Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GROTE BLIJDSCHAP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GROTE BLIJDSCHAP

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want ziet ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke xuezen zal; namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, Welke is Christus, de Heere, in de stad Davids. Lukas 2 : 10–11

Het jaar spoedt weder ten einde. En in dat jaareinde ligt ons Kerstfeest. De aangrijpende prediking van de vergankelijke en snel heen-spoedende tijd bepaalt ons tevns bij de onvergankelijke Levensbron.

Immers, de naderende jaarwisseling houdt in zich het onweerstaanbaar getuigenis, dat de tijd kort is. „Het leven is een damp, de dood wenkt ieder uur”.

Hoe menigeen is in de welhaast voltooide jaarkring uit dit leven weggeroepen en voor Gods rechterstoel geplaatst; hoe velen hebben zich in rouw moeten kleden om hun geliefde doden. Wij vliegen daarhenen! Elke dag van ons leven wordt ons dit gepredikt. Maar wanner klinkt die verkondiging luider en wanneer grijpt zij ons allen met meerder drang aan dan bij het wegvlieden van het jaar? Wij gaan met rasse schreden de eeuwigheid tegemoet. Een engel zwoer bij Die, Die leeft in alle eeuwigheid: „Daar zal geen tijd meer zijn”.

Vraagt het u af voor het aangezicht van Hem, Die harten kent en nieren proeft, of gij kunt sterven. Kunnen wij God ontmoeten? Verschijnen voor Hem, Die van Zijn recht niet afstaan kan? Niemand, neen, niet één van al Adams nakomelingen kan voor Gods rechterstoel bestaan. De gehele wereld ligt verdoemelijk voor God. Eeuwige verdoemenis wacht ons van nature in de plaats waar Gods toorn brandt als een vuur, dat niet zal worden uitgeblust. Wij moeten met God verzoend, zal het wel met ons zijn. Doch die verzoening is niet mogelijk zonder voldoening. En voldoening is niet mogelijk door de mens. Weeg alle gerechtigheden der mensenkinderen samen in de weegschaal van Gods recht, en zij zijn te licht bevonden.

Om aan Gods recht voor de uitverkerenen te voldoen, heeft Gods eigen en natuurlijke Zoon Zijn hemeltroon verlaten en is Hij gevonden in de gedaante van een mens, om Zich te offeren in de dood, ja in de dood des kruises. God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende.

Dat is de prediking van het Kerstwonder. Hierin is de zaligheid geopenbaard voor arme en doemwaardige zondaren. Och, dat onze oren voor de prediking van die verlossing eens mochten geopend worden. Het wegvlieten van de tijd zou ons zo bang niet wezen, als het nu menigmaal is, indien wij een Borg voor onze ziel mochten vinden. In Hem, Die de dood verslond tot eeuwige overwinning, is zelfs een grond van blijdschap, dat de eeuwigheid aanstaande is.

Indien wij waarlijk deel mogen ontvangen door genade aan Christus en Zijn gerechtigheid, wij zouden de dood niet behoeven te vrezen. En er zijn tijden in het leven van Gods kinderen, dat zij met Paulus mogen zeggen: „Ik heb begeerte om ontbonden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste”. Dit gezond verlangen is gefundeerd op de ware gemeenschap aan Hem, Wiens komst in het vlees wij dezer dagen mogen gedenken. Op Hem worden wij gewezen, op Zijn diepe vernedering. Hij, de Koning der koningen, nam ons vlees en bloed aan uit een arme maagd in Bethlehems stal. Geringer, armer inkomst in de wereld is niet denkbaar. In doeken gewonden, ligt Hij neder in de kribbe. Hij, Die het geen roof geacht heeft Gode de Vader even gelijk te zijn. Hij is God uit God; Licht uit Licht; waarachtig God uit waarachtig God. Hij was eer de wereld was; Zijn uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid! En Hij, de waarachtige God, door Wie de hemel en de aarde zijn, Hij ligt als een hulpbehoevend kind in allerdiepste vernedering in de kribbe neer. Hij plaatst zich in de plek Zijns volks. De gegevenen Zijns Vaders zijn arme zondaren, schuldigen, die geen kwadrantpenning hebben om te voldoen; en Hij is om hunnentwil arm geworden, daar Hij rijk was, opdat zij door Zijn armoede zouden rijk worden.

O, dat Kerstfeest!

Wat rijke nodigingen aan gans verlorenen! Dat zij komen en nemen het water des levens om niet. Voor geen rijke oosterlingen is de stal gesloten, maar evenmin voor arme herders. Niemand is te arm, niemand te schuldig om genade te bekomen uit de geboren Sionskoning. In Hem zijn eeuwige gerechtigheden. In Hem vrede op aarde besteld; een vrede, die alle verstand te boven gaat. Wat zouden wij anders voor een Zaligmaker zoeken?

„Indien wij nu een middelaar zoeken moesten, die ons goedgunstig ware, wie zouden wij kunnen vinden, die ons meer beminde dan Hij, Die Zijn leven voor ons gelaten heeft, ook toen wij Zijn vijanden waren? En zo wij één zoeken, die macht en aanzien heeft, wie is er, die daarvan zoveel heeft als Degene, Die gezeten is ter rechterhand des Vaders en Die alle macht heeft in de hemel en op de aarde? En wie zal eer verhoord worden dan de eigen, welbeminde Zoon Gods?” (Ned. Gel. Bel., art. 26). Er is de mensen onder de hemel geen andere naam gegeven, door welke zij moeten zalig worden. Doch in Hem is dan ook alles volkomen, wat tot onze zaligheid van node is. Hij, Die God is, boven al te prijzen in der eeuwigheid, en Die des vlesss en des bloeds der kinderen is deelachtig geworden; „dat Hij een vrucht der lendenen Davids is, zo veel het vlees aangaat; geworden uit het zaad Davids naar het vlees; een vrucht des buiks van Maria; geworden uit een vrouw; een Spruit Davids; een Scheut uit de wortelen van Isai, gesproten uit het geslacht van Juda; afkomstig van de Joden, zoveel het vlees aangaat; uit den zade Abrahams, aangezien Hij aangenomen heeft het zaad Abrahams, en is Zijn broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde; alzo dat Hij in der waarheid is onze Immanuel, dat is, God met ons” (Ned. Gel. Bel., art. 18).

Maar zullen wij in deze geboren Koning onze zaligheid hebben, dan moeten wij waarlijk deel aan Hem verkrijgen. Hij is niet voor alle mensen gekomen. Zijn volk zal Hij zalig maken van hun zonden. Hij is een val en opstanding. Een val allen, die van Hem vreemdeling blijven; in wier hart wordt gemist de ware vereniging met Hem door het geloof. Zij allen zullen vallen ten verderve, hoe gereformeerd wellicht hun belijdenis is en hoe vroom ook hun gedrag. Vallen zullen zij, en eeuwig rouw bedrijven. O opervlakkig christendom, hoe ontzettend zal uw einde zijn! Kerstfeestvierders, uw kerstbomen en kersteschenken en kerstvreugde zullen eens op uw ziel branden. Wij moeten Christus leren kenen en in Hem alleen ons leven vinden.

Niet aan alle mensen, hoofd voor hoofd, is met de geboorte van Christus blijdschap verkondigd. Tot de herders in Bethlehems velden klonk het woord van de engel: „Ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal”. U, niet allen, maar u, herders, van God uitverkorenen en begenadigden.

In de nacht is de engel aan de herders verschenen, toen zij de nachtwacht hielden bij hun kudden. Duisternis bedekte de aarde. En in hun harten? Hoe donker was de tijd, die aan de komst van Christus onmiddellijk voorafging. Onmogelijk was naar menselijke berekening de vervulling van Gods beloften aangaande de Messias. Davids huis was te gronde geworpen; Davids troon door een Edomiet, een eeuwige vijand van Israel, beklommen. Hoe moest nu vervuld de belofte, dat uit Davids lendenen Vorst Messias komen zou? Wie zegt welke overleggingen de harten der herders hebben vervuld en in welk een donkerheid hun ziel zich bevond, toen geheel onverwacht een engel des Heeren bij hen stond en hun grote blijdschap verkondigde, namelijk, dat hun „heden geboren is de Zaligmaker, Welke is Christus, de Heere, in de stad Davids”?

Zou Gods volk geen moed grijpen? Zo menigmaal is het donker in het hart van Gods kinderen. Dat volk leert zich verloren kennen voor God. Buiten Christus blijft er hun geen hoop over. Hun verlossing ligt in Hem, Die in Bethlehems stal ons vlees en bloed aannam. Hij openbaart Zich aan hen, zo Hij het niet doet aan de wereld. Welk een rijkdom van genade mag Gods volk dan in Hem door het geloof aanschouwen. Hij wordt hun ziel dierbaar. Ja, met de bruid roepen zij: „Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk”.

O kostelijke tijd! De glans van Christus, het heil in de belofte verdrijft alle donkerheid van Zonde en schuld, van veroordeling en ongeloof, van aanvechting des satans en vrees voor bedrog. Maar tegenover die troostrijke tijden staan zo veel andere. Dagen, waarin de vrucht niet genoten wordt en Christus Zich aan het oog des geloofs niet vertoont. Hoe meer Gods volk van de gestalten der ziel als grond van zaligheid mag worden afgebracht, hoe noodzakelijker de vereniging met Christus hun wordt. Want buiten Hem is een eeuwig zielsverderf. Hier zijn nachten van bestrijding, zo groot, dat dikwerf alles verloren schijnt. De Heere is niet voor alle mensen gekomen. Ook niet voor alle gedoopten en voor alle kerkgangers. Welnu, waaruit zal onze ziel weten, dat Hij voor ons gekomen is? Alleen door Zijn openbaring en de verzegeling des Heiligen Geestes.

U geboren de Zaligmaker! O, dat u! Zo mocht het met de Kerstijd eens in het hart van vele bekommerde zielen klinken, wie het om Christus te doen geworden is. Hoe lang hebt gij reeds uitgezien; hoe menigmaal verlangd de dag te zien; hoe dikwerf gehoopt op Gods beloften! En met al uw lezen, bidden en werken staat gij voor de ware vereniging des geloofs en is het u of gij zonder Christus in de wereld zijt. Maar hoort nu die troostmare: „Ik verkondig u grote blijdschap”. Het worde u gegeven, hopende zielen, uw Zaligmaker te ontmoeten. Christus, de Heere, in de stad Davids. Wij mochten door het oprechte geloof Christus eigenen, als vrucht van de inlijving in Hem door de Heilige Geest. In Adam zijn wij met alle mensen verdoemelijk voor God; in Christus zijn de uitverkorenen rechtvaardig gesteld. In Adam zijn wij allen de dood onderworpen; in Christus is het leven der gegevenen des Vaders aan Hem. O, dat wij door het geloof in Christus mogen ingaan, Die het Voorwerp is van des Vaders liefde en in Wie de Heere lust heeft aan hen, die van nature voorwerpen van Zijn toorn en gans walgelijke schepselen zijn. Zijn Geest getuige met onze geest, volk van God, dat wij kinderen Gods zijn.

De grote blijdschap, die de engel verkondigde, geldt al het oprechte volk van God. Het is de blijdschap, waarmede Christus de Zijnen verheugt; een geestelijke, hemelse en eeuwige blijdschap. Hier in dit moeitevolle leven, in alle druk in de bangste tijden, wil Christus de Zijnen verheugen. Het is een nauwelijks zalig worden, en toch een zeker zalig worden. De verheugingen in Christus mogen onze ziel vervullen; dan zullen wij Kerstfeest mogen hebben, gelijk de herders uit Bethlehems velden.

Dat de onwrikbare vastheden van de genade in Christus ons sterken, opdat wij als helden het slijk der straten treden.De liefde van Christus is sterker dan de dood en harder dan het graf. Die liefde verzadige ons. O, eenmaal zal de volheid van die liefde in eeuwige, ongestoorde blijdschap de gekochten met Christus’ bloed doen delen. Eeuwige blijdschap zal op uw hoofd zijn, als gij er toe verwaardigd wordt God zonder zonde, volmaakt in eindeloze eeuwigheid to prijzen. Die blijdschap vervulle onze harten. Ons Kerstfeest zij niet hol en ledig. Maar Christus wone rijkelijk in u en verdrijve leed en smart en doe smaad en hoon ons licht achten, wetende, dat welhaast die geboren Middelaar komen zal en Hij zal de Zijnen opnemen in eeuwige heerlijkheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1963

The Banner of Truth | 8 Pagina's

GROTE BLIJDSCHAP

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1963

The Banner of Truth | 8 Pagina's