Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkeraadswerk als teamwerk II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkeraadswerk als teamwerk II

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ouderlingen onderling en de diakenen onderling

Na in ons vorig artikel gehandeld te hebben over de samenwerking van alle ambtsdragers binnen het verband van de kerkeraad, willen we thans aandacht geven aan de samenwerking tussen de ouderlingen onderling en tussen de diakenen onderling.

Daarbij is een eerste vereiste, dat men er allen van overtuigd is, dat het niet gaat om de persoon van de ambtsdrager, maar om de Persoon van de Zender, de Heere Jezus Christus. Vanuit het gemeenschappelijke zicht op Hem zal ook de instelling ten opzichte van elkaar als ambtsdragers bepaald moeten worden Men zou ook hier kunnen zeggen: hoe dichter bij Hem, hoe dichter bij elkaar. Hij is immers het centrum, het verbindende middelpunt. Daarom zullen zowel ouderlingen als diakenen het hunne hebben te doen om niet langs elkaar heen te gaan in hun werk, en dus ook niet langs elkaar heen te werken. Ze dienen zich te bezinnen op middelen om ieder in het hunne hun ambtswerk zoveel mogelijk gemeenschappelijk te doen.

Dat wil voor de ouderlingen zeggen, dat er gelegenheid moet zijn of gemaakt worden om vragen, waarvoor het huisbezoek de broeders stelt met elkaar door te praten. Men moet hier niet maar ieder zijn eigen oplossing zoeken en daar mee op pad gaan. Neen, het is een zaak van groot belang, dat men met elkaar de onopgeloste vragen door spreekt. Ik heb er enige tijd geleden al eens op gewezen, hoe zeer een bijbelbespreking op de pastorale kerkeraadsvergadering eens in de maand een pracht gelegenheid kan vormen om met elkaar de moeilijkheden van het huisbezoek door te spreken. Verder is het m.i. dringend nodig aan het begin van elk huisbezoekseizoen, dus eind augustus of aan het begin september met elkaar over het huisbezoek te spreken; zo mogelijk zelfs enkele schriftgedeelten te overdenken, welke dan in de komende winter uitgangspunt van de gesprekken op het huisbezoek kunnen zijn. Op een dergelijke gemeenschappelijke voorbereiding tot de taak zal stellig ook een uitwisseling van gedachten en ervaringen volgen. Het één vraagt immers om het ander! Wil daarbij vooral samen luisteren naar wat de Schrift zegt. Niet zonder grote reden spreekt Paulus in Efeze 3 over het samen met al de heiligen verstaan van de grote liefde van God. Laat dat maar heel eenvoudig beginnen in kerke-raadskring.

De ouderlingen, die samen op bezoek gaan — en dat zal toch wel het meest voorkomen; in bepaalde gevallen is het zelfs beslist nodig! —, moeten trachten elkaar aan te voelen, in plaats van elkaar aan te vallen of te overtreffen. Helaas is dit laatste niet geheel denkbeeldig. Ze moeten samen de instelling hebben van te willen luisteren. Hoe nodig is het zelf te luisteren naar de mens, die men bezoekt. En als er dan niets te beluisteren valt, omdat er niets gezegd wordt? Tracht u dan de woorden op te wekken door voorzichtige vragen, zodat u wel iets te luisteren hebt. Eerst dan kunt u samen — en in aanvulling op elkaar — iets gaan zeggen. Spreek elkaar nooit tegen, ook al bent u het met uw medebroeder niet eens. Tenzij er zulke dwalingen verkondigd worden, dat u deze beslist niet onweersproken moogt laten blijven. Maar dat zal toch niet vaak geschieden. Ik zeg niet, dat u met de ander niet moet praten over dingen, die u als onjuist voorkomen. Stellig mag dat wel; het moet zelfs. Maar niet op het huisbezoek zelf. Denk aan het voorbeeld van het gezin, dat ik in het vorige artikel gaf. Ouders zullen er verstandig aan doen meningsverschillen niet ten aanhoren van de kinderen uit te praten. Zijn er bezoeken waar u samen bijzonder tegen opziet, kom dan eerst bijeen voor een gebed! Dat geeft beiden moed en versterkt het besef van samen geroepen te zijn tot uitvoering van deze bepaalde opdracht.

Het lijkt me gewenst dat er van de huisbezoeken een behoorlijk verslag gegeven wordt op de kerkeraadsvergadering. Natuurlijk niet over die dingen, die als geheim binnen het kader van dat gesprek aan u werden toevertrouwd. Wel van de algemene lijn van het gesprek en van de indruk over het gezin of de persoon in kwestie. Dat geeft ook de andere broeders een indruk; en daarna inzicht in het leven van de gemeente.

Wat de diakenen betreft zou ik er vooral op willen wijzen, dat ze elkaar hebben te stimuleren door hun vergaderingen. Zij moeten in hun ambtswerk beseffen, dat ze elkaar moeten helpen. Wellicht wordt het werk van de diakenen meer door één alleen dan door twee broeders tezamen verricht. Daarom te meer moet men elkaar stimuleren. Bij moeilijke bezoeken moet men zich er niet voor schamen hulp van de ander te vragen; en ook niet weigeren om die ander te helpen. Hier ligt een belangrijk punt voor het beleid van de voorzitter, die op zulke vragen en situaties bedacht heeft te zijn, omdat hij het geheel overzien moet.

Ook zij hebben ervaringen van de bezoeken en gesprekken uit te wisselen, zodat men door ervaring elkaar helpen kan. Moeilijkheden bij bepaalde bezoeken, die wellicht op andere adressen ook aangetroffen woeden, moeten besproken worden in de vergadering van de diakonie. Op deze wijze vormt men elkaar. Ook bij hen is dringend nodig het besef van de ander uitnemender te willen achten en niet eigen zaak te brengen, maar de zaak van de Heere Jezus Christus te dienen in de hulp aan de mens in nood.

De ouderlingen én de diakenen.

Dit is wellicht het moeilijkste punt. Hoe bevorderen we de samenwerking en het nodige begrip tussen ouderlingen enerzijds en diakenen anderzijds. Ik meen. dat de feitelijke situatie nogal eens deze is, dat de ene groep ambtsdragers langs de andere heenwerkt. We kunnen hier in het midden laten of de schuld daarvan bij de ouderlingen dan wel bij de diakenen ligt. Misschien zou hier ook te denken zijn aan (nalatigheid van) de preses van de kerkeraad. In elk geval moeten de ouderlingen weten, waar de diakenen hulp verschaffen. Het gaat niet om bedragen. Daarvan behoeven de ouderlingen geen kennis te krijgen; wel om adressen. Dat kan de arbeid van de ouderlingen gemakkelijker maken. Als op een bepaald adres geen hulp geboden wordt, terwijl het wel nodig is, kunnen de ouderlingen naar een dergelijke hulpverlening toe werken, hetgeen niet mogelijk is als ze niet op de hoogte zijn van het adres waar hulp verleend wordt (in welke vorm dan ook).

Alle punten, die op de vergadering van de diakenen besproken worden, moeten op de kerkeraadsvergadering bekend zijn. Ik zeg niet, dat ze direkt door de kerkeraad in zijn geheel besproken moeten worden. Er kan een meningsvorming in de kring van de diakenen vooraf moeten plaats vinden. Maar men moet zulks niet geheimzinnig doen en als alles in kannen en kruiken is en eigenlijk al beklonken is er kennis van geven op de kerkeraadsvergadering. Wellicht kan men de agenda van de diakonale vergadering voor leggen op de kerkeraadsvergadering. Er zijn zelfs kerkeraden, waar men de notulen van de vergadering der diakenen leest in tegenwoordigheid van de gehele kerkeraad. In elk geval moet er over en weer informatie plaats vinden. Welke weg men daarvoor kiest, is een zaak van elke kerkeraad op zich. Als die informatie maar gegeven wordt. Waar deze momenteel ontbreekt, zou ik er toe willen opwekken te overwegen hoe deze het beste in de plaatselijke situatie gegeven kan worden.

Natuurlijk geldt dat evenzeer naar de zijde van de ouderlingen, wanneer die apart vergaderen in zogenaamde smalle vergadering. Ook de diakenen hebben recht om in vogelvlucht te weten wat daar behandeld is. Alleen wanneer de gemeente te groot is om samen te blijven vergaderen, moet men splitsen. Overigens lijkt het mij een heel goede weg om ook de verslagen van het huisbezoek samen te beluisteren. Ik schreef al eens eerder, dat dit voor de diakenen, die mede voor het beleid verantwoordelijk zijn, van niet geringe betekenis is. Zij leren er de gemeente door kennen; ze zullen wellicht ook voor hun eigen bezoeken er nog iets van kunnen leren.

Nieuwe plannen moeten in de vergadering van de diakenen besproken worden, opdat zij allen er hun mening over kunnen geven en zij allen er achter kunnen staan. Ook van hun werk geldt, wat ik in het eerste artikel van het kerkeraadswerk in het algemeen schreef; allen moeten achter de genomen besluiten staan.

Het is ook uitermate gewenst, dat er van tijd tot tijd bij de algemene besprekingen op de kerkeraadsvergadering een diakonaal onderwerp aan de orde gesteld wordt. Dat bevordert het bekend zijn (of worden) met eikaars problemen onder de ambtsdragers.

Omgekeerd dient er ook naar gestreefd te worden, dat de diakenen op de hoogte zijn van de problemen van de ouderlingen. Het behoeft geen betoog, dat zulks door algemene besprekingen in kerkeraadskring het beste kan bevorderd worden. Voor de echte teamgeest is nodig de oprechte liefde, die zichzelf verloochent. Deze is vrucht van de Heilige Geest. Daarom moet men ook in kerkeraadskring veel vragen om de toerusting tot het werk door de Heilige Geest. Zo overwint men tegenzin tegen bepaalde onderdelen van het werk of tegen een bepaalde broeder. Door samen te handelen ziet men wat de ander doen wil en hoe hij zich wil inzetten. Dat vergroot de waardering.

Natuurlijk zullen deze zaken beoefend moeten worden. Niets van dit alles valt ons zomaar in de schoot. We zullen er om moeten vragen, voor moeten vechten en bij moeten waken. Het is de Heilige Geest, die ons door het Woord daartoe dringt. Ik hoop, dat men deze beide artikelen eens tot onderwerp van gesprek maakt op een vergadering. Misschien juist iets zo tegen de vakanties bij wijze van nabetrachting?

De belangstellende lezer wil ik nog attent maken op een bundel opstellen, welke ik na het schrijven van het eerste artikel onder het oog kreeg Rudolf Bohren Predigt und Gemeinde, Stuttgart 1963. Met name de beide laatste opstellen over Unsere Gemeinden-Gemeinde Jeusu Christi? en Die Leirung der Gemeinde blz. 183-228, raken zaken aan die ook hier behandeld werden, voor een deel in gelijke geest.

Leiden

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1965

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Kerkeraadswerk als teamwerk II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1965

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's