Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Spopende en Bitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Spopende en Bitziende

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 1 : 6-7.

Onder welke gij ook zijt, geroepenen van Jezus Christus: Allen die te Rome zijt, geliefden Gods en geroepen heiligen; genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus.

HOPENDE: Paulus' brief die we nu met elkaar overdenken, was dus aan de Romeinen gericht. De Romeinen hadden de wereldmacht in handen. De Joden werden door hen overheerst, maar overal moesten ze wel met vrees vervuld zijn voor de Romeinen, die door hun macht en met hun wapenen alle naties en bewoners der wereld aan zich konden onderwerpen. Ze hadden echter niet anders dan een heidense godsdienst. De apostel heeft echter in het vorige vers over een gehoorzaamheid des geloofs gesproken. Christus' koninkrijk overwint alle koninkrijken. Paulus nu mocht zijn brief schrijven aan degenen die onder de Romeinen tot de zaligheid waren geroepen en alzo met het ware geloof waren begiftigd. De roeping waarover de apostel hier spreekt, is een onderwerp op zichzelf. Als de Heere ons tijd van leven geeft, zullen we aan de hand van deze zendbrief daarover nog wel wat mogen zeggen. Toch heeft het ons nu al veel te zeggen, als de apostel de Romeinen hier als geroepenen heeft aangesproken. In het 6e vers heeft hij ze geroepenen van Jezus Christus genoemd en in het 7e vers heeft hij ze nog weer eens aangesproken als geliefden Gods en geroepen heiligen.

UITZIENDE: et blijkt daaruit dus wel, dat hij met die roeping niet alleen een uitwendige roeping heeft bedoeld. De brieven van de apostel zijn steeds gericht geweest aan het wezen der kerk, dat is het ter zaligheid uitverkoren volk van God. Ik houd het dan ook weer bij de kanttekening, die bij vers 6, als er over de geroepenen van Jezus Christus wordt gesproken, daarbij aantekent: dat is, die niet alleen uiterlijk door het Woord, maar ook door de kracht des Geestes van Christus inwendiglijk tot de gemeenschap van Christus zijt geroepen en gekomen. Waarom hij hen ook in het volgende vers geroepen heiligen en geliefden Gods noemt. Zie Rom. 8 : 28; 1 Kor. 1:2. Want hoewel ook in deze gemeente, gelijk als in andere, huichelaars konden zijn, zo noemt hij die nochtans altijd in het begin zijner brieven, naar de eis der liefde, van het beste deel onder hen". We hebben het onderscheid tussen een uitwendige en een inwendige roeping allereerst nooit uit het oog te verliezen. Tevens is het ook nodig dat we een goed kerkbegrip hebben. De kerk is het volk van God. Die kerk openbaart zich zichtbaar naar buiten. Vandaar is het dat we het onderscheid tussen de onzichtbare en de zichtbare kerk ook niet uit het oog mogen verliezen. Maar we hebben wel de zichtbare kerk als de openbaring van de onzichtbare kerk te zien. En dit is ook geheel in overeenkomst met wat in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis aangaande de ware kerk wordt beleden. In artikel 29 van die Geloofsbelijdenis wordt gesproken over het onderscheid en de merktekenen der ware en valse kerk. En dan wordt er gezegd: Wij geloven, dat men wel naarstiglijk en met goede voorzichtigheid, uit het Woord Gods behoort te onderscheiden, welke de ware kerk zij, aangezien dat alle sekten, die hedendaags in de wereld zijn, zich met de naam der kerk bedekken. Wij spreken hier niet van het gezelschap der hypocrieten, welke in de kerk onder de goeden vermengd zijn en intussen van de kerk niet zijn; maar wij zeggen, dat men het lichaam en de gemeenschap der ware kerk onderscheiden zal van alle sekten, welke zeggen, dat zij de kerk zijn".

Wat onze kanttekening zegt, is dus in overeenstemming met wat ons in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis geleerd wordt. Het kan geen kwaad dat we daar toch even op wijzen, omdat maar al te zeer uit het oog wordt verloren, dat we bij de onderscheiding die we hebben te maken tussen de onzichtbare en de zichtbare kerk, de zichtbare kerk als een openbaring van de onzichtbare kerk hebben te zien. Ds. Kersten schrijft in zijn dogmatiek: „Als het ging om de stellige waarheid, hebben onze Gereformeerde vaderen èn in de Formulieren èn de Kerkenordeningen steeds volgehouden, dat de zichtbare kerk de gemeente van Christus is, die zich naar Zijn bevelen openbaart". Maar dan laat hij er wel gelijk op volgen: „Doch in hun praktische behandeling, getuige hun nagelaten predikatiën, hebben zij zich volstrekt niet op het standpunt gesteld, dat alle belijdende leden wedergeboren, of als zodanig te beschouwen zijn".

HOPENDE: Het is wel goed dat u even deze opmerking hebt gemaakt. De zendbrieven van de apostelen behoren tot de leerstellige boeken der Schrift. Als we nu met elkaar de zendbrief van de apostel aan de Romeinen bespreken, ontkomen we er dan ook niet aan om op de leerstellingen wat dieper in te gaan. Voor degenen die meer van een gemoedelijk praatje houden, is dat niet zo aangenaam, maar men mag van mij wel weten, dat de voorwérpelijke Waarheid mij lief geworden is. Als we in de geloofsleer niet sterk staan, dan liggen we voor allerlei dwalingen open en bloot. De zuivere voorwérpelijke Waarheid behelst tegelijk de bevindelijke Waarheid. De apostel heeft al degenen die tot de gemeente van Rome behoorden niet voor ware gelovigen aangezien. Maar zijn brief was wel aan de gehele gemeente van Rome gericht, als hij ze aangesproken heeft als geroepenen van Jezus Christus en als geliefden Gods en geroepen heiligen. Degenen die zich als zodanig niet openbaarden, kregen vanzelf wel een beurt in de brieven van Paulus en van de andere apostelen. Maar het wezen der kerk is het ware volk van God. En dat moeten we nooit uit het oog verliezen.

UITZIENDE: Als we dat maar goed inzien, dan heeft de aanspraak van de apostel die we hier vinden, ons toch wel heel wat te zeggen. Hij spreekt over geroepenen van Jezus Christus, over geliefden Gods en geroepen heiligen. De inwendige roeping, waartoe de Heere middellijk de uitwendige roeping gebruikt, is vrucht van eeuwige Goddelijke liefde. De apostel spreekt hier ook over de Vader en over Christus. Dat geeft ook al heel wat te overdenken. Christus vervult Zijn profetische bediening in de prediking van het Woord. Zo moeten de verkorenen des Vaders worden toegebracht. Die verkorenen des Vaders zijn dus door de Vader bemind. Och vriend, die verkiezende liefde des Vaders is toch zulk een tere zaak voor de ziel. Hoewel de drie Goddelijke Personen de kerk tot de zaligheid hebben verkoren, zo wordt toch in het bijzonder de uitverkiezing de Vader toegeschreven. En steeds weer worden we in de Schrift op die verkiezende liefde des Vaders gewezen, als er wordt gesproken over een inwendige roeping tot zaligheid. In die inwendige roeping openbaart zich dus die verkiezende liefde des Vaders. En zo horen we in het bijzonder de Vader dan ook zeggen: „Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid". Dit was eigenlijk voor de Vader een onmogelijke zaak. Als de eerste Persoon in het Goddelijk Wezen is Hij het ook in het bijzonder Die het recht handhaaft. Nu had Hij van eeuwigheid Zijn uitverkorenen lief, maar kon in de tijd Zijn liefde niet aan hen kwijt, daar ze door de zonde voorwerpen van Zijn rechtvaardige toorn en gramschap moeten zijn. Hij heeft echter de kerk in Christus uitverkoren tot de zaligheid en zo van eeuwigheid Zijn kerk ook in Christus aangezien. En nu horen we de apostel zeggen: „genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus". Hoe wijst ons dit toch duidelijk op de weg door de Vader in Christus van eeuwigheid geopend, waardoor Hij genade en vrede aan de door Hem verkorenen kan bewijzen.

HOPENDE: Er is hier dus geen sprake van genade en vrede buiten recht om. Och vriend, er kan wat over genade en vrede worden gesproken, van God en van Christus; zonder iets van God de Vader als Rechter en van Christus als Borg te weten. Maar dan weet men ook niet van schuld. Dan kan het ook nooit recht een wonder zijn als men tot de geroepen heiligen zal mogen behoren. Paulus mocht de geroepen heiligen in Rome erop wijzen, dat er genade en vrede voor hen was, van God de Vader als Rechter en van Christus als Borg en Middelaar. Hoe wordt de kerk toch door een eerlijke en rechte weg zalig! De aanspraak van de apostel in zijn brief aan de Romeinen, hield dus nogal heel wat in! Wat die aanspraak inhoudt, zal de brief ons verder dan ook doen weten. We hopen dat dus te gaan beluisteren.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1990

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Spopende en Bitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1990

De Wachter Sions | 8 Pagina's