeft Christus met Belial?

Wat mededeel heeft cle gerechtigheid met cle ongerechtigheid? Wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? Wat samenvoeging heeft de tempel Gods (cle kerk dus) met de afgoden (allerlei valse leer dus)? En in vers 17: „Daarom gaat uit 't midden van hen en scheidt u af, " zegt de Heere, „en raakt niet aan wat onrein is, en Ik zal u aannemen." Als een kerk geen synagoge (d.i. Grieks voor: vergadering, bijeenkomst, gemeente) van God is, clan is het er noodgedwongen één van satan. En omgekeerd: als het er geen van satan is, dan moet zo'n kerk 'n synagoge, 'n gemeente des Heeren zijn, die dan vanzelf de zuivere kentekenen, kenmerken van des Heeren eigendom zal moeten vertonen.

Als we de uitspraak van ds. de Cock kras vinden, clan moeten we clit óók durven zeggen van de uitspraken van den predikant onzer gemeenten, uit wiens boek ik vorige maal al breed citeerde. Nogmaals: er kunnen leden en predikanten van Christus' ware Kerk verkeren in 'n valse kerk, dat heb ik al laten zien, maar zij horen daar niet thuis, er niet te blijven.

Daar u deze vraag over ds. de Cock tot mij richtte, mag ik u ook wel 'n wedervraag doen, nietwaar? En daar u ds. Ledeboer aanhaalt, mag ik hem in dit verband ook even aanhalen. Ik heb na lezing van uw brief direct boeken en boekjes van ds. L. gegrepen. Het eerste, clat ik beetpakte, is het bekende , , 's Heeren wegen, gehouden met een alles verbeurd hebbenden zondaar" (5e druk, 1904). Daar staat (blz. 55 midden): „Hier is 't bepaalde doel niet, nu over deze dingen te spreken, daarom in het kort en gaan we over tot ons doel, u iets te vertellen aangaande mijn uitgang of liever uitzetting en uitdrijving niet uit de kerk — daar kan de duivel mij niet uitzetten, maar eensdeels mijn uitleiding door God uit de hoer van Babel, andersdeels mijn uitdrijving door cle mensen onder Gods toelating uit mijn vorige standplaats of liever om onzer zonden wil (hoger opziende) van (lees: uit) voorrechten, die wij tevoren genieten mochten in vroegere eeuwen!" En zo gaat ds. L. door, ik kan niet alles citeren, slechts dit nog: „Gebod op gebod, regel op regel. Tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen zijn. Blinde leidslieden der blinden, clie samen in de gracht vallen. Kiest heden, wien gij dienen zult: is Baal God, dient hem, is Christus Gocl, dient Hem. Aanbidt God. Wij en ons huis zullen den Heere dienen. Gaat uit Mijn volk! Gaat uit van haar en raakt het onreine niet aan. Haat ook de rok, door het vlees besmet."

Zet deze uitspraak van ds. L. nu eens naast de door u genoemde van ds. cle Cock: is clie van ds. L. minder kras? Ik meen van neen! In de bijvoegingen (= aantekeningen) achterin zijn boekje schrijft ds. L. nog over cle uitdrukking: „de hoer van Babel': „alle zogenaamde godsdiensten buiten de enige ware, hoe ook genaamd, gevernist, verfijnd en geblanket, hoe ook voorgedragen, wie er bij of af doet, het zal zijn, dat ze geen dageraad zullen zien, die hier den Heere Jezus niet hebben liefgehad."

Het volgende boekje van ds. L., dat ik nam, is cle „brief aan Z. M. Koning Willem 11, geschreven in 1841 n.a.v. de vervolgingen tegen de toenmalige Gereformeerdent, 6e druk. Daarin lees ik blz. 5 (midden):

„Daarom is 't, o koning, dat wij niet vermogen afstand te doen van naam, goederen en voorrechten, ons verleend in en bij cle grondwet bezworen bescherming der Gereformeerde kerk."

Even verder (blz. 6, bovenaan) — ik citeer hier kort, maar geef vooraf het verband weer — na aan koning Willem II geschreven te hebben, dat de belijdenis der Geref. kerk sedert 2 eeuwen (vanaf ds. L.'s tijd teruggerekend) gehandhaafd werd en bekroond werd met Gods zegeningen, achtervolgd werd met Gods goedkeuring en weldaden over kerk en staat in Nederland, zolang deze samengingen in 't zoeken van de ere Gods (ieder op eigen terrein vanzelf), maar dat — naarmate deze twee van elkaar gescheiden werden (gevolg der Franse revolutie in ons land: algehele scheiding van kerk en staat) en naarmate Christus verloochend werd als hoofd en koning van Zijn kerk (als Christus verloochend is als hoofd en koning der kerk, is die kerk al geen (ware) kerk meer en heeft zij dus 'n anderen overste gekozen! — het kwaad uit-en inwendig hand over hand is toegenomen, — na dit alles zegt ds. L.: „Christus is geweken en de satan is ingekomen en heeft geheerst over Christus' erfdeel onder Zijn hoge en wijze toelating, Hij onder en Belial boven." Wat denkt u van deze uitspraken? Als satan binnengedrongen is en heerst in en over Christus' erfdeel, is het clan 'n woning, 'n synagoge des satans of niet? Door ds. L. is 't toch niet minder kras gezegd dan door ds. de Cock? Had ds. L. hierin gelijk of niet? Wij zouden ontrouw zijn aan de Afscheiding èn aan onze Gereformeerd Gemeenten, clie leefden èn streden „onder 't kruis" der vervolging (vervolging is louter satanswerk!), èn aan ds. L., als wij het anders gingen beschouwen, wat meer zegt, het zou ontrouw zijn aan de Schrift en aan den Christus der Schriften. Want boven Afscheiding, Kruisgemeenten en ds. L„ uit, gaat de alles beheersende vraag: wat

zegt de Schrift? Ik heb dit hierboven al laten zien: „Gaat uit, scheidt u af! Hebt geen gemeenschap ermee!"

Ds. L.'s kerkelijk standpunt heb ik nog niet voldoende besproken n.a.v. uw brief. Er komt nog wat. Volgend maal D.V. Ik wil dit artikel besluiten met een grote oproep en opwekking, die speciaal gericht is aan de gehele jeugd onzer gemeenten. Geen meisje en geen jongen uitgezonderd; lid van 'n jeugdvereniging of niet, dat doet er hier niet toe.

De wereld, die de sport tot haar god en het sportveld tot haar kerk heeft gemaakt, neemt voor haar zgn. ontspanningen vrij, wanneer zij wil. Let maar eens op het aantal extra-treinen, dat rijdt naar een of ander voetbalstadion, als er een zgn. „interlandwedstrijd" wordt gespeeld. Is dit niet 'n beschamend voorbeeld?

Om nu wat dichter bij huis te blijven, als andere kerken een landelijke bijeenkomst organiseren, komen de leden én de jeugd uit het hele land met drommen op.

Meisjes en jongens hebt wat voor je kerk over! Toont je kerkelijk besef, je meeleven nu eens met daden! Steekt de hoofden bijelkaar en organiseert een reis naar de stad, waar ons kerkelijk jubileum (niet van 'n 50-jarig bestaan, zoals ik onlangs wèèr enkele malen las; maar van 'n 50-jarige éénwording der reeds sedert eeuwen bestaande en slechts in de vorige eeuw uitelkaar geraakte en naast elkaar voortlevende gemeenten) herdacht zal worden.

Het kerkgebouw in Rotterdam is groot genoeg. Komt dus allen, misschien ontmoeten we elkaar wel. Er zal veel te horen zijn. Ik hoop er vanzelf ook te zijn en zelfs goed het aantal jeugdigen op te nemen. Ik hoop te kijken, of jullie trouw wilt bewijzen aan onze kerken.

Verzuimt deze gelegenheid niet! Een volgende herdenking ligt ver in 't verschiet. Niemand onzer weet, of de volgende herdenking nog kan plaats vinden in vrijheid en of wij dit beleven zullen, Ik herinner mij nog levendig de 25-jarige en de 40-jarige herdenkingen. Wat een bezielende kracht gaat er uit van zo'n grote gemeenschappelijke bijeenkomst. Wie dit nog niet meegemaakt heeft, late ditmaal geen verstek gaan, maar kome... en onderga de gemeenschappelijke sfeer, het gevoel van saamhorigheid als mensen van één kerk.

Niemand blijve achter! Je zult er lateispijt van hebben, als je er niet geweest bent. Ook voor jullie, jeugd en toekomst onzer kerken, zal er een woord op zijn plaats te horen zijn. Van enkele plaatsen vernam ik al mededelingen, dat men ook als jeugd met z'n allen komen wil. Dat is prima, maar laat het niet bij enkelen blijven. Ik verwacht jullie allen. Tot ziens dan, naar we hopen, op de jubileumdag.

Kerkman,

p.a. Administratie „Daniël", Ridder van Catsweg 244a, Gouda.

P.S. 1. Enkele zinstorende drukfouten in het vorige artikel gelieve men ditmaal zelf te verbeteren. 2. Voor alle nieuw ontvangen brieven weer hartelijk dan. U komt aan de beurt, maar s.v.p. even geduld.

(K.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1957

Daniel | 8 Pagina's

Merkelijk besel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1957

Daniel | 8 Pagina's