Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

30

„Doch ik zeg, zo lange tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles." En dat geldt hier de oudtestamentische tijd toen de door God beloofde zaligheid nog niet verdiend was.

Maar in de genietingen van de zaligheid stond het vanuit Gods onveranderlijke trouw vast, en onbewegelijk vast, dat de gelovigen als levende kinderen van Gods genade, de erfenis van de eeuwige zaligheid zouden deelachtig worden. En in dat opzicht waren zij niet ge lijk aan een dienstknecht. De zekerheid van Gods verkiezende liefde werd wel terdege in Zijn vergevende liefde gesmaakt, zodat zij mochten zingen van een blij vooruitzicht dat hen streelde.

Maar dat het volk des Heeren toen bij al het goede dat gesmaakt mocht worden nog een kind was, bestond wel hierin, dat de schuld nog niet daadwerkelijk verzoend was en het recht ten eeuwige leven nog verdiend moest worden. En daar de Zone Gods als borg dat ten volle voor Zijn rekening had genomen, kon de Vader op grond van recht en gerechtigheid de zegen daarvan wel schenken, maar desniettemin moest aan de eis van het recht nog voldaan worden. En dat is ons tot lering en tot onderwijzing voor het geestelijke leven, al is het met een zeker verschil.

De levenden die nog staan in de eerste beginselen van het genadeleven, smaken in het genot van Gods goedertierenheid, waardoor het hart werd ingenomen, iets van Gods vergevende liefde. Zij worden daarin al door de Heere zalig gesproken, zodat zij soms huppelen als bruiloftskinderen. Het heeft plaats dat dezulken met gejuich mogen ingaan om altijd bij de Heere te wezen. Nooit mogen wij de dag der kleine dingen verachten. Hierover en hierin wordt door de Heere beslist in Zijn souvereine bedeling.

Maar wordt men in die eerste beginselen opgebouwd alsof men met de dag van de kleine dingen genoeg bezit voor een gezond geestelijk leven, dan komt de zaak geheel anders te staan, wat niet altijd met klaarheid wordt ingezien.

Moest het volk onder de oude dag door al de offerdiensten er op gewezen worden, dat door de beloofde Zaligmaker de schuld bij Zijn komst in het vlees betaald zou worden, om er levendig mee werkzaam te zijn en er heilbegerig naar uit te zien, dan is die les, al is het in een andere verhouding, ook nu nog van grote betekenis.

Nu gaat het niet om het verdienen van dat heil, doch om de toepassing daarvan aan het hart. Houdt men de vrucht van Gods vergevende liefde in Christus voor het bezit der zaak, dan heeft dat voor het innerlijke leven verstrekkende gevolgen met een schadelijke uitwerking.

Al is het hart vanuit de vrucht heerlijk verkwikt als bruiloftskind, dan kan toch nog niet van bruid en Bruidegom gesproken worden. Zodat de Schrift er ons toe verplicht de standen van het geestelijke leven in aanmerking te nemen. En daarvoor hoeft men de eerste beginselen en de vruchten die gesmaakt mochten worden echt niet weg te drukken, maar van daaruit moet gewezen worden op de Borg die dat verdiend heeft om het geestelijk kennen van Hem bij het licht der Schrift te zoeken.

In de grond der zaak moet het steeds meer beseft worden, dat het zalig worden een zaak des gerichts is. Sion zal door recht verlost worden en vanuit een gezond geestelijk leven begeert Sion door recht verlost te worden.

Het nieuwe leven der genade heeft Gods wet lief en daarom ook Gods recht dat door ons werd geschonden, zodat de bekentenis de dood verdiend te hebben, daaruit opkwam. En dat heeft in ons hart steeds meer diepgang nodig. De Heere wil dat ons hart een welgevallen bekomt aan de straffen van onze ongerechtigheid, daar de straf der zonde is in overeenstemming met de daad der zonde. Wat het hart in dat besef vervult met Gods goedertierenheid daar onze plaats naar recht geweest was in de buitenste duisternis.

Hierin spreekt de consiëntie als Gods stedehouderes, die mij beklaagt, dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen derzelven gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid genegd ben. In die ootmoedige vernedering voor het aangezicht des Heeren, wordt de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus geschonken en toegerekend, evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan. Dat wordt ons vanuit de Catechismus duidelijk geleerd. En deze innerlijke beleving wordt vanuit het Woord door Gods Geest geleerd op de leerschool van Christus.

Laat ons niet denken, al zoeken wij geen heil gelijk als de Galaten in de onderhouding van de ceremoniële wetten, dat wij daarom gezuiverd zijn van wettische dienstbaarheid. Al staat het voor ons vast, dat Christus de zaligheid heeft verdiend door Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid en wij houden die belijdenis voor bezit, zodat wij de Middelaar van toepassing niet nodig hebben, dan zitten wij op een droggrond. En dat vastzitten op een droggrond veroorzaakt onvruchtbaarheid, want daarin wordt de bediening van Christus gemist, zodat men zichzelf daarin heeft te handhaven tot zelfverheffing. Men staat wel hoog bij zichzelf, maar dat staan is niet een staan in de vrijheid, een leven uit het getuigenis van de Heilige Geest, zodat het wandelen op de weg van heiligmaking niet beleefd kan worden.

Gans anders stond de zaak onder de oude dag toen het hart heilbegerig uitzag naar de komst van Christus in het vlees. Het was een levendig gemis met een innige gebondenheid a an de troon der genade. En dan zegt de Schrift in dat verband: „Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot de tijd door de Vader tevoren gesteld.” En in die onderwijzing van de ceremoniële diensten als voogden en verzorgers werd dikwijls veel zegen gesmaakt, zodat het hart verlangde met de stammen op te gaan naar het huis des Heeren.

„Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.’ En zouden wij nu de heidenen die tot het geloof gekomen zijn, stellen onder die zware dienstbaarheid waarvan Christus ons bevrijd heeft? Dat is met het recht der Schrift in strijd, zodat die grote onredelijkheid hen niet aangedaan mag worden.

Het sterven aan de wet van Adam, de wet van het werkverbond is voor ons innerlijk leven van grote betekenis. Die boze wortel van eigengerechtigheid staat het genadeleven tegen, gunt ons de vrijheid niet die in Christus is. Hij heeft de wet van het werkverbond genageld aan het vloekhout des kruises, zodat wij alleen vanuit de levende Christus evangelische werkzaamheden kunnen bekomen door Zijn Geest.

Galaten 4 : 1 - 3

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's