Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verslag bevestiging en intrede van Ds. J. Veenendaal te Katwijk aan Zee. 4-7-90.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verslag bevestiging en intrede van Ds. J. Veenendaal te Katwijk aan Zee. 4-7-90.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Katwijk aan Zee

Katwijk aan Zee is vanouds een vissersplaats. Het is een plaats die de verslaggever goed bekend is. Hij heeft er zelf twaalf en een half jaar het Woord des Heeren mogen verkondigen. Onvergetelijke dingen zijn er beleefd. Er is in de voorbijgegane jaren veel veranderd. De tijd heeft ook in Katwijk niet stilgestaan. Oude gebouwen zijn door nieuwe vervangen. Oude mensen zijn gestorven. Nieuwe zijn er voor in de plaats gekomen. De gemeente is burgerlijk uitgebreid. Kerkelijk heeft de gemeente een hervormde inslag. Veel modaliteiten zijn er te vinden. Tussen al die modaliteiten heeft de Christelijke Gereformeerde kerk in de loop der jaren daar ook een plaats gekregen. Haar begin ligt in de tijd dat de bevindelijke prediking er een schaarse zaak was. Vanuit Rijnsburg werden er in die tijd samenkomsten gehouden door Ds. N. de Jong. Daar is een kleine gemeente uit ontstaan, die in Ds. P. v.d. Bijl haar eerste voorganger mocht begroeten. Men kerkte toen in een gebouw Casa Cara. Dat werd te klein, met als gevolg dat er toen een houten kerk (Het groene kerkje) werd gebouwd. Na het vertrek van Ds. P. v.d. Bijl, heeft Ds. N. de Jong, toen ter tijd staande in Middelharnis, zijn plaats ingenomen. Onder hem kwam de gemeente tot bloei. Een mooi stenen kerkgebouw is er toen tot stand gekomen. De “Bethel-kerk”. Na 12 jaren is hij vertrokken naar Maassluis. Alles wisselt en verandert hier beneden. Wij mochten toen, ook gekomen vanuit Middelharnis, zijn plaats innemen en hebben er 12½ jaar met genoegen mogen staan. Een grote zaal is er toen bijgebouwd, met een aangepaste consistorie, terwijl er in die tijd ook een renovatie van het gehele kerkgebouw heeft plaats gevonden. Na ons vertrek uit Katwijk is er een storm in het kerkelijke leven geweest. Dat komt in Katwijk meer voor. Mogelijk dat het verband houdt met het “gelegen zijn aan de Zee”. Hoe ook, elke storm gaat weer voorbij. Zo ook deze storm in het kerkelijke leven. De zaak wordt weer opgeruimd, zo als dat na een storm te doen gebruikelijk is, en het gewone leven neemt weer zijn gang. Zo ging het ook in de Chr. Ger. Kerk te Katwijk.

Ds. D. Slagboom kwam er te staan, uit Barendrecht, en heeft daar ruim 10 jaren met genoegen mogen verkeren, totdat ook voor hem de tijd weer aanbrak dat God hem een ander arbeidsveld toewees. Katwijk was dus vacant. Doch de Heere heeft spoedig, in Zijn voorzienig bestel, er voor gezorgd dat de ledige plaats weer werd vervuld. Want het eerste beroep dat werd uitgebracht, werd met zegen bekroond. Het oog was gevallen op Ds. J. Veenendaal, staande te Barendrecht, die een beroep kreeg, wat door hem met volle vrijmoedigheid mocht worden aangenomen. Dit was voor Barendrecht een slag en voor Katwijk een zaak van blijdschap.

Woensdag 4 juli was het de dag dat de beroepen predikant in zijn nieuwe gemeente zou worden bevestigd. De eer dit te mogen doen, viel te beurt aan zijn voorganger Ds. D. Slagboom uit Doornspijk. Daar niet een ieder dit voor Katwijk feestelijke gebeuren heeft kunnen meemaken, willen wij toch proberen u er nog iets van mee te laten beleven, door er verslag van te doen in ons blad.

Men mocht voor deze gelegenheid gebruik maken van de Ned. Herv. Pniëlkerk, wat tevens als een bewijs kan worden gezien, dat men in Katwijk ook wel over kerkmuren heen kan kijken. Voor beide diensten was veel belangstelling. Vooral des avonds was de kerk meer dan vol. Vrienden, bekenden, familieleden, predikanten uit diverse kerken, niet het minst uit eigen kerken, waren aanwezig.

De bevestigingsdienst

Ds. Slagboom opende de dienst door het uitspreken van het votum en de zegen. Hij liet zingen Ps. 123 : 1: “Ik hef tot U, Die in de hemel zit....”. Daarna werd er belijdenis gedaan met een gedeelte uit hét Belijdenisgeschrift van de Ger. kerken, n.1. de Heid. Cat., Zondag 48, waar gehandeld wordt over de 2e bede: “Uw Koninkrijk kome.” Gelezen werd Hand. 4 :18-31. De tekst was vs. 29b: “En geef Uwe dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord te spreken.”

In het daarop volgende gebed, werd de Koning der kerk dank gezegd voor het voorrecht dat de gemeente Katwijk weer zo spoedig was verblijd met de komst van een nieuwe herder en leraar. Alle andere zaken die in het grote gebed, gemeenschappelijk, aan de orde plegen te komen, werden de Heere voorgelegd, Die alleen verhoring schenken kan uit genade.

Gezongen werd Ps. 46 : 1, 2 en 3, terwijl er tevens werd gekollekteerd.

In de preek begon Ds. S. te zeggen hoe groot de goedheid Gods is, dat Katwijk zo spoedig weer was voorzien. Hij mocht er ook voor zichzelf een bevestiging van zijn geloof in ervaren, daar hij hoop gehad had, dat de vakante tijd niet lang zou duren. Het is een tijd van wisselende gedachten, waarin, naast het uitspreken van dankbaarheid, ook veel vragen kunnen worden gesteld. Temeer als we denken aan de toekomst van de kerk, daar het algemene beeld is, dat de kerk op retour is. Ook het inwendige “welzijn” van Gods Sion staat op een laag peil. De waarheid is schaars in onze dagen. Dit moet ons wel tot de bede brengen, zoals deze verwoord is in de tekst: “En geef Uwe dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord te spreken”. De hoofdgedachte was:


Het gebed om vrijmoedigheid voor Gods
dienstknechten.
A. In afhankelijkheid van de Geest des Heeren.
B. Tot openbaring van de wonderen des Heeren.


De apostelen en de gemeente waren bijeen. Het was geen geplande gebedssamenkomst. Het is ook niet bekend waar ze bijeen vergaderd waren. Dat is ook minder belangrijk. Dit is zeker “zij waren op hun plaats”. Dat is de plaats waar de kerk altijd dient te verkeren. Dat is in ootmoedigheid, voor het aangezicht des Heeren. Dat werd gezocht. Dit was geen eigen werk, maar vrucht van Geesteswerk. Hij is de Geest der genade en de Geest der gebeden. Die hebben we altijd nodig. Die was in het midden van hen. En Die dreef hen in het gebed uit tot God, Die alleen helpen kan.

Er was een wonder gebeurd in de naam van Jezus. Een kreupele was genezen. Dit was niet door Petrus en Johannes gebeurd, doch door het geloof in Hem, waar Zijn dienstknechten vol van waren. Zijn Naam was verheerlijkt geworden. Dit was een ergernis in de ogen van het Sanhedrin. De vijandschap tegen Jezus brak los. Petrus en Johannes kwamen in de gevangenis terecht. Als deze dienstknechten zich moeten verantwoorden, zeggen zij het openlijk dat zij niet anders kunnen dan getuigen van die enige Naam, Die onder de hemel tot zaligheid gegeven is. Zij krijgen een preekverbod, wat door hen niet in acht genomen kon worden. Men diende Gode meer gehoorzaam te zijn dan de mensen.

Daar het wonder aan de kreupele geschied, niet te weerspreken was, werden zij met vele dreigementen toch losgelaten. Zij gingen daarna niet naar huis, om uit te rusten en op verhaal te komen van alles wat er geschied was, doch zij gingen naar de “hunnen”. Dat waren de andere apostelen die met de gemeente was samengekomen om te bidden. Want de zaak waar het om ging was niet hun zaak. Het preekverbod raakte Gods zaak. Dit te verstaan doet niet eindigen in zelfbeklag, maar het drijft uit tot gebed. Zij zijn een gemeente “onder het kruis”. Een echte kruisgemeente. Het gebed dat wordt opgezonden, is een krachtig gebed. De tekst vormt er de spits van. “Geef....”. Dat doet ons de afhankelijkheid zien waarin zij zich bevonden. Het werd beleefd! Zij waren immers maar eenvoudige Galileërs. Van zichzelf hadden zij geen verweerkracht, tegen het Sanhedrin, dat menselijk gesproken, een overmacht vormde. In zichzelf waren zij tot alles “onbekwaam”. Daarom: “Geef Uw dienstknechten....”. Het woord dienstknecht is een erenaam. Het waren slaven van Jezus Christus, Die de allerbeste Heere is, Die er bestaat. Het waren dan ook gewillige dienstknechten, die dienden uit liefde. Zij wilden alleen maar gehoorzamen. Heere, wat wilt Gij dat wij zullen doen. Dat was de beleving van hun hart. “Geef....”. De rechte prediking die zij wilden brengen is een gegeven zaak. Daar is “vrijmoedigheid toe nodig”. Want het is geen evangelie naar de mens. Vrijmoedigheid is geen karaktereigenschap, zoals dat in natuurlijk opzicht ook gevonden kan worden. Het is ook geen vrijpostigheid, die grenst aan brutaliteit. Het is ook geen opwelling in de prediker zelf. Want de preek die door de prediker soms met veel moeite gebracht wordt, werpt niet zelden de meeste zegen af. Terwijl een gemakkelijk gesproken woord, wel voor de prediker aangenaam is, doch niet altijd door iedereen in dezelfde gesteldheid wordt overgenomen. Zo moet de prediker er steeds weer buiten vallen, wat nuttig en nodig is voor hemzelf. Want het is niet zijn zaak, maar des Heeren zaak. Vrijmoedigheid, waarom gevraagd wordt, heeft te maken met geloof. Geloof is altijd nodig in het naderen tot God. Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Men weet dan persoonlijk wat het zeggen wil een “ontmoeting met de Heere“ te kennen. Als dit geen vreemde zaak is, dan wordt met vrijmoedigheid, in oprechtheid des harten, de volle raad Gods verkondigd. Dan komen de 3 stukken aan de orde. Als daar persoonlijk iets van gekend mag worden, dan wordt in het uitdragen van het Woord des Heere, de prediker klein en dan wordt er maar Eén groot gemaakt, en dat is God. David had daar kennis aan: Heere, Uw vrijmoedige Geest ondersteune mij. Paulus wist daar ook van te spreken, als hij zegt dat een vrijmoedige Geest van de Heere is.

Het gebed om vrijmoedigheid is daarom zulk een nodige zaak. Voor de prediker, maar niet minder voor de gemeente. De dominee is er het beste aan toe, niet als hij een juichende gemeente heeft, maar als hij een biddende gemeente heeft.

De tekst is nog aktueel. Zij vormt een overeenkomst met wat er in Psalm 2 staat. Die wordt ook in het gebed aangehaald. Doch de Heere laat Zijn kerk niet omkomen, ook niet al woedt de vijand. Hij grijpt altijd weer in tot behoud van Zijn kerk. Daarom zullen de vijanden aan het Woord te niet gaan, door ongeloof verloren gaan. Doch er zullen door datzelfde Woord ook zondaren behouden worden. Want Jezus is niet gekomen om te verderven, maar om te behouden. Dit komt openbaar in de wonderen die God door middel van de prediking tot stand brengt. Het gaat altijd weer om de voortgang van het werk Gods, door de verkondiging van het Woord.

Dat Ds. Veenendaal er voor gebruikt zal mogen worden, opdat mede door zijn arbeid Gods koninkrijk komen (Z. 48). Het volle woord moet schriftuurlijk bevindelijk gebracht worden. Recht en genade! Dan blijft er van de mens niets over. Dan krijgt de “God aller genade” alleen de eer.

Het is erg als we alleen maar een boeiend verhaal verlangen en geen behoefte kennen aan de bediening van de Heilige Geest. Daarom: Hoort des Heeren Woord: “Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden”. “Zo gij Zijn stem dan heden hoort, Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord. Verhardt u niet, maar laat u leiden”. Als de Heilige Geest komt op het gebed, en dat gebeurt, dan hebben er wondn plaats. Te Jeruzalem werd dat beleefd, en het wordt nog beleefd. “Komt, luistert toe gij Gods gezinden....” is dan de vrucht. Dan krijgt niet de mens de eer, doch alleen een Drieënig God. Hem komt ook alleen alle eer toe. Dat schenke God ook in Katwijk, tot roem Zijns Naams, Die heerlijk is. Amen.

Gezongen werd Ps. 115 : 5:


Maar Israël, vertrouw gij op de HEER’;
Hij is hun hulp, hun sterkt’ en al hun eer,
Hun schild dat nooit zal wijken.
Vertrouw op God, gij Arons nageslacht;
Hij is hun schild, hun hulp, die hun Zijn
macht

Zo menigwerf deed blijken.


Het bevestigingsformulier werd gelezen. Door Ds. Johannes Veenendaal werd het antwoord krachtig gegeven: “Ja ik, van ganser harte”. Dat is altijd weer een geweldig moment, waardoor de prediker een grote verantwoordelijkheid op zich neemt, t.o.v. God en de gemeente.

Ds. Slagboom sprak nog enkele persoonlijke woorden. Het is voor de derde keer dat Katwijk een dominee uit Barendrecht krijgt. Barendrecht is een agrarische gemeente. Katwijk is van huis uit een vissersplaats. Vissers zwerven nog al eens her en der om wat te vangen. Het zwerven in kerkelijk opzicht komt in Katwijk ook wel eens voor. Doch God is overal Dezelfde. God doet de gemeente met haar ogen hun leraar zien. Bidt veel voor hem, Hand. 4 : 29b.

Staande werd de bevestigde predikant toegezonden, Ps. 119 : 9:

“Doe bij uw knecht weldadigheid, o HEER’....

Daarna volgde de slotlezing van het formulier en werd de dienst met dankzegging besloten. Na het zingen van Ps. 68 : 5 werd de zegen uitgesproken.

Pauze. De genodigden werden in een bijzaai verwacht waar koffie en een overvloedige maaltijd de gasten wachtte. Een ieder die dat wilde, kon in de pauze de pastorie komen bezichtigen of op een andere wijze met Katwijk kennis maken. Wij hebben intussen in “de Wilbert” een paar ernstige zieken bezocht, daar Katwijk ons verder voldoende bekend is.

De intrededienst

Precies 19.30 uur beklom Ds. J. Veenendaal de kansel, met voor zich een overvolle kerk. Hij sprak het votum en de zegen uit en liet zingen Ps. 77 : 8: “Heilig zijn, o God, Uw wegen....”. Na het doen van belijdenis met de woorden van het apostolicum werd gelezen Jes. 40 : 1-11, waarna gezongen werd Ps. 143 : 11: “Laat Uwe gunst mij niet begeven....”. De tekst was Jes. 40 : 6-8: “Een stem zegt: Roept!

En hij zegt: Wat zal ik roepen? Alle vlees is gras en al zijn heerlijkheid als een bloem des velds. Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des Heeren daarin blaast; voorwaar het volk is gras. Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid.”

“Geliefde gemeente” zo mocht de bevestigde predikant nú “zijn” gemeente noemen. Hij kon getuigen door genade aan de gemeente verbonden te zijn geworden. Met dank aan de bevestiger voor zijn onderwijzende woorden, getuigde hij dat de Heere de weg heeft gebaand. Ps. 123 : 1 was hem, bij de aanvang van de middagdienst, uit het hart gegrepen. Hij hoopte dat zijn arbeid in Katwijk gezegend zou worden, opdat verloren mensen zouden behouden worden. Hij hoopte in Katwijk een biddende gemeente te hebben, die hem leeg zou bidden. Dan kon hij uit de volheid des Heeren bediening verkrijgen, om de gemeente te kunnen dienen. De roeping die op zijn schouders lag, vond hij vertolkt in de tekst Jes. 40 : 6-8:


De verkondiging van de hemelse leer.
A. De opdracht daartoe.
B. De inhoud daarvan.
C. De troost daardoor.


De tekst getuigt van de trouw Gods. Hij is het uit Egypte geleide volk niet vergeten. Ook niet terwijl het in ballingschap verkeerde. God gebruikte een heidense koning Kores, om het volk uit de ballingschap te verlossen. God betoonde daarin genadig te willen zijn ten opzichte van een schuldig volk. Jesaja spreekt, als waren de beloften van verlossing reeds vervuld. Deze manier van spreken is een bewijs van de waarheid van Gods getuigenis en van een vast geloof daarin. Als het over de verkondiging van de hemelse leer gaat, dan vergaat alles wat uit de mens is. Datgene wat uit God is, zal alleen bestaan. Dat blijft.

Een stem zegt: Roept! Wat is dat voor een stem? Het is een hemelstem. Het is Gods stem. De hemelse leer moet verkondigd worden tot zaligheid. Het is een voorrecht als een dienaar weten mag een roepende God achter zich te hebben. Want wet en evangelie; dood en leven moeten verkondigd worden. De dienaar moet luisteren naar de opdracht van God: Roept! De dienaar vraagt: Wat zal ik roepen? In dit verband werd gewezen op Samuël. Dat was ook een dienstknecht van God. Hij mocht een luisterend oor hebben. Het is een voorrecht als “jonge mensen” dat ook mogen hebben. Uiteindelijk worden alle mensen opgeroepen om in de “luisterhouding” te verkeren. Dat geldt voor de dienaar in het bijzonder. Hij moet voor zichzelf de heilige overtuiging hebben dat Gods Woord de waarheid is. De twee wegen moeten worden gepredikt. “Zegt de rechtvaardige dat het hem wel zal gaan, dat zij de vrucht hunner werken zullen eten. Wee de goddeloze, het zal hem kwalijk gaan, want de vergelding zijner handen zal hem geschieden”. Deze opdracht had Jesaja ontvangen en dat is de opdracht die aan elke dienaar wordt gegeven. Het is zonder meer een duidelijke opdracht.

Roept! Wat zal ik roepen? Alle vlees is gras... Alles wat van de mens is, vergaat. Iedereen is onderworpen aan de dood. Niemand leeft er die de dood niet zien zal. De sirocco is een heel scherpe woestijnwind, die het gras doet verdorren en de bloem des velds doet verschrompelen. Onder de schoonheid van de bloem kunnen alle schone natuurlijke gaven worden verstaan. Alle talenten die een mens hebben kan. Doch er schiet aan het eind niets van over. Het is zo waar, wat er in het doopsformulier staat, dat dit leven toch niet anders is dan een gestadige dood. Wie gelooft dat echter nog? Een mens van nature denkt: Mijn huis zal eeuwig staan, Ps. 49. Doch Gods kinderen komen er bij stil te staan dat zij ten dode opgeschreven zijn. Zij worden daaraan ontdekt door de ontdekkende werking van de Heilige Geest. Dan moeten zij sterven en dan komen zij er achter dat sterven betekent: God ontmoeten. En zij kunnen God niet ontmoeten. Het is een wonder als we daar achter gebracht worden. Want we zijn niet alleen de natuurlijke dood onderworpen, doch een drievoudige dood. Dat is ook de geestelijke en de eeuwige dood. De beleving van deze drievoudige dood brengt de zondaar in nood. Een heilige onrust drijft hem uit naar God. God is rechtvaardig. Hij kan van Zijn recht geen afstand doen. De zondaar is onrechtvaardig. Wie kan bestaan? Niemand die leeft. Dan wordt iets van Ps. 51 ingeleefd: Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig. De tollenaarsbede blijft dan niet achterwege.

Gelukkig dat God voor een verloren mens hulp besteld heeft bij een Held. Dit wordt de troost in druk hen toegelegd. Abraham, de vader der gelovigen, (wie durft zich met hem te vergelijken), had het geleerd. Toen hij verscheen voor Gods heilig aangezicht kon hij het niet verder brengen, dan zichzelf “stof en as” te noemen.

Wij gaan erbij stil staan, als God er ons bij stil gaat zetten. Petrus haalt in zijn brief ook de tekst uit Jes. 40 aan. Hij doet dit tot troost, zoals het verband het in zijn brief leert, van allen die door de Geest Gods wederom geboren zijn.

Dat gebeurt door het Woord, hetwelk het zaad der wedergeboorte is. Het Woord doet altijd wat. Het is voor de een een reuk des doods ten dode en voor de ander een reuk des levens ten leven. We zitten nooit vrij blijvend in de kerk. Het is altijd: Of-Of. Hebt u de kracht van het Woord door de Heilige Geest reeds leren kennen? Een vraag die niemand naast zich neer mag leggen. Want het raakt ons aller eeuwig zielsbelang.

Als we opgewekt worden uit onze geestelijke doodstaat, weet spreker niet wat pijnlijker is, als we de kracht van het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods woord, gaan gevoelen, namelijk wanneer het snijdt in ons goddeloze, dan wel in ons vrome vlees. Want aan de ongerechtigheid te worden ontdekt is een pijnlijke zaak. Doch om aan de ongenoegzaamheid van onze eigengerechtigheid te worden ontdekt, is niet minder pijnlijk. Men gaat met beiden verloren. Want de ongerechtigheid heeft de dood tot gevolg. En de eigengerechtigheid kan geen redding aanbrengen, daar dit een verachten van Christus is, en van Zijn gerechtigheid, die alleen redt van de dood. Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid.

Dan móet de zondaar sterven. Het is een wonder te noemen als men een welgevallen leert krijgen aan de straffen van zijn ongerechtigheid. Dan alleen worden de ogen geopend voor een geschonken Zaligmaker. Men gaat dan zien dat het Woord is vlees geworden. De beloften zijn waarachtig en getrouw in Christus. Dat is een bemoedigende zaak. Want het leven ligt buiten de mens. Het ligt alleen in Christus, Die de Weg, de Waarheid en het Leven is. En niemand komt tot de Vader dan door Hem. Hij is de 2e Adam, Die van het begin Zijner menswording, de last van de toorn Gods, die tegen de zonde van het ganse menselijke geslacht ontbrand is, gedragen heeft. Dat is het gevolg van het in de eeuwigheid reeds uitgedachte verlossingsplan. Christus wordt dan, met een door de Heilige Geest gewerkt geloof, voor de verloren zondaar noodzakelijk, gepast, algenoegzaam en boven alles dierbaar. Hij is van God verlaten op die donkere kruisheuvel, opdat wij tot kinderen van God zouden kunnen worden aangenomen. We kunnen alleen door het geloof in Hem het eeuwige leven verkrijgen.

De Borg wordt dan door de Heilige Geest toegepast aan het hart, dat beleeft: Ulieden dan, die gelooft, is Hij dierbaar. Dan krijgt men een toegerekende gerechtigheid geschonken, die wordt aangenomen door het geloof. Men is dan geheel schoon in Gods oog. God wil dat geven aan hen die dag en nacht tot Hem roepen. Alleen in Christus, in het Woord geopenbaard, is men Gode aangenaam. Men heeft dan een kinderrecht op het eeuwige leven. Deze beleving deed Luther zingen: “Delf vrouw en kinderen het graf. Neemt goed en bloed ons af. Het brengt u geen gewin. Wij gaan ten hemel in. En erven koninkrijken”.

Zoekt het daarom nergens anders dan bij Jezus alleen. Woord en Sacramenten wijzen beiden alleen naar Hem. Dat is de troost die zo schoon verwoord wordt in Zondag 1 van de Heid. Cat. Het is een troost die van Boven naar beneden komt. En niet omgekeerd. Troost? De strijd is vervuld. De ongerechtigheid is verzoend. Dat is de heilsboodschap, die Jesaja ook verkondigen mocht.

Het zijn lessen die geleerd moeten worden. Voor mensen is dat moeilijk. Het duurt het gehele leven. Bij God vandaan is het een eenvoudige zaak. Het is een gelukkig volk, dat de hemelse lessen, op de weg tussen wieg en graf, leren mag. God is aan te spreken op Zijn Woord. Verwacht het daarom alleen van God en Zijn Woord. Want wat ook vergaat, dat bestaat tot in der eeuwigheid.

Hoe wonderbaar is Uw getuigenis....

Ps. 119 : 65. Amen,

Na de prediking volgden nog enkele toespraken. Ds. P. van Zonneveld uit ’s-Graven-hage-Scheveningen, sprak als Consulent en ook als afgevaardigde van de Classis ’s-Gravenhage. Hij heette Ds. V. hartelijk welkom, ook in de Classis. Hij heeft slechts een kort consulentenwerk in de gemeente behoeven te verrichten. Hij is blij dat de gemeente nu weer een eigen herder en leraar mag bezitten en wenst hem des Heeren zegen op al zijn arbeid toe. Bedenk voorts, dat het wee wordt uitgesproken over hen, waar alle mensen wél van spreken. Want het evangelie dat verkondigd moet worden is niet naar de mens. Niet de mens moet in de prediking centraal staan, maar Christus. Om hem gaat het altijd weer.

Namens de kerkeraad en de gemeente werd het woord gevoerd door br. C. Tavenier. Hij getuigde dat het kerkeraad en gemeente paste in verootmoediging zich te verwonderen over het feit dat God nog aan Katwijk, en dan op zulk een wijze, heeft willen gedenken. Dan eindigen we niet in de gave, maar in de Gever. Hij wenste de nieuwe dominee toe dat God hem wilde gebruiken tot de opbouw van Zijn rijk. En dat hij maaien mocht wat anderen voor hem hebben gezaaid. En dat hij ook zelf het zaaien zal mogen beoefenen. Bijbels gezien is het één altijd met het ander verbonden. Hij liet Ds. V. staande toezingen Ps. 119 : 25.


Gedenk aan ’t woord, gesproken tot Uw
knecht....


Tenslotte dankte Ds. V. de N.H. Kerk die zo welwillend hun kerk hadden afgestaan. De afgevaardigden van de burgerlijke gemeente, en alle andere afgevaardigden. Vrienden, familieleden, werkers en werksters, die de pastorie weer bewoonbaar hadden gemaakt, en dan op zulk een wijze.

Na afloop van de dienst was er nog gelegenheid tot het gebruiken van koffie en het nemen van afscheid. 23.00 uur was alles weer vertrokken.

Wie de moeite neemt om het hele verslag te lezen, weet wat er zo ongeveer op woensdag 4 juli, ten gunste van de Chr. Ger. Kerk te Katwijk, is gebeurd.

God gedenke de vakante gemeente Barendrecht.

Hij gedenke de verblijde gemeente Katwijk. Hij zegene Ds. J. Veenendaal.

Hij zegene ons allemaal!

Na het gebed wat op Ps. 119 : 65 volgde, werd nog gezongen Ps. 132 : 6 en de zegen uitgesproken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Verslag bevestiging en intrede van Ds. J. Veenendaal te Katwijk aan Zee. 4-7-90.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's