Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HERORIENTATIE IN DE CATECHESE (II) Doen we het goed, zoals we het doen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HERORIENTATIE IN DE CATECHESE (II) Doen we het goed, zoals we het doen?

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

3. Praktische probleemvelden

We gaan dit keer op bepaaide, concrete punten van de praktijk van het catechetiseren in en ontdekken een aantal knelpunten in de catechese. Het blijkt dat de catechisatie niet zo optimaal functioneert in het midden van het gemeentelijk leven, als zou verwacht mogen worden gezien haar hoge importantie.

De vier instanties, die bij de catechese zijn betrokken - gezin, kerkeraad, catecheet en catechisanten - vormen tegelijk een viertal probleemvelden. We gaan ze achtereenvolgens langs.

3.1. Relatie gezin en catechese

Allereerst is daar de betrokkenheid van het gezin of de ouders bij de catechese. Oorspronkelijk zag men het opvoeden en onderwijzen van de jeugd in de vrezedes Heren als eerste opgave voor de ouders. Zij zijn daarvoor de verantwoordelijke personen. Zo was dat in Israël, maar ook in de eerste christelijke gemeenten en vooral naar de visie van de reformatoren. Wat de kerk deed was in zekere zin controleren of de ouders thuis hun taak wel vervulden en of ze het goed deden. De predikanten namen steekproeven, vooral op zondagmiddag. Zo bestond er vanouds een hechte verbondenheid tussen huis- en kerkcatechisatie.

In de reformatorische kerken liet en laat men nog de ouders bij de doop van hun kind beloven, dat zij het naar hun vermogen onderwijzen en doen onderwijzen in de waarheid Gods. Daarom is de catechese een zaak die de ouders aangaat. Zij kunnen niet zeggen, dat ze hun taak geheel volbracht hebben, als ze hun kinderen naar de catechisaties sturen. Het houdt ook in, dat ze wezenlijk bij de catechese betrokken zullen zijn en blijven.

In dit opzicht is er nu wel het één en ander veranderd. Geconstateerd moet worden, dat de ouders in het algemeen de taak van het onderwijzen van hun kinderen in de leer der zaligheid van zichzelf hebben afgeschoven en hebben overgeheveld deels op de scholen en deels op de kerken, in concreto de predikanten. Dat bracht nadelige gevolgen met zich mee. Ouders doen zelf niet meer aan het onderzoeken van de Schriften en de zaken van de kerk en vormen zichzelf daarin dan ook niet verder, want ze hoeven niets daarvan aan hun kinderen door te geven. Hun onderwijzen van de kinderen, het samen bezig zijn met de open Bijbel, bepaalt niet langer de onderlinge verhoudingen binnen het gezinsverband. Het is nu vaak zo, dat het enige wat ouders doen is ervoor zorgen dat hun kinderen de catechisatie bijwonen. Vaak weten ze niet eens meer wat daar behandeld wordt, welk lesboekje wordt gebruikt en wat is opgegeven om te leren. Ze vragen er niet naar. De belangstelling en het meeleven ontbreken soms geheel. Er is een groot gebrek aan motivatie bij de ouders. En wanneer onze ouders niet gemotiveerd zijn, hoe zouden de kinderen het dan wel zijn! Wordt er thuis bij de maaltijden of in de andere gezinsgebeden nog wel met name gedacht aan de catechese?

Aan de andere kant is de predikant geheel belast geworden met deze onderwijstaak, terwijl hij slechts heel summier kan rekenen op de medewerking van de ouders, op de belangstelling en voorbede van de vaders en moeders. Het kan hem overkomen, dat op een avond aan de start van de catechisaties, waarop hij de ouders van alle catechisanten bijeen heeft geroepen, van de honderd ouders die konden komen er maar een twintig aanwezig zijn! Zo dreigt het catechisatiewerk van de predikant behoorlijk in een isolement te geraken. Is het dan wonder dat de catecheet het ook niet meer ziet zitten en afhaakt, al houdt hij formeel nog de catechisaties!

Ik acht dit met elkaar een groot gevaar voor de huidige catechese. Ik heb de vrees dat op deze manier de catechese kan doodbloeden. Daarom moet er alles aan gedaan worden om de ouders blijvend bij het catechisatiewerk te betrekken. Dat kan door hen meer in te schakelen bij de zgn. werving voor en bij de opening van de catechisaties en misschien ook wel bij het houden van de catechisaties zelf. Maar daarover later meer.

32. Relatie kerkeraad en catechese

Niet alleen is het gezin en zijn de ouders weggegroeid van de catechese, maar 66k de kerkeraden. Er zijn uitzonderingen, maar die worden dan ook uitzonderingen. Hier en daar zal ik de situatie wat te scherp tekenen, maar dat gebeurt om u te doen gevoelen in welke ontwikkeling we met elkaar terecht zijn gekomen.

Al Staat er in het reglement op de kerkvisitatie in onze Kerkorde (uitgave 1979, blz. 103) als vraag 17 vermeld: „Draagt de kerkeraad zorg, dat de catechisaties geregeld gehouden worden? Welke vraagboeken worden gebruikt?”, de ouderlingen en diakenen laten de antwoorden graag en gewoonlijk aan de predikanten over, want die behartigen toch en veelal op eigen houtje heel de catechese! En dat gaat in goed vertrouwen.

Doch wäär weten de ambtsdragers, de leden van de kerkeraad, nog wat voor stof er op de catechisaties van de jeugd van eigen gemeente wordt behandeld, hoeveel jongelui er per catechisatie komen en hoeveel er wel zouden kunnen deelnemen? Waar weet men in de kerkeraad van leerplan, leergang en leervorm der catechese af? In het gunstigste geval wordt er één of twee avonden bezoek gebracht aan de catechisaties door kerkeraadsleden, doch vaak schiet er dat ook nog bij in; trouwens heeft het ook wel zoveel zin? Krijgt men door zo’n enkel bezoek inzicht in dit onderricht van de kerkjeugd?

Zo is op vele plaatsen de situatie. Ik ga geen schuldigen aanwijzen, maar wil alleen de feiten noemen en op tafel leggen.

Het gevolg van de boven water gehaalde situatie is, dat de predikant, de catecheet, zich geheel in de steek gelaten gaat voelen en al meer het besef krijgt, dat hij zelf alles maar moet zien uit te zoeken en te regelen. Hij zal zich helemaal op z’n eentje met zijn ups en zijn downs moeten zien te redden in de catechese, in de voorbereiding, uitwerking en evaluering ervan. Daarbij loopt hij al meer rond met het gevoel.dat hij vandaag niet meer voldoende en adequaat gevormd, geschoold, is om dit zijn werk op de juiste wijze en met de beste inzet te kunnen verrichten.

Daarom is het van het hoogste belang, dat de kerkeraden en met name de ouderlingen, doch niet minder de diakenen, van het begin af en zeer intensief betrokken worden en blijven bij het catechetiseren van hun predikant of consulent. De mogelijkheden, die verderop aan de orde gesteld zullen worden, zijn er wel en moeten wederzijds benut en aangegrepen worden. De catechese vormt een wezenlijk en uiterst belangrijk onderdeel van de verantwoordelijkheid der kerkeraden. Waar dit besef verdwijnt en geen concrete gestalte krijgt in het beleid van de kerkeraad, is het al mis met de catechese in de gemeente van Jezus Christus.

3.3. Relatie catecheet en catechese

Er is nog een derde probleemveld, waarvoor ik uw aandacht wil vragen. Ik heb namelijk de indruk, dat al is de catechese een primaire opdracht voor de predikant, ze als het zoveelste rad aan de volle wagen van het huidige predikantswerk meedraait. Soms heeft de catecheet niet eens tijd zich voldoende voor de catechisaties voor te bereiden en denkt hij op weg erheen: „O ja, daar waren we verleden week gebleven; nou, dan praten we dit keer maar het uur of de drie kwartier dáárover vol” of hij prepareert zich gedurende het eerste uur zo goed en zo kwaad als het kan op het tweede enzovoort! In plaats van een voorbereiding van enkele uren wordt het een voorbereiding van enkele minuten of tussen de bedrijven door. Geen wonder dat dan nieuwe impulsen uitblijven en dat de catecheet het liefst maar jaren achtereen dezelfde lessen met dezelfde inhoud en vormgeving behandelt, soms nooit door het boekje heenkomt en elk jaar maar weer vooraan begint. Want dat kent hij op z’n duimpje en dan hoeft hij geen enkele tijd aan voorbereiding te besteden. Daarmee verzwakt de motivering en de levendigheid van de catechese bij de catecheet en wordt het catechetiseren eerder een zaak van verveling - al weer I - dan een vreugdevol bedrijf.

Zullen niet verschilfende catecheten trekken uit deze situatietekening herkennen als slaande op hun catechisatiewerk? Wie van de predikanten heeft van te voren een heel schema opgezet voor al de catechisaties van het komende seizoen en trekt vaste en voldoende tijden uit voor de uitwerking ervan? Wie van de catecheten is bezig zich in catechetische literatuur voortdurend te verdiepen en zich op de voorvragen te bezinnen? Er is a! zoveel te doen, hij heeft genoeg andere dingen aan z’n hoofd. Het moderne pastoraat en de hele opbouw van de gemeente vergen zoveel tijd en inzet. Het preekwerk eist zoveel aandacht! Aan de catechese komt de predikant haast niet toe. Daarbij lijkt het catechetiseren tegenwoordig helemaal geen vreugdevol bedrijf meer. De jeugd is zo weinig gemotiveerd; ze weten zo weinig; ze hebben haast geen rust meer om te luisteren; ze zijn zo ongezeggelijk, soms brutaal; ze willen maar discussiëren en „keet Schoppen”. Ze blijven ook om een wissewasje weg: een proefwerk, een oefenwedstrijd, een jarige tante, een klasse-avond, een mooi tévé-stuk enz.

Vele predikanten zitten, bewust of onbewust, op het ogenblik met de catechese omhoog. Waar vinden ze weer nieuw elan en hoe wordt het catechisatie-uur weer een sprankelende beleving? Hoe komt de catecheet zelf weer tot bestudering van goed materiaal voor de catechisaties en tot een integratie van de nieuwe gegevens en mogelijkheden uit de behoorlijk tot ontwikkeling gekomen menswetenschappen, zoalsde psychologie, pedagogiek, didactiek, agogie, sociologie en groepsdynamica?

Wil de catecheet niet afhaken, dan zal hem ook hierin hulp verschaft moeten worden. Daartoe wil o.a. deze artikelenreeks een bijdrage leveren.

3.4. Relatie catechisanten en catechese

Hier en daar kwamen de catechisanten al ter sprake, maar we willen hen en hun betrokkenheid bij de catechese nu nader gaan bekijken, en dan vooral waar hun relatie tot de catechese problematische kanten vertoont.

Allereerst is daar het probleem van de motivatie. Zijn ze gemotiveerd en in welk opzicht? Juist boven de 15 jaar kan de motivatie een flink knelpunt van de catechese betekenen. Enkele niet-gemotiveerden kunnen de hele catechisatie doen mislukken. De jeugd van deze leeftijd is ook zo, dat ze hun niet-gemotiveerdheid duidelijk zullen tonen en niet onder stoelen en banken steken, zoals vroeger wel het geval was. Hoe kan de catecheet de motivatie wekken en versterken? Daar is nog heel weinig over nagedacht in de catechetiek. Hoe kunnen niet-gemotiveerden toch in het onderrichtproces betrokken worden?

Er kunnen verschillende oorzaken van het niet-gemotiveerd-zijn worden aangewezen. Soms ontbreekt de motivatie van huis uit. Het gezin leeft kerkelijk niet zo trouw mee en behoort bij de randgezinnen. Dan zullen de ouders ook niet wezenlijk betrokken zijn bij het gemeente-gebeuren, dus ook niet bij de catechese. Wat kan men dan anders van de kinderen verwachten! De oorzaak voor de afwezigheid van voldoende motivatie kan ook liggen in de catechisant zelf. Hij doorleeft een crisisfase in zijn ontwikkeling, waarin negatieve tendenzen een grote rol kunnen vervullen. Hij gaat kritisch tegen de gevestigde orden en instituten aankijken. Zo ook tegen de catechisatie. Hij ziet het nut er niet van in. Wat voor zin heeft al dat geleer. Het raakt hem innerlijk niet, wat zou hij er zich dan druk voor maken. Voor zijn ouders gaat hij nog wel naar de catechisatie, maar hij is er zelf niet wezenlijk bij betrokken. Dat moet de catecheet dan ook maar weten. De catechisant laat het hem duidelijk merken. Hij hangt onverschillig in zijn stoel en doet niet mee. Als hij kan, stoort hij het geven van onderricht en het verwerken ervan. Ook kan de oorzaak van het niet-gemotiveerd-zijn gezocht moeten worden in de wijze van catechetiseren. Het gebeurt op een manier die niet aanspreekt of overkomt. De catecheet Staat er zelf innerlijk niet achter. Het is bij hem routine-werk geworden. Dat voelen de catechisanten van deze leeftijd heel goed aan. Opgedane ervaringen op vorige catechisaties frusteren dan de motivatie.

Een volgend probleem voor de catechese vormt de variatie. Ik denk dan aan het feit, dat een groep catechisanten vaak zo’n gevarieerd gezelschap vormt. Er zijn heel wat verschillen. Het maakt verschil of men gewend is in groepen te functioneren of dat men van huis uit solist is. Is de catechisant enig kind thuis of moet hij met een aantal broertjes en zusjes daar samenleven en samenwerken. Is de catechisant karakterologisch ego-centrisch ingesteld of altruistisch. Ook is er het verschil in intellectuele begaafdheid. Gaat de catechisante naar de huishoudschool of kan zij met gemak het atheneum doen?ls hij meer handvaardig aangelegd of vertegenwoordigt hij een echte denker. We wezen ook al op het verschil in motivatie: ontbreekt die geheel, is de catechisant gestuurd of groeit er een inneriijke behoefte en belangstelling?Gewezen wordt ook op het verschil in communicatiemogelijkheden: de één weet zich goed te uiten in woorden, de ander heeft daar altijd moeite mee, omdat zijn kracht minder ligt in het spreken doch meer in het doen. Er kan verschil zijn in interesse, in deze zin dat de ene catechisant liever over ethische vraagstukken praat en die hoort uitleggen.terwij I de ander voorkeur heeft voor de bespreking van een bijbelgedeelte of een stuk kerkgeschiedenis. De catecheet moet van zo’n zeer gevarieerd gezelschap toch een catechisatiegroep zien te maken. Dat is een hele opgave, die niet steeds gelukt, met alle gevolgen daarvan. Een zeer moeilijk probleemveld strekt zich hier voor ons uit. Aangeraden wordt de leeftijdsverschillen zo klein mogelijk te houden en bijvoorbeeld geen 16-jarigen samen te voegen met 12-jarigen. Maar is dat in een kleine gemeente altijd wel mogelijk? Worden dan de groepen toch niet té klein? Ook wordt ons keer op keer op het hart gebonden in de catechetische literatuur de groepen niet te groot te maken. Ze mogen zeker niet meer dan 20 catechisanten omvatten, liefst nog minder. Anders is het onmogelijk er goed mee te kunnen werken. Maar is dit in grote gemeenten haalbaar? Dan moet men wel extra catecheten aantrekken om al het werk te doen!

Ook is er het probleem van de presentie. Is er een vaste kern, die trouw komt of is de opkomst over heel de linie zeer wisselend? Evenwichtige presentie bevordert vanzelfsprekend de continuiteit in het catechiseren, terwijl een wisselende opkomst schade berokkent aan de uitwerking van de opzet en het leerplan. Ik heb de indruk, dat catechisanten zowel met als zonder medeweten van nun ouders gemakkelijker absenteren als vroeger. Boven schreven we al, dat ze soms om een wissewasje wegblijven. Ook komt het voor dat ze rustig zeggen aan het begin van een catechisatie, die bijvoorbeeld van 7 tot 8 uur duurt: „Dominee, ik ga om 7.30 uur weg, want dan begint mijn training”. Daardoor wordt de catechese gebroken. Hier krijgen we met een uitermate groot probleemveld te maken en waar vinden we de oplossing? Moeten ouders meer toezien? Moet er met de absenterende catechisanten eens flink doorgepraat worden, doch wanneer en door wie? Komt dit ook al weer op de nek van de catecheet? Zal dit zijn inzet voor de catechese nog niet verder doen dalen?

Tenslotte is er het probleem van de orde ter catechisatie. Dit probleem is een probleem van alle tijden en het hangt ook samen met de bovenvermelde Problemen. De orde moet in nauwe samenhang gezien worden met de motivatie van catecheet en catechisanten; met het voorbereid en verantwoord werken volgens een weldoordacht leerplan met een duidelijk leerdoel en in een gepaste leervorm; met het al of niet wezenlijk betrokken zijn van de gezinnen en de kerkeraden, zelfs van de gehele gemeente, bij het catechisatiewerk. Wil er gewerkt kunnen worden, dan is orde onontbeerlijk. Dat wil niet zeggen, dat er geen woord uit de mond van de catechisanten mag vallen en dat ze een heel uur als luistervinken met de armen over elkaar aan hun plaats geketend moeten blijven. Het is ook onjuist om de kant uit te gaan van: we moeten orde handhaven. De orde behoort op te komen uit en in stand te blijven door een intensief betrokken zijn bij het leerproces, en dat zowel van catecheet als van catechisanten, in alle levendigheid en samenwerking. Maar hoe bereiken we dit op elke catechisatie?

In een laatste artikel zal ik trachten enige instructies te geven die kunnen meewerken, dat voorkomen wordt dat de catechese in haar Problemen omkomt en dat de catechese een vreugdevolle dienst in de kerk zal kunnen blijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1979

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

HERORIENTATIE IN DE CATECHESE (II) Doen we het goed, zoals we het doen?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1979

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's