Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Cur Deus Homo

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cur Deus Homo

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben."

Alle woorden in de Bijbel zijn getrouw, maar als de Apostel in zijn veelzijdige prediking komt aan de vleeswording des Zoons, dan heft hij zich boven al het gesprokene uit en zegt: „Dit is een getrouw woord", hierop kunt ge aan. Geen van Gods woorden zal ter aarde vallen, geen tittel, geen jotha, geen woord, geen zin, geen hoofdstuk, geen bijbelboek, maar over dit woord, hoe omstreden het ook zal zijn, zal de Heere bijzonder waken. Al Gods woorden zijn waarachtig, maar dit rijst boven die alle uit: „Jezus Christus is in de wereld gekomen om de zondaren zalig te maken." Het is dan ook alle aanneming waardig, de volle aanneming. Ge moet het met geheel uw verstand aanvaarden en het vooral niet loochenen, ge moet het u vooral niet laten ontstrijden. Alle aanneming waardig. Ge moet het met uw ganse hart aanvaarden en er vast op gaan: Christus Jezus is in de wereld gekomen, God is geopenbaard in het vlees. En dan moet ge erbij aannemen met de volle aanneming dat Hij slechts voor zondaren is en ook dit, dat gij daarvan de voornaamste zijt.

De eeuwige Zoon van God neemt de ware menselijke natuur aan, hoewel Hij waarachtig God is en blijft. Op de twee naturen van Christus dient steeds weer de volle nadruk te vallen. Helder en klaar heeft de kerk beleden het eeuwige Zoonschap van Christus, opdat deze enige natuurliike Zoon altijd weer principiëel onderscheiden zou zijn van al Gods aangenomen kinderen, die zelfs in de staat der heerlijkheid toch altijd binnen de grenzen van het creatuurlijke zouden blijven, ook al zouden zij met Hem in Zijn troon zitten. De kerk is altijd bevreesd geweest voor de vergoddelijking van het schepsel; in de hemel zien wij de triumpherende kerk geknield liggen voor de troon van God en het Lam.

Even bevreesd is de kerk altijd geweest voor het naar beneden halen van de Goddelijke natuur van Christus, omdat het uit de aard der zonde de mens zo ligt om de Godheid van Christus zo niet te loochenen, dan toch te verkleinen of naar beneden te halen. Hiertegen moet in de kersttijd gewaakt. Tracht men altijd weer de Goddelijke natuur in het creatuurlijke te trekken, anderzijds vindt ge dat men steeds weer de menselijke natuur getracht heeft terug te dringen in het Goddelijke. En gelukt dat niet, dan zal getracht worden de beide naturen in elkaar te doen vloeien, om alzo de beeltenis van de Middelaar te vertroebelen. Het is daarom dat bij de overdenking van Zijn geboorte de kerk de Goddelijke natuur met klem beleden heeft, door te stellen dat Hij waarachtig God is en blijft. En het is daarom dat de kerk in de geschiedenis zo'n lange strijd gestreden heeft en zo rotsvast gesteld heeft dat de beide naturen in Hem ongedeeld en ongescheiden waren. In de wondere ontvangenis en geboorte van Christus daalt God in menselijk vlees en ontstaan twee naturen in één persoon. Niets heeft de Goddelijke natuur ingeboet bij ontvangenis en geboorte en niets is de menselijke natuur meer of minder geworden. Ongedeeld en onvermengd! Als Gods Zoon mens wordt uit het zaad Davids, dan is Hij zaad Davids geweest naar Zijn menselijke natuur, niet naar Zijn Goddelijke. Als de Christus van geslacht tot geslacht is meegereisd onder de geslachten Israëls, als Hij gedragen is in de lendenen van Zijn voorvaderen, dan is dat slechts voor zoveel het vlees aangaat, d.w.z. naar Zijn menselijke natuur. De Goddelijke natuur verenigt zich met de menselijke in enigheid des persoons, eerst in de heilige ontvangenis en geboorte. Maar God is Hij en blijft Hij.

Wat heeft de satan al vele pijlen afgeschoten op die Goddelijke natuur van de Heere Jezus in de tijd van Zijn omwandeling, in de geschiedenis van de . vroege kerk en wat schiet hij er in deze tijd zijn pijlen nog onverzwakt op af.

Satan deed dit en doet dit omdat de Christus dan ophield Middelaar Gods en der mensen te zijn en omdat daardoor heel het werk der zaligheid te niet gedaan zou zijn. Nu doen al de aanvallen van de satan en al het ongeloof, dat voor en na in de kerk zich openbaarde, niets af van de persoon van de Middelaar.

Hoe ook bestreden, hoe ook geloochend, God is Hij en blijft Hij toch wel, maar dan zullen satan en het ongeloof toch trachten een deuk te brengen in het geloof der kerk, of dat te vernietigen. Zegt dan de moderne theologie van heden dat de Godheid des Zoons de mindere is dan de Godheid des Vaders, zo belijde de kerk van heden even krachtig en klaar als de kerk van de oudere tijd, dat Hij waarachtig God is en blijft. Wat in Bethlehem geboren is, dat is Gods Zoon!

Evenwel heeft de Zoon van God de ware menselijke natuur uit het vlees en bloed der maagd Maria door de werking des Heiligen Geestes aangenomen. Ontvangenis en geboorte schuilen weg in het duister, daarover spreekt men niet. Als intussen in een vorstenhuis een dergelijk gebeuren plaats grijpt, dan kan dat niet verborgen blijven. Dit wordt aan heel het volk, tot zelfs buiten de grenzen, bekend gemaakt. Hoeveel te meer moest dit zo zijn, nu dit de gebeurtenis gold, die niet slechts het heilige land betrof, maar de ganse aarde. .Op Zijn ontvangenis en geboorte richt zich het oog van de kerk der eeuwen. God Zelf maakt in. Zijn woord de boodschap van Gabriël bekend en Hij doet Zijn Zoon geboren worden in een stal, opdat ook de geringste getuige zou kunnen zijn van dit gebeuren. De kerk mocht dit niet slechts weten, maar zij moest dit weten. Haar heil zou nu eenmaal hangen aan de kennis van God geopenbaard in het vlees. Zo houdt de Heere dit geheim niet verborgen.

Door de werking des Heiligen Geestes neemt Hij de meneslijke natuur aan. In de ure der ontvangenis en niet eerder worden de beide naturen verenigd. Hier was niet nodig een onbevlekte ontvangenis van de maagd Maria, feitelijk is deze leer een zekere loochening van dit werk des Heiligen Geestes. En Maria en haar hele voorgeslacht waren mensen in de volle zin van het woord, zondige mensen, in wier leven de zonde nu eens door genade opgebonden werd en ook anderzijds weer zo ernstig hoogtij kon vieren. Onbevlekt ontvangen is noch Maria, noch haar voorgeslacht, maar Hij alleen en dat door de Heilige Geest. Niet door toedoen des mans, maar door de overschaduwing des Heiligen Geestes is de Christus ontvangen.

En dan hebben wij denkelijk die overschaduwing zo te denken, dat dit heilig zaad tegen de erfzonde, die ook Maria droeg, bewaard is en dat het ook al de tijd, dat Hij in het lichaam gedragen werd, door de Heilige Geest bewaard wérd van alle besmetting der zonde. Hij, die God was van eeuwigheid en die God bleef, werd wat Hij niet was, mens, uit het vlees en bloed van de maagd Maria. Heilig was Hij in de ontvangenis en in de geboorte. „De verborgenheid die God geopenbaard heeft is groot, God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld." * * *

Hij is, zo belijdt de kerk, het ware zaad Davids, Zijn broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde. Wij zagen wat Hij is en blijft, wat Hij niet is en wordt, hier vinden wij wat Hij is en niet is, nl. het ware zaad Davids, maar geen zondaar. Christus is in een bepaald geslacht ingegaan, om hun een Broeder te zijn, nl. in het geslacht Davids. Waarom noemt Hem de belijdenis het zaad Davids en niet bij voorbeeld het zaad Abrahams?

In de eerste plaats omdat de Schrift het zo en niet anders zegt in de geboorteaankondiging: „Deze zal groot zijn en de

Zoon des Allerhoogsten genaamd worden en God de Heere zal Hem de troon van Zijn Vader David geven en Hij zal over het huis Jacobs Koning zijn in der eeuwigheid en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn." Dit nu heeft diepe zin. David is de verkorene Gods geweest, die Hij uit het volk verhoogd heeft, geboren in Bethlehem is hij van de nederigste stand verheven tot de hoogste, die ooit geweest is, nl. om koning te zijn in de theocratische zin van het woord, opdat hij de voorafschaduwing zou zijn van de Christus. Hoe groot Salomo geweest moge zijn, hoe vroom mannen als Josia en Hiskia, als David was er geen koning in Israël. Hij en geen ander was de man naar Gods hart. Met fijne religieuze intuïtie heeft het volk Israël dit gevoeld als zij altijd verwachtten een koning uit het huis van David.

En nu komt Christus, in datzelfde Bethlehem, uit datzelfde zaad, even nederig geboren en Hij wordt uit het volk verhoogd, om het beeld der zaken zelf te zijn, nl. Koning in der eeuwigheid. Al wat David en diens geslacht, op zichzelf diep zondig en verwerpelijk voor God, geweest zijn, zijn ze geworden door de genade van Hem, Die in hun geslacht is ingegaan. In dat geslacht' is Christus ingegaan als een heilig en onnozel zaad én Hij wordt zo in alles een broeder, doch zonder zonde. En nu is daar geen diepte, geen smaad, geen straf geweest, of Hij heeft het met hen en voor hen aanvaard, opdat Hij onschuldig voor schuldigen zou lijden, opdat Hij hun een Borg en Broeder zou zijn.

Door dit geslacht van David lopen op profetische wijze ook heidense draden als die van Rachab en Ruth, opdat Hij een Zaligmaker van Joden en Heidenen zou zijn. Hij wordt aan een bepaald geslacht gegeven en ook een bepaald geslacht uit Joden en heidenen wordt Hem gegeven, , .A1 wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen." Ze komen — ze komen als zondaars, snood en boos — ze komen als gegevenen — ze komen tot Hem. Ze zijn Zijn broeders.

Maar dan is Hij ook hun Broeder. Wat is Hij u? Waarachtig God en waarachtig God gebleven? Is Hij voor u dat niet, dan werd Hij voor u ook niet mens en dan zijt gij nog in uw zonden. Ieder die Zijn Godheid loochent, bespot of verkleint, loochent daarmee Zijn enig redmiddel en hij zal eens zien Wien hij veracht heeft. Zalig hij, wiens hart in Hem opspringt als hij Hem ontmoet, die zal Hem ook met woord en daad al de eer van Zijn Godheid geven. En die mag ook delen in al de troost van Zijn mensheid. In alles is Hij de broederen gelijk, zodat Hij hun aanvechtingen kent, hun s'marten, noden en drukkende schuld, om ze uit die alle te verlossen.

Dit is een getrouw woord en aller aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken. Klemt u daaraan vast met geheel uw verstand, met geheel uw hart, met alle aanneming en klemt u er tevens aan vast met volle aanneming, dat het slechts voor de grootste zondaren is, dat God mens werd.

Delft.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1952

Gereformeerd Weekblad | 19 Pagina's

Cur Deus Homo

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1952

Gereformeerd Weekblad | 19 Pagina's