Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zijner handen werk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zijner handen werk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

dl.)

De winterregens (Vervolg.)

Waar de winterregens met zo'n geweld neervallen en zich met ontstuimige woede door de dalen een weg naar de zee banen, zoals we in het vorige artikel gezien hebben, ligt het voor de hand, dat dit werk Zijner handen een grote invloed heeft op het land. De teeltaarde, waarmee bergen en heuvels door verwering zijn bedekt, en die plantengroei op de bergen mogelijk maakt, wordt er dikwijls door de zeer zware buien voor een groot gedeelte afgespoeld (erosie.) Vanzelfsprekend is dit van grote betekenis voor de vruchtbaarheid van het land. Wanneer men luchtfoto's van Kanaan bekijkt dan vallen op de diepe insnijdingen in het bergland, de kloven en de spleten, maar vooral de kaalheid. De aarde, die er eens gelegen heeft, vinden we terug aan de mond van de Jordaan en daar waar de beken in de Middellandse Zee uitmonden. Van dit verschijnsel lezen we in het boek van L. Schneller: Kenst du das Land, het volgende:

„Geweldige stormachtige regenvloeden tasten iedere winter het bebouwde bergland aan. Zij rijten bressen en gaten in de terrasmuren en maken, dat vruchtbare rode akkeraarde over de naar beneden gestorte stenen in de dalen terecht komt. En hoewel de heerschappij van deze toornig aangezwollen winterbeken slechts één of enkele dagen duurt is zij toch sterk genoeg om in de dalen alle akkers te vernielen, die niet door stevig gevoegde veldmuren tegen deze bestorming gepantserd zijn. Wanneer dan ook een tiental jaren het land zonder verzorging bleef, zou het gebergte een zo doods en verwoest beeld vertonen, alsof sinds onheugelijke tijden geen mensenhand er zich om bekommerd had. Wij kunnen ons daarom wel voorstellen, hoe treurig en kaal het land er uitgezien moet hebben, toen de Israëlieten na zeventigjarige Babylonische ballingschap de dun bevolkte bergstreken van het land hunner vaderen weer voor het eerst aanschouwden.

Wat doet men tegen die erosie?

Twee dingen: Men maakt gebruik van terrassenbouw en van gemetselde muurtjes.

Terrassenbouw is het beste. Het is hier niet de plaats, om daarover te gaan uitweiden. In hoofdzaak komt het hierop neer, dat de schuine helling veranderd wordt in een trapsgewijze afdaling, waarbij men de treden niet moet voorstellen als die van een huistrap, want ze kunnen wel een breedte hebben van honderden meters. Deze terrasbouw vindt men ook in België langs de Maas. Vaak zijn dat natuurlijke trappen.

Het tweede middel, het aanleggen van muurtjes, is vaak onvoldoende. Deze muurtjes moeten dan de aarde tegenhouden, maar dikwijls worden ook deze muurtjes met de aarde weggespoeld. We weten niet zeker, of dit laatste middel in de oudheid reeds werd toegepast.

Het gevolg is geweest, of liever een gevolg is geweest, dat men altijd zoveel mogelijk vermeden heeft de wegen door de dalen te doen gaan. Door de alles meesleurende stroom, werden ze gedeeltelijk verwoest, of bedekt met kleine en grote stenen, die dan weer opgeruimd moesten worden: En men zal zeggen: erhoogt de baan, verhoogt de baan, bereidt de weg, neemt de aanstoot uit de weg Mijns volks" (Jes. 57 : 14) of: Gaat door, gaat door door de poorten, bereidt de weg des volks, verhoogt, verhoogt een baan, ruimt de stenen weg, steekt een banier omhoog tot de volken" (Jes. 62 : 10.)

Alvorens dit onderdeel te beëindigen, willen we nog op één begeleidend verschijnsel van de winterregens wijzen, nl. dit dat de mensen in Palestina alle eeuwen door getracht hebben, het water van de winterregens zoveel mogelijk te bewaren om water te hebben gedurende de droge zomer tot aan de vroege regen. Daarvoor volgde men twee methoden: Het aanleggen van vijvers of het uithouwen van grote bakken in de rotsen. a. De vijvers: „In Jeruzalem is nog steeds de vijver van Hizkia goed bekend, die de koning midden in de stad had laten aanleggen. Dat was zo de algemene regenbak, waar ieder uit scheppen mocht. Het water er van is echter zo vuil, dat men het niet kan drinken. Ook was deze vijver voor een grote stad onvoldoende. Men bedacht dus een plan, om dat te verbeteren. Een uur ten Zuiden van Bethlehem groef men tegen de berghellingen drie grote vijvers uit, de volgende telkens wat hoger. De grootste kon duizenden kruiken vullen. Hij was honderdtwintig meter lang, zestig breed en tien diep. Als die dus na een flinke regenbui door het afstromende water volgelopen was, kon hij het een hele tijd uithouden. En dan waren de andere twee er ook nog. Nu legde men een leiding aan van deze vijvers naar Jeruzalem. Daar de vijvers zo hoog lagen, liep het water vanzelf naar de stad. Later werd dat alles verwaarloosd. Tegenwoordig heeft men de leiding weer in orde gemaakt, en kan men in de hoofdstad weer water drinken uit de vijvers van Salomo, zoals men ze noemt, al zijn ze niet door de wijze koning, maar pas later aangelegd." (G. A. Aldus en I. Snoek: In het land van de Bijbel.)

b. de uitgehouwen bakken in de rotsen (cisternen.) Deze cisternen, hoewel ze vaak waardevolle diensten bewezen hebben, hebben toch niet altijd voldaan. Reeds in de Bijbelse tijd leren we van „gebroken bakken, die geen water houden." Tegenwoordig zijn ze verwaarloosd zonder bedekking, verlaten plekken vol vuilnis of met een vuilgroene, vieze slijkbodem. Wie door een ongeluk, of misleid door de duisternis in een cisterne valt, kan er zonder hulp niet uitkomen. Een Arabisch arts, die in een cisterne viel, welke door de sneeuwval verborgen was, werd eerst na twee verschrikkelijke dagen en nachten gehoord en gered. De redding uit zo'n cisterne wordt ons in Ps. 40 : 3 getekend als een verlossing uit grote nood: En Hij heeft mij uit een ruisende kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vast gemaakt."

Verder vinden we deze cisternen o.m. nog terug in de volgende plaatsen:

Ps. 28 : 1 „Tot U roep ik, Heere! mijn Rotssteen; houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, zo Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde met degenen, die in de kuil nederdalen."

Ps. 30 : 4: ij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in de kuil niet ben nedergedaald.'" Ps. 88 : 5: Ik ben gerekend met degenen, die in de kuil nederdalen."

Deze teksten zijn duidelijk als men weet, dat het Hebreeuwse woord voor cisterne ook gebruik wordt voor groeve der vertering.

W. VAN DIJK.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1950

Daniel | 12 Pagina's

Zijner handen werk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1950

Daniel | 12 Pagina's