Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Olevianus

Soms kan men getroffen worden door een boek, dat men niet eens opzettelijk zocht, maar door een bepaalde omstandigheid ter hand nam, om dan bijzonder geraakt te worden door de inhoud, terwijl het boek misschien al zo lang in de boekenkast stond.

Dat overkwam ons bij Olevianus, over wie we onlangs schreven in verband met het ontstaan van de Heidelbergse Catechismus. Voor ons blijft staan, dat Olevianus naast Ursinus een belangrijk aandeel heeft gehad in het samenstellen van de catechismus, en we zijn daarin gesterkt toen we kennisnamen van zijn twee geschriften, die in Nederlandse vertaling verschillende malen in één band uitgegeven zijn. We bedoelen zijn verklaring van de apostolische geloofsbelijdenis en zijn boek over het genadeverbond.

Ditmaal willen wij iets doorgeven uit de inleiding van zijn verklaring van de belijdenis. Olevianus begint deze verklaring met vast te stellen: 'Dat er twee geestelijke koninkrijken ook in deze wereld zijn, is zeker; namelijk een koninkrijk der duisternis en een koninkrijk des lichts; en het is alleszins zeker dat een iegelijk mens in een van beide is, terwijl hij hier op aarde leeft.’

Het ene noemt hij het koninkrijk van Christus, het andere het koninkrijk des satans. Van het eerste geeft hij dan de volgende omschrijving: 'Het Koninkrijk van Christus in deze wereld is een bediening der zaligheid, waardoor Koning Christus Zelf uitwendig door het Evangelie en de doop Zich een volk of zichtbare kerk, waaronder vele geveinsden vermengd zijn, vergadert en tot de zaligheid roept, en deze zaligheid waartoe Hij roept, in diegenen welke Hij in die vergadering uitverkoren heeft, ook Zelf bedient en uitdeelt, terwijl Hij bij de uitwendige roeping een kracht voegt van de bekering en het geloof, waardoor zij de roeping inwilligen; en die Hij zó roept, rechtvaardigt Hij ook, de zonden hun niet toerekenende, en die Hij rechtvaardigt, verheerlijkt Hij ook', enz.

Zien we hier al niet onmiddellijk, dat Olevianus duidelijk onderscheid maakt tussen de uitwendige en de inwendige roeping? Door de uitwendige roeping vergadert Christus Zich een zichtbare kerk, waaronder vele geveinsden vermengd zijn. Hij roept die allen tot de zaligheid, maar nu komt het grote verschil: in diegenen welke Hij uitverkoren heeft, bedient en deelt Hij die zaligheid ook Zelf uit, terwijl Hij bij de uitwendige roeping een kracht voegt van de bekering en het geloof (dat is de inwendige roeping), waardoor zij de roeping inwilligen. Dat is een onderscheid waarvan velen in onze tijd niet meer willen weten.

'Deze gehele bediening van Christus' Koninkrijk is dat nieuwe verbond, ' zo vervolgt Olevianus dan, en daarbij haalt hij Jeremia 31:31-34 aan. Olevianus spreekt heel veel over het verbond, maar hij doet dat op een andere wijze dan zo velen in onze tijd, die het altijd hebben over het verbond, maar met een bepaalde bedoeling. Zij zien een bepaalde tegenstelling tussen 'verbondstheologie' en 'verkiezingstheologie'. Hun benadrukken van het verbond heeft als bedoeling om de leer der uitverkiezing wat naar de achtergrond te schuiven. Maar dat is Olevianus' bedoeling helemaal niet. Dat blijkt al onmiddellijk daaruit, dat hij zo opvallend vaak in zijn geschriften, zodra het over het genadeverbond gaat, Jeremia 31:31 - 34 aanhaalt en ook Hosea 2:18 en 19, alsmede Hebr. 8:8 - 12. Dat zijn allemaal teksten waarin zo duidelijk uitkomt, dat alleen de uitverkorenen wezenlijk in het verbond begrepen zijn. Bij Olevianus wordt het spreken over het verbond niet in mindering gebracht op het spreken over de uitverkiezing. 'Dit verbond', zo schrijft hij, 'heeft Christus, de Hogepriester en Koning der kerk, tussen God en ons in eeuwigheid bevestigd door Zijn verdiensten, en bedient Hij dagelijks in ons door Zijn kracht.’

Hoe bedient Christus dat dan? In trappen. Ja, Olevianus gebruikt daar dat woord, dat ook al zo in verachting is gekomen in onze tijd. Men wil niet meer weten van trappen en standen. Dat zijn allemaal maar scholastische onderscheidingen, ontstaan in een tijd van ziekelijke ontaarding van de gereformeerde theologie, zo tracht men de goegemeente wijs te maken. En velen horen zulks maar al te graag.

Hier zien we Olevianus, een der opstellers van onze catechismus, in het hart van de Reformatie, dit woord al gebruiken. Christus bedient Zijn verbond in de harten van Zijn volk in trappen. Hoe dan? Olevianus zal het u verklaren: 'Omdat Hij als de Koning Zijner kerk eerst de harten brengt tot kennis van hun ellende, en tot een gezicht van Gods gerechtigheid, en alzo een ijver schept om zich met God te verzoenen en zich naar Zijn wil te bekeren; daarna biedt Hij hun, zo voorbereid zijnde, het woord der verzoening aan, en brengt het geloof in hun harten voort, waardoor Hij Zichzelf naar Wie zij dorsten, hun mededeelt, opdat zij de rechtvaardigmakende kracht Zijner verdiensten tot een eeuwige vrede der ziel zouden genieten; en alzo door de Heilige Geest dagelijks meer en meer vernieuwd zouden worden; opdat zij die met Hem verzoend en met de Heilige Geest bedeeld zijn, werken zouden voortbrengen de zodanigen waardig; ten einde 's Konings heerlijkheid in hen uitblinke.’

Een lange aanhaling, maar wat zien we hier zo helder? Juist, de drie stukken, ellende, verlossing en dankbaarheid. Dat zijn de drie trappen waarin Christus Zijn verbond achtereenvolgens bedient in de harten der uitverkorenen. Zou men het ook anders hebben verwacht van deze opsteller van onze catechismus? Alweer, ook die leer van de drie stukken wordt tegenwoordig zo tegengestaan; zó zou de catechismus niet meer mogen worden gepreekt. En men wil al helemaal niet meer weten van een volgorde in de kennis van de drie stukken....

Laat ons het maar eenvoudig bij de oude Olevianus houden. Het gaat toch niet om een uitwendige wetenschap van de leer der zaligheid, maar om een bevindelijke kennis. Dan kan er geen bevindelijke kennis zijn van de verlossing buiten de kennis van de ellende. Dus is er wel degelijk sprake van een volgorde, al is het tegelijk waar, dat de kennis van elk der drie stukken een doorgaande kennis is, waarin men nooit uitgeleerd raakt. Wij hopen daar de volgende keer nog wel op terug te komen.

Nog iets. In die lange aanhaling gebruikt Olevianus ook het woord 'aanbieden'. Hij zegt dat Christus het woord der verzoening aanbiedt. Nu vragen wij onze lezers de aanhaling van Olevianus nog eens met aandacht te lezen en dan de volgende vragen te beantwoorden: Aan wie biedt Christus, volgens Olevianus in de bovenstaande regels, het woord der verzoening aan, en wanneer biedt Hij dat aan?

Wij hopen ook op de aanbieding bij Olevianus nog terug te komen, maar willen nu deze Terzijde afsluiten met de samenvatting, waarmede hij dit gedeelte van zijn inleiding op de verklaring van de belijdenis besluit: 'Deze trappen in de bediening van Christus' Koninkrijk en van Zijn verbond begrijpt de Heere in Zijn redevoering tot Paulus, als Hij zegt 'om hun ogen te openen'. Dit geschiedt wanneer hun consciëntie door de kracht van Koning Christus Zelf (want Hij maakt de bediening krachtig) wordt verlicht door de Heilige Geest, opdat zij zichzelf en hun zonden, en tegelijk God en Zijn heiligheid en gerechtigheid welke zij gelijkvormig moeten zijn, zodanig kennen dat zij zich door het geloof tot God bekerende, een tweeledige weldaad in Christus ontvangen, namelijk de vergeving der zonden en een erfdeel onder de geheiligden; waarom zij dan ook overeenkomstig 's Heeren vermaning zich aangedrongen gevoelen om te staan naar vordering in heiligmaking, wetende dat 'die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd, en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt', Rom. 8:29, 30.’

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's