Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN RIJSJE UIT DEN AFGEHOUWEN TRONK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN RIJSJE UIT DEN AFGEHOUWEN TRONK.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want er zal een rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isaï. Jesaïa 11:1.

(Geschreven voor het December-nummer, waarin toen geen ruimte was, en thans geplaatst, omdat de director door ernstige ongesteldheid niet in staat is nu een ander te schrijven).

Wat geen verwachting heeft, maakt de Heere tot middelpunt van alle verwachting; wat dood is, maakt Hij levend, opdat geen vleesch zal roemen voor zijn aangezicht.

Hij die gekomen is om zondaren zalig te maken, vindt bij zijn geboorte zijn beeld niet in den hoog-opgaanden en diep-gewortelden boom, welke zijn zwatelend gebladerte fier opheft onder den hemel, die over hem henen koepelt. maar in een broos rijsje, voortgekomen uit een afgehouwen tronk. Als we staan bij zulk een tronk, bij een ouden stommel, welke nog in den bodem is achtergebleven, zien we niets dan verloren heerlijkheid. De breede stam in den grond doet ons enkel denken aan takken, welke gekapt zijn, en aan een boom. welke reeds lang is geveld.

Davids Huis was eens een hooge stam en in den bloeitijd daarvan breidde het zijn takken uit naar Oost en West, naar Noord en Zuid. Heerschend stond het in het rijksgebied, dat zijn grenzen uitstrekte van den Libanon tot Egypte, van den Eufraat tot aan de zee. Al die heerlijkheid echter was vergaan. De eene tak na den ander was gevallen en in de Babylonische gevangenis werd de bijl gelegd zelfs aan den wortel van den boom. De boom zelf viel onder de machtige slagen en zijn val was groot. Al wat er nog over is van Davids huis. vindt ge slechts in Maria van Nazareth en in den trouwhartigen timmermansknecht Jozef uit het vergeten stedeke in den achterhoek van Palestina, in het ver-gelegen Galilea. waaruit niets goeds kan voortkomen.

Davids Huis is inderdaad het best te vergelijken bij een ouden tronk, als de volheid des tijds is gekomen. En uit die armoedige resten in den grond heeft de Heere nog een rijsje doen voortkomen. Inderdaad een rijsje. Wat is onbeduidender dan zulk een uitspruitsel in deze omgeving! Een kindje in een beestenstal, neergelegd in een kribbe, haastig bijgeschoven door Jozef met als bedje niets anders dan een paar wischjes stroo. tusschen de stalbeesten opgeraapt. Een kindje, in doeken gewonden door de bevende handen der jeugdige moeder zelve! De heerlijkheid des hemels mocht de herders in Efrta's velden omschijnen, geen straal daarvan drong door in den donkeren hoek van den stal achter de herberg.

Maar over dat rijsje, dat hier in stilte aan dien afgehouden tronk ontsproot, waakte de hemel. In dat rijsje school leven en dat rijsje zou zich ontwikkelen en opwassen tot een stam, die zijn takken zou uitbreiden niet slechts als in den bloeitijd van het Davidische Koningshuis van de zee tot aan den Eufraat en van den Libanon tot aan Egypte, maar tot aan de einden der aarde. Van zee tot zee zal Hij regeeren, zelfs tot in het verre Toradja-land.

De weg van zulk een broos rijsje tot een machtigen boom, waarin de vogelen des hemels komen nestelen, is een lange weg. Niets gaat langzamer dan het groeien, maar niets ook gaat zekerder dan het groeien zeker gaat. In den loop der eeuwen is reeds volk na volk Hem onderworpen, die gekomen is niet om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen, opdat alle volk zal eten van die vrucht en den Landman verheerlijken, die in de zending van zijn lieven Zoon al dat heil bereidt.

Een afgehouwen tronk, — dat zien we bij den Koning der Kerk; doch, dat zien we ook bij al zijn onderdanen. De Heere heeft den mensch geschapen met een heerlijkheid, slechts een weinig minder dan die der engelen. Maar wat is hiervan geworden? Ik breng u bij een ouden stommel, die nog in den grond is blijven zitten, bij een afgehouwen tronk. Welke verwachting kunnen we daarvan hebben? Bij het ontdekkend licht van Gods Geest vinden wij voor ons zelf hierin ons beeld. Alle heerlijkheid is weg. De eene tak na den ander viel, totdat de stam zelf werd weggenomen. Alle vroegere pracht is vergaan, afgehouwen tot aan den grond en hiermee gelijk gemaakt. Wat in dien ouden tronk is overgebleven, wordt aan verrotting prijs gegeven. Die oude tronk in den grond is het einde van alle schoonheid en van alle verwachting.

Ja, zegt het ontdekte hart. Zoo is het met mij. Ik ellendig mensch, wie verlost mij van het lichaam dezes doods? — zoo klaagt het Paulus na. Het verderf zit zoo diep en het wordt niet beter, maar vreet steeds verder door. Ja, niets dan een oude tronk en. als de ontdekte ziel dit zegt, slaat zij zich op de borst; want wat uit dat oude hart voortkomt, waaruit de uitgangen des levens zijn. is niet slechts wat verbaast, maar ontstelt en verschrikt. Daar vinden we een gedrocht van verkeerdheid en een monster van ongerechtigheid, niet slechts een troebele, maar een vuile bron van allerlei wanbedrijven, zelfs

na ontvangen genade. Dat doet met een doodsteek in de beenderen den weg afgaan, diep buigen en laag bukken en vragen: , , Is er nog eenig middel om daarin verandering te brengen? "

Is dat reeds onze kJage geworden. Hebben wij de onderteekening van het doodvonnis over ons en het onze reeds gelezen?

Dan breng ik U nogmaals bij dien afgehouwen tronk. Weet gij geen raad met die zonde, welke altijd nieuw opwerkt? Ik wijs u dan op dat Kindeke in de kribbe, op dat brooze rijsje uit dien afgehouwen tronk. Begonnen we met te schrijven, dat de Heere, wat geen verwachting heeft, maakt tot middelpunt van alle verwachting en. dat Hij levend maakt wat dood is, zie dit aan dat rijsje. In Christus Jezus maakt de Heere een nieuw begin en breekt er een nieuwe bedeelïng aan. Uit een vermolmden tronk brengt Hij nog nieuw leven voort. Zeker, als een rijsje zoo teer. Wie let er op een rijsje? Wie geeft acht op dat gebed, in de benauwdheid geboren, op die bevende lip en op die stille traan, nog haastig afgewischt? De Heere echter zegent het uitspruitsel. Hij waakt over zijn eigen werk gelijk over dat Kindeke in de kribbe, dat Herodes reeds dreigde te smoren in de wieg.

Elk. die Hem vreest, hoe klein hij zij of groot, Wordt van dat heil, die weldaan deelgenoot. Hij zal ze grooter maken.

Let hierop: Hij zal ze grooter maken. In leven zit groei. Nogmaals, dit gaat wel langzaam, doch tevens heel zeker. Dat rijsje wordt een twijg en die twijg straks een tak. Het gebed wordt niet hartstochtelijker, maar veel inniger en ootmoediger. De beteekenis daarvan valt straks niet langer te miskennen. Er komt een geloovig gebruik maken van de ambten van dien grooten Christus, die ze al dierbaarder wordt. En als ge ze straks vraagt, hoe dat alles gekomen is, zal het antwoord zijn van elk kind van God: De Heere deed in vrij ontfermen door zijn Woord en Geest een rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk en een scheut van tusschen zijn wortelen bracht die vruchten voort.

Zoo gaat het zelfs met een geheel volk. ook met dat der Toradja's. Broeders zendelingen. het verderf van het volk, waaronder gij woont en werkt, is zoo groot en zit zoo diep. De macht van het Heidendom is zoo sterk. Wat zal er terecht komen van de Toradja's, blootgesteld aan zoovele verdervende invloeden? Wat er van over is, belooft niet veel. Een oude en een vermolmde tronk!

Een groote stommel, overgegeven aan voortgaande verwording! Gij weet dat nog veel beter dan wij hiervan kunnen schrijven. Dat echter spreekt toch ook van een nieuw begin. van een begin niet uit ons, maar uit Hem, die in Christus Jezus een rijsje kan doen voortkomen uit afgehouwen tronken. Die afgehouwen tronken spellen wel den naderenden dood, maar die rijsjes bevatten een belofte eener schoone toekomst, van een toekomst, die duurt tot in eeuwigheid.

Uit oude tronken nog nieuw leven, — worde dit de prediking voor velen, ver en nabij. Hierbij zal uwe ziel wel bij varen en ons werk zal er door gebaat worden. Dit brengt dan voor hart en leven en ook voor onzen arbeid het nieuwe begin van een nieuwe bedeeling tot eere van Hem, die een rijsje doet voortkomen uit een afgehouwen tronk en een scheut van tusschen zijn wortels nog vrucht doet voortbrengen, ook voor het werk der Zending.

Den Haag, Maart 1939.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1939

Alle Volken | 16 Pagina's

EEN RIJSJE UIT DEN AFGEHOUWEN TRONK.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1939

Alle Volken | 16 Pagina's