Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eerksplitsing een „geloolsstuk" en geen „waagstuk". Geen praat langer maar daad ^). (I.)

1. De n o o d z a k e 1 ij k h e i d der k e r k- splitsing.

Wie leven in een üjd vol ongeloof en afval. In de groote steden inzonderheid, waar de verleiding zoo sterk is en de geest uit den afgrond zoo krachtig werkt, is de afval groot. En juist daar is de zorg van de Kerk van Christus, als de Moeder der Geloovigen, voor haar kinderen zoo bedroevend sleclit, omdat de Massaliteit, vooral door den toevloed van buiten^ haar met lamheid slaat.

In de groote dorpen krijgen we een zelfde euvel, vooral in de groote industrie-dorpen is dat het geval. Daar zijn de arbeiders vaak van alle kanten toegestroomd. De gemeenschappelijke band der traditie is weggevallen en al is het waar, dat men daar in elk geval tocli elkaar nog meer leert kennen, toch hebben we de ervaring opgedaan, dat de onderlinge band al heel wat losser is geworden. En de rustelooze propaganda van het ongeloof en van het socialisme en het communisme laat ook daar haar invloed gelden. Voorts zijn het ook de secten, die hier hun slag pogen te slaan. Hun kleine, meer intieme kringetjes trekken de menschen aan, vooral als ze in de massa van degi'oote doi-pskerk verdrinken, door gebrek aan bearbeiding.

Duidelijk komt de afval in de groote stad uit in hetgeen Prof. Waterink schreef in „De Reformatie" van 14 Nov. 1931 aangaande de kerk te Bremen. Van de 2116 gereformeerden, die tusschen 1895 en 1900 er aan kwamen, bezochten er in 1910 nog slechts 113 de kerk en daaronder enkelen zelden. Welk een bedroevend klein getal

ook al telt men er de gestorvenen en vertrokkenen bij. Nu moge de toestand in ons land en in onze kerk beter zijn, rooskleurig ziet het er ook daar zeker niet uit.

Immers 7 Nov. 1931 constateerde Prof. Waterink, dat van de 1274, tusschen 1893 en 1905 in de Gereformeerde Kerk van een onzer groote steden gedoopte jongens, er '102 waren overleden, 484 belijdenis deden, 173 met hun ouders, 320 tot 327 persoonlijk met de kerk hadden gebroken, 173 vertrokken waren naar Amerika, terwijl 201 nog meeleefden als dooplid. Dus 673 of bijna de helft vrijwel zeker afgevallen.... En in een bepaald jaar deden 275 belijdenis. Daarvan onttrokken zicli 91; 98 vertroikken zonder attestatie, zoodat er 86 overbleven, terwijl van de gesloten huwelijken ongeveer een derde gemengde huwelijken waren.

Dit zijn inderdaad cijfers, die te denken geven, aan allen, die de Kerk lief hebben en deernis heb­

ben met de zielen, die verloren gaan. Maar genoeg hiervan... De groote afval in onze groote stadskerken is zoo^ langzamerhand algemeen bekend. Bleek bij natelling om financiêele redenen niet, dat een onzer grootestadskerken hare verlorenen bij duizenden kon tellen? Wat moet er toen niet door de ziel dier tellers en verdere belanghebbenden zijn gegaanI Die gioote afval loch wordt smartelijk gevoeld!

Men zoiekt dan ook alom naar een weg tot genezing. Uit onze kerken zijn het Dr Kuyper Sr in Pro Rege p. 277, Dr Bavinck, Dogm. p. 407, Dr H. li. Kuyper, Onze stadskerken. Her. no. 1619vv.; Ds Harrenstein, Dissei-tatie, p. 48vv., die daarover schreven. Maar ook uit andere kerken zijn er, die daarover handelen, zooals Prof. Slotemaker de Bruine in zijn Chr. Sociale Studiën, p. 415vv. Dan hebben Ds Lindeboom met het oog op Amsterdam en Br. J. Kruithof met het oog op Rotterdam gepoogd, de gemeente voor kerksplilsing warm te maken. De lezing van deze werken bevelen we ten zeerste aan.

Men voelt almeer, dat de kerk lüet vrij uit kan gaan, als ze zulke toestanden laat voortbestaan. Van haar hand zal hun bloed worden _geëischt. Als de Heere haar vraagt: „Wat hebt gij met Mijn kinderen gedaan, de kinderen des Verbonds? " Wat zullen de Herders der schapen en der lammeren daarop kunnen antwoorden? Hoe roerend wist Kuyper (P. R. p. 279) niet te gewagen van het persoonlijk contact tusschen Opzieners en Gemeente, waai-van Paulus' afscheid van de Gemeente van Efese blijk geeft: „Hebt acht op de GEHEELE kudde, waarover u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, WELKE CHRISTUS VERKREGEN HEEFT DOOR ZIJN EIGEN BLOED. W; aakt en gedenkt, dat ik drie jaar lang, nacht en dag, niet opgehouden heb EEN IEGELIJK met tranen te vermanen.''

Welk een teedere zorg!

En de Herders in onze groote steden, behalve dan voor de ernstige zieken, Icunnen, helaas, slechts Predikheeren zijn, gaande van kerk tot kerk, zonder het aangezicht hunner schapen te kennen, niet wetend of het wel schapen zijn, die op hun roepstem naderen tot den Heiligen disch, waarvoor ze. toch mede hebben te waken en voorts: deputaten voor dit en voor dat, te veel om te noemen. En al spannen ze zich nog zoo in, wat velen ook metterdaad doen, ze staan machteloos, zoolang de massale stadskerk blijft bestaan. Maar liun hart schreit bij de gedachte aan de velen, die ze niet kunnen bereiken met den besten wil van de wereld. En men zoekt nog aldoor naar een oplossing.

Doch men lette niet alleen op de Dominees. Kerksplilsing maakt minstens verdubbeling van het aantal ouderlingen en dus van de Mede-Herders mogelijk. En waar dit ambt onder ons als een ernstig en gewichtig en verantwoordelijk ambt wordt beschouwd, welk een intensiever bearbeiding kon er dan niet verwacht worden.

Eenigen tijd geleden is er een principiëele strijd gevoerd over het al of niet geoorloofd zijn van kerksplilsing, of n.l. de H. Sclirift niet eischte de eenheid der Stadskerk. Er waren er, die het Parochiestelsel (Zie de bezwaren tegen dezen naam bij H. H. Kuyper, Her. no. 1641) in strijd achtten met Gods Woord. En men zocht nu in verscherpte wijkindeeling zijn heil, als het eenig mogelijke. En inderdaad kumien we met Ds Lindeboom van veel goeds gewagen met betrekking tot de verscherpte wijkindeeling als: De beroeping der Ambtsdragers DOOR, VOOR en UIT de Wijk, de Avondmaalsviering in elke Wijk door den "WIJK- PREDIKANT met zijn WIJKOUDERLINGEN en den arbeid der 'VVijkcommissies. Maar ook ZOO desondanks, blijft zijn conclusie, dat ook de meest verscherpte Wijkindeeling ONVOLDOENDE is, zoolang daar blijft de onverdeelde Kerkeraad met haar heirleger van Ouderlingen. En dat getal moet om degelijke bearbeiding mogelijk te maken, wellicht zelfs verdubbeld worden, opdat de Ouderlingen twee aan twee een 50, uiterlijk een 60, gezinnen zullen be bearbeiden hebben.

Hoe kan er degelijke arbeid verwacht worden van zulk een massale vergadering! Teedere ..tuchtzaken worden „hamerstukken", evengoed als gewichtige financiêele aangelegenheden, als de begrooting enz. Stuitend is hel, dat het intiemste leven van zondigende Broeders en Zusters, waar sprake is van ovei^spel, echtbreuk, dronkenschap, huiseUjke oneenigheid, enz., waarop de tucht wordt toegepast, al dadelijk aan zulk een schare wordt prijsgegeven, waar bedekken nog eisch is, naar den aard der liefde, in de kerkelijke tucht belichaamd. (Kruithof p. 17).

Onvoldoende is en blijft de verscherpte Wijkindeeling, zoolang Predikanten, Ouderlingen en Diakenen staan tegenover de MASSALITEIT der tegenwoordige S t a d s k e r k ie n, zoolang het contact tusschen Herders en Schapen zoo ten eenenmale onvoldoende is. Daar is maar één uitweg: KERKSPLIT- SING.

2. Kerksplilsing principliëel geoorloofd en practisch geëischt.

De principiëele strijd over kerksplilsing kan nu o.i. als uitgestreden worden beschouwd. Terecht sclireef o.i. Prof. Grosheide, nog sterker dan de Amsterdamsche Commissie het uitdrukte: „De Schrift GEBIEDT wel is waar niet groote kerken te splitsen, maar onderstelt, dat groote kerken gcspUtst zijn. Immers de Christelijke kerk is naar het model der Joodsdhe Synagoge ingericht. In Rom. 16 staan verschillende gi'oepen onder met name genoemde leiding vermeld en vooral in den Hebreërbrief wordt over de eigen gemeente der Joden gehandeld. "En Prof. , H. H. Kuyper toonde in „De Heraut" no. 1644 (Onze Stadskerken), dat de Gen. Syn. van 1892 in art. 2 van haar acta, geenszins als beginsel wilde vastleggen, dat de burgerlijke en de kerkelijke grenzen moesten saamvallen. Ook Kuyper in zijn Pro Rege (anders, dan jn zijn Tractaat van Ref., 30 jaar vroeger) en Bavinck in zijn Dogmatiek, hebben de kerksplilsing met Gods Woord niet in strijd geacht.

Al meer en meer werd de noodzakelijkheid ervan gevoeld en hier en daar werden dan ook pogingen tot kerksplilsing aangewend. Den Haag ons eere-saluut, dat ze de eerste is geweest! Dat ze verder moge gaan op den ingeslagen weg. Ot hel haar echter gelukken zal, verder de gemeente in financieel ongeveer even sterke kerken te splitsen, valt ten zeerste te betwijfelen.

Telkens hoort men dan ooTi van pogingen, die men opgaf om practische bezwaren, zoowel in onze groote dorpsfcerken als in onze stadskerken.

TWEE HOOFDBEZWAREN zijn er voornamelijk:

1. Hel FINANCIÊELE bezwaar: Hoe de draagkracht der gemeente te regelen, ZOO, dat elke gemeente in slaat is eigen huishouding te verzorgen, zonder daler noodlijdende gemeenten ontstaan, met alle ellende daaraan verbonden. En zijn eenmaal de banden losgeknoopt, hoe moeilijk is het, ze weer vast te knoopen.

2. Het EENHEIDSbezwaar: De stad en het grootedorpis nu eenmaal een EENHEID. De verschillende deelen hebben elkaar noodig, n.l. de armen- en de rijkenwijken.

Uit die eenheid vloeien nog andere bezwaren voort, Mj het van mindere beteekenis, die later onder de oogen kunnen worden gezien.

Met de eerste twee moet echter allereerst rekening worden gehouden, bij het zoeken van een oplossing.

3. De m oge 1 ij ke oplossing. De EENHEID mag o.i. niet uit het oog worden verloren. De armen- en rijkenwijken kunnen elkaar niet missen. God heeft ze naast elkaar geplaatst, elkaar tol een hulp. Daarom willen we de EENHEID vasthouden en toch KERK- SPLITSING invoeren... En dal kan door een groote GECOMBINEERDE kerk te creëeren, zooals er zoovele kleine gevonden worden. DE NOOD IS ONS OOK HIER OPGELEGD, om het heil der gemeente te behartigen, DAAR HET ANDERS ALLEEN BIJ PRATEN BLIJFT, VANWEGE DE PRACTISCHE MOEILIJKHEDEN.

Mien heeft nu bij de kleine en middelmatig groote kerken verschillende soorten van combinaties. Zoo van twee Gemeenten met één of twee kerkgebouwen. Ook wel van drie a vier Gemeenten met één of twee kerkgebouwen. Zelf hebben we zulk éên gecombineerde Gemeente met genoegen gediend, twee Gemeenten, met één kerkgebouw en één predikant.

Op zulk een combinatie, zoowel voor het groote dorp als voor de groote stad, doelen we. •

WELKE VOORDEELEN BRENGT DIT MEE?

1. De EENHEID blijft bewaard, en toch heeft er DECENTRALISATIE plaats, zoodat de geestelijke bearbeiding tot haar recht kan komen. Elk dier kerken is immers zelfstandig-

2. Ondanks de splitsing blijven die kerken een EENHEID vormen als gecombineerde kerken.. •

EN DUS BEHOEFT DIE SPLITSING GEEN ZORG TE BAREN. GEEN NOODLIJDENDE KERKEN WORDEN HIERDOOR IN HET LE­ VEN GEROEPEN. De financiêele grondslagen blijven behouden.

Juist omdat men een GECOMBINEERDE ke.r.k blijft, . heef t deze kerk te zorgen,

dat de samenstellende deelen geen gebrek lijden. De band tusschen dezq, als tezaani gehuwde kerken is vanzelf veel inniger dan die tusschen de kerken van een Classis. Zulk een combinatie is NIET in strijd met het Gereformeerde Kerkreclit en wordt dan ook heden overal bizonder aanbevolen met het oog op den candidate n-o v e r v 1 o e d.

4. Hoe die kerksplitsing moet worden aangevat !

Juist omdat de finanoiëele grondslagen blijven bestaan, kan men eerst de kerksplitsing met het oog op de geestelijke verzorging haar beslag doen krijgen, eer men overgaat tot de financiëele decentralisatie. Maar ook deze moet zoospoedig mogelijk volgen om'tot meerdere krachtsontplooiingte komen. Hier wordt dus niets gewaagd, maar alles gewonnen.

Om dan te komen tot splitsing, beginne men met het aanleggen van een plattegrond van stad of dorp met vermelding van het aantal gezinnen in elke straat, zoodat men een goed o-i? erzicht heeft met het oog op de indeeling.

Voor een dorp of kleine stad is de gang van zaken nog al eenvoudig.

Plaatselijke toestanden spreken hier een geducht woordje mee. Er zijn natuurlijke afscheidingen, als vaarten en riviertjes, die vanzelf den weg wijzen. Er behooren soms gehuchten bij, die als aangewezen zijn om op ziclizelf te staan.

Groeit het dorp echter naar het gehucht toe, dan is het oj. gewenscht, de nieuw te vormen gemeente (Dorpsnaam) Oost of West enz. te noemen en een nieuwe kerk nog op den rand van het dorp te bouwen, daar de bewoners van het gehucht gewoon zijn naar het dorp te loopeii, terwijl de doi-pisbewoners het vaak minderwaardig vinden tot een gehuchlskerk te behooren, met welke zwakheid men rekening kan houden om de moeilijkheden niet meerder te maken.

Na de gemeente door kerkbode en anderszins te hebben rijp gemaakt voor de splitsing, gaat men over tot de verkiezing van de Kerkeraadsleden.

De Dominee blijft de Dominee van de Moedergemeente en voorloopig ook van de Dochtergemeente. De ééne week vergadert hij met den éénen, de andere week met den anderen smallen Kerkeraad, de derde week met den gemeenschappelijken breeden met het oog op do financiëele aangelegenheden, totdat heel de splitsing haar beslag heeft gekregen. De catechisaties blijven voorloopig één.

Bij een grootestadskerk is de zaak wat ingewikkelder.

Nemen wij voor het gemak een groote stad met 8 wijken en 8 predikanten, en 8 kerkgebouwen. Het getal gemeenten moet verdubbeld. Elk dier stadswijken, met min of meer een ej^en leven moet een gecombineerde kerk worden. Maar de Citybuurten worden almeer ontvolkt. Daar moet dus mee gerekend. Met den plattegrond voor ons worde dus de stad zóó ingedeeld, dat de Citykerken elk 11 a 1300 zielen en de Combinatie dus een 25O0 zielen telt. De Dominee blijft vanzelf de Predikant van de sterkste, van de Moederkerk, terwijl de Dochterkerk wordt geïnstitueerd. Deze beide Buurtkerken vormen dus samen een wijkcombinatie onder een Dominee.

Na de noodige voorbereiding der gemeente, worden ook hier Kerkeraadsleden gekozen en de Dominee vergadert alweer de ééne week met den breiden, de volgende met den anderen smallen en vervolgens met den gemeenschappelijken breeden Kerkeraad, totdat de financiëele splitsing haar beslag heeft verkregen en eens in de drie maanden met den breeden Kerkeraad van de geheele Stadscombinatie.

Men hoeft dan alvast dit voordeel verkregen, dat slechts een zestiende deel van den massakerkeraad vergadert en dat met volle bevoegdheid, zoodat er geen onwaardig spel gespeeld wordt met onze verantwoordelijkheid bij beslissingen over tuchtzaken enz., die bij negen van de hen Kerkeraadsleden onbekend zijn. Ook de Dominee kan beter met twee kleine Kerkeraden vergaderen, doch met volle bevoegdheid, dan met een dubbel zoo groofcen Kerkeraad, die over een tweemaal zoo groot ressort zijn scepter voert.

Eens in de drie maanden vergaderen de Ifi gecombineerde kerken te zamen ter behartiging van de gemeenschappelijke iDelaiigen. Het agendum en de voorstellen zijn dan ecliter reeds in de 8. wijkoombinaües besproken.

Daar deze gecombineerde breede Kerkeraadsvergadering door vermeerdering der Kerkeraadsleden allicht plm. 2 maal zoo groot zou worden als de tegenwoordige, zou het overweging verdienen 4 afgevaardigden van elk der 16 kerken er heen te zenden.

DE CLASSIS.

Daar elk der kerken zelfstandig is, en zie alleen om de EENHEID als dorps- of stadskerk en om de eigenaardige financiëele toestanden daaruit voortvloeiende, gecombineerd zijn, heeft elke kerk ook afgevaardigden naar de Classis te zenden.

Voorloopig dienen deze kerken met eenige tegemoetkoming behandeld te worden, met het oog op de financiën, tot de organisatie geconsolideerd is. Vooral bij een groote stad met haar^grooten zelfkant heeft dit tijd noodig. Dat voorloopig dus de Classicale bijdragen dezelfde blijven!

Op den duur zal het echter als ©en bezwaar gevoeld worden, dat de Classis overvleugeld wordt door de stadskerken. En bovendien, dat ze zoo te groot wordt. En dan ligt het vooir de hand, dat de gi'ootestadskerken met de randgemeenten tezamen een eigen Classis vormen, bijv.: de Classis Amsterdam naast de Classis AmsteHand, of hoe men haar

ooik noemen wil.


1) Dit artikel van Ds W. F. C. v. Helsdingen — waaraan we in eenige opeenvolgende nummers plaats verleenen —• ligt reeds geruimen tijd op plaatsing te wachten. Om het niet langer in te houden, geven we het thans in deze rubriek, en laten deze week voor één maal de gewone copie voor de rubriek „Kerkelijk leven" vervallen. (Red.).

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's