Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte fam. V.W. te U.,

In uw gezin rees de vraag op of de duivel ook alomtegenwoordig is. Uit het vragenboekje van Hellenbroek weet u wel dat de alomtegenwoordigheid een onmededeelbare eigenschap is van het Goddelijke Wezen. Hoewel dit voor u wel een antwoord is, zo bleef toch een vraag bij u liggen. U hebt er wel verklaarders op nagezien, maar toch bleef die vraag bij u in het gezin liggen. Nu vraagt u mij om hier eens iets over te schrijven. U wenst mij de nodige kracht toe om met mijn arbeid door te mogen gaan. Daar de vraag op zulk een eenvoudige en vriendelijke wijze is gesteld, wil ik wel een briefje daaraan besteden.

Heel kort zou ik u met een enkel woord kunnen wijzen op wat u zelf al wel weet volgens uw schrijven, op de alomtegenwoordigheid als een onmededeelbare eigenschap Gods. God alleen is overal tegenwoordig. Hij omvat met Zijn Wezen de hemel en de aarde, ja elke eigenschap is een oneindige volmaaktheid in het Goddelijke Wezen. Zo is Hij dus nog buiten het heelal en omvat Hij dat heelal als in het holle van Zijn hand, om zo eens op een menselijke wijze daarover te spreken.

Maar ik meen wel te begrijpen waarom die vraag over de duivel in uw gezin werd gesteld. Alleen zou u het me wel even iets gemakkelijker gemaakt hebben door er iets over te schrijven hoe die vraag ter sprake kwam. Ik kan uw vraag natuurlijk nu heel kort met een antwoord afdoen met u te wijzen op wat u zelf al weet volgens uw schrijven. Maar daar deze rubriek van antwoord per brief er nu eenmaal is om op verschillende vragen in te gaan op zulk een wijze dat er ook nog wat geestelijke lering in mag liggen voor de lezers, wil ik wel proberen om iets te schrijven over wat we toch wel van de duivel dienen te weten. De opstand tegen God is in de hemel begonnen, zoals ons bekend is. Vele goed geschapen engelen zijn tegen de Allerhoogste opgestaan. De duivelen zijn dus eerst ook heilige engelen geweest. Ik laat het voor ons onoplosbare probleem nu maar liggen, hoe het mogelijk is geweest dat in de hemel in de nabijheid van de vlekkeloos heilige God de zonde kon opkomen in heilige engelen. Hoewel God de zonde Zelf nooit kan werken, zo heeft Hij wel ruimte gelaten voor de wording van de zonde, daar Hij toch door de zonde heen Zich op het allerluisterrijkst heeft willen verheerlijken. Zo heeft Hij het ook de duivel toegelaten om de mens tot de zonde te verleiden.

Eva is verleid door de duivel door middel van een slang. De duivel wordt daarom ook wel de oude slang genoemd, die de gehele wereld verleidt. Hij heeft zich echter wel van een echte slang bediend in de verleiding van Eva. En die slang was een onzondig schepsel, gelijk alle andere dieren ook zijn. Toch is ook de slang door God vervloekt geworden, want tot de slang heeft de Heere gezegd: "Dewijl gij dit gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven al het vee en boven al het gedierte des velds. Óp uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten al de dagen uws levens". Was dat nu wel rechtvaardig van God om die slang ook zo te vervloeken? In dat bijzondere werk van Isaac Ambrosius, "Het zien op Jezus", heb ik gelezen: "Maar hoe moest de slang gestraft worden, die maar alleen des satans werktuig in de verzoeking is geweest? Ja, zodanig was Gods liefde tot de mens, dat Hij beide de werkmeester en het gereedschap van dat kwaad heeft vervloekt, gelijk iemand in zijn toorn het zwaard in stukken breekt, met hetwelk zijn zoon of vriend gekwetst was. Zo heeft God des satans zwaard verbroken".

Als u me de vraag hebt gesteld of de satan ook alomtegenwoordig is, dan heeft me dat ook wel gelijk doen denken aan wat we in het eerste hoofdstuk van het boek Job kunnen lezen. Daar wordt ons vermeld dat er een dag was, dat de kinderen Gods kwamen om zich voor de Heere te stellen. En toen kwam satan ook in hun midden. De Heere heeft toen de vraag aan satan ge­ steld: "Vanwaar komt gij? " Satans antwoord daarop is geweest: "Van om te trekken op de aarde en van die te doorwandelen". Wel zijn de duivelen bij hun val gelijk in de hel geworpen, maar de apostel Judas zegt, dat zij met eeuwige banden onder de duisternis bewaard blijven tot het oordeel van de grote dag. De hel is dus al hun eigenlijke verblijfplaats, maar het wordt ze nog toegelaten om ook op de aarde hun woede tegen God, Christus en de kerk Gods ten uitvoer te brengen tot de jongste dag.

Het geeft ons ook wel wat te denken, als we in het boek en de geschiedenis van Job lezen dat satan zich onder de heilige engelen voor de Heere stelde. In de profetie van Zacharia lezen we ook dat als Jozua de hogepriester voor het aangezicht van de Engel des Heeren stond, dat satan daar ook stond aan zijn rechterhand om hem te wederstaan. Dit vond Oud-Testamentisch nog plaats. Het moet ons opvallen dat we dit in het Nieuwe Testament niet meer lezen. Christus heeft gezegd, wat we in Lukas 10 : 18 kunnen lezen: "Ik zag den satan als een bliksem uit den hemel vallen". Daarmee heeft Hij in het bijzonder wel gedoeld op Zijn hemelvaart. Hij verschijnt dus niet meer zoals Oud- Testamentisch ons wordt vermeld, in de tegenwoordigheid Gods. Maar hij gaat nog wel rond over de aarde met die te doorwandelen. De duivelen krijgen nog wel de vrijheid om in deze wereld hun werk te doen. Ja, ze worden in de brief van de apostel aan de Efeziërs de geestelijke boosheden in de lucht genoemd, Efeze 6 : 12. En in het 2e hoofdstuk spreekt de apostel ook over de overste van de macht der lucht. Zo kan de duivel onder de toelating Gods ook wel stormwinden verwekken. Maar verder doet hij ook rusteloos zijn werk in het verhinderen van alles wat tot des mensen gelukzaligheid kan dienen. Hij kan het niet verdragen dat gevallen mensen de hemelen zullen vervullen waar hij uitgeworpen is. Zo doet hij zijn werk in de verzoekingen tot het kwaad en door vervolgingen van Gods kinderen.

Uw vraag, hoewel de beantwoording daarvan wel met enkele woorden kan worden afgedaan, geeft me wel aanleiding om iets te schrijven over de verzoekingen en bestrijdingen van de boze zoals Gods volk daar kennis mee maakt. Ik geef u de raad om eens te lezen wat Brakel in zijn "Redelijke Godsdienst" schrijft over de bestrijdingen des duivels. U mag van mij wel weten, dat ik ook nog wel tot in de laatste tijd in dat werk van Brakel heb zitten lezen over de bestrijdingen van de boze. Hoewel ik me daar altijd niet mee helpen kan, zo ben ik wel één ding aan de weet gekomen, en dat is dat ik geen vriend van de duivel ben, maar dat hij ook geen vriend van mij is. Men mag het dan ook soms wel weer zien dat het geen goed teken is als men met de duivel op goede voet leeft en dat het daarentegen een bewijs ervan mag zijn dat men bij hem niet meer in dienst is, als hij niet nalaat om zijn scherpe pijlen gedurig op de ziel af te schieten. De Heere Jezus heeft zo opmerkelijk gezegd, als men Hem ervan durfde te beschuldigen dat Hij door Beëlzebul de duivelen uitwierp: "En indien Ik door Beëlzebul de duivelen uitwerp, door wien werpen ze uw zonen uit? Daarom zullen dezen uw rechters zijn. Maar indien Ik door den vinger Gods de duivelen uitwerp, zo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekomen. Wanneer een sterke gewapende zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft in vrede. Maar als een daarover komt, die sterker is dan hij, en hem overwint, die neemt zijn gehele wapenrusting, waar hij op vertrouwde, en deelt zijn roof uit".

Al is de duivel niet alomtegenwoordig, men moet er daarom toch ook niet gering over denken als hij een sterkgewapende wordt genoemd. En er zijn ook wel geen plaatsen te bedenken waar hij de toegang niet toe weet te vinden. Zo wijst Brakel er ook op dat hij in de vergaderingen der gelovigen tegenwoordig is. Hij gaat al mede met u ter kerk, zo schrijft Brakel, want hij weet dat de Heere gewoon is zegen over die vergaderingen te schenken, over de bediening des Woords en over het gebruik van het Heilig Avondmaal. Daarom zoekt hij Gods kinderen ook wel allerlei redenen van verhindering te doen voorkomen, opdat ze zich niet naar die plaatsen zullen begeven. En als men op die plaatsen zich bevindt, dan weet hij ze met allerlei gedachten bezig te houden die hun aandacht van het gepredikte Woord aftrekken. Ook kan hij ze wel de slaap doen overvallen en daardoor hun hersens te benevelen. O, er is over de listige aanslagen van de boze wel heel wat te zeggen en te schrijven. Zo zoekt hij Gods kinderen tot de zonde te verzoeken en te verleiden, zoals we dat in David ook wel zeer duidelijk kunnen zien. Op de ene plaats

in Gods Woord lezen we dat de Heere David aanporde om het volk te tellen en op de andere plaats lezen we dat de satan dat deed. God kan niet verzoeken tot het kwade, maar die Schriftuurplaatsen zeggen ons dat de Heere het de satan kan toelaten om Gods volk tot de zonde te verleiden. Maar als men de zonde heeft bedreven, zal men toch zelf de schuldige moeten worden, zoals we ook bij David zien. We kunnen overal de satan de schuld niet van geven. We zijn ook eenmaal de satan vrijwillig toegevallen. En nu is ons hart een woonstede der draken en der duivelen geworden.

Ik moet mijn schrijven gaan besluiten, maar kan dat niet doen zonder nog een vermanend woord in liefde aan mijn schrijven toe te voegen. En tevens heb ik u dan toch ook te wijzen op Hem Die de boze overwonnen heeft en door Zijn dood teniet gedaan heeft die het geweld des doods had, dat is de duivel. De verzoekingen tot de zonde zijn in het bijzonder in deze tijd zeer veel. Niet genoeg kunnen we ook onze jeugd waarschuwen voor de vele verleidingen tot het kwaad. Er wordt in verschillende tijdschriften en ook in ons kerkelijk blad gedurig gewaarschuwd tegen zovele ongerechtigheden die op heden op allerlei manieren bedreven worden. Ik zit nu aan een familie, dus aan een gezin te schrijven. Och, ik hoop dat de kinderen mijn waarschuwing ook nog ter harte zullen nemen. De duivel rust niet voordat men eeuwig in zijn gezelschap zal verkeren, maar dan in de plaats der pijniging waar wening zal zijn en knersing der tanden. Dan zal men weten wie men gediend heeft.

Och, ge zoudt er toch zo goed mee zijn als ge door genade in dit leven van koning zult mogen veranderen. In de dienst des Heeren is te vinden wat heel de wereld u niet geven kan. En nu is de weg tot een eeuwige zaligheid nog geopend in Hem Die satan de kop vermorzeld heeft. Wel zal men dan nog moeten weten dat satan Hem de verzenen heeft vermorzeld en hoewel hij tegen de Koning van de Kerk niets meer vermag, zo zal hij Hem toch de verzenen nog vermorzelen in Zijn onderdanen. De oude man die aan u zit te schrijven heeft daar al veel van ondervonden, maar grijpt niet voor niets ook nu nog in de ouderdom naar zulke geschriften als van Brakel en andere goede oude schrijvers die veel over de bestrijdingen des duivels hebben geschreven. Zo schrijft Brakel: "Somtijds stelt hij het lichamelijk kruis wel zwaarder voor dan het is, en meteen, dat er geen uitkomst zal zijn, maar dat het hoe langer hoe zwaarder zal worden en ook dat het ons niet overkomt in Gods gunst, maar in Zijn toorn en dat het nog maar een begin is van de eeuwige verdoemenis."

Maar de Heere heeft na vele bange bestrijdingen ons wel eens doen ondervinden wat het zeggen wil, wat we lezen in 1 Joh. 5 : 18: "en de boze vat hem niet". Eenmaal is de Kerk voorgoed en eeuwig de strijd te boven. Dan zal men weten dat de duivel daar niet kan binnenkomen en dus niet alomtegenwoordig is. Ik hoop nu op deze wijze u een antwoord op uw vraag te hebben gegeven en ik wens u de verlossing toe in en door Hem Die de bangste strijd met die helse vijand in Zijn smartelijden te doorworstelen heeft gehad, maar hem voor eeuwig tot de zaligheid van Zijn Kerk overwonnen heeft.

Hartelijk gegroet en die zaligheid toegewenst die satan u nooit meer ontnemen kan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's