Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als Jan niet meer naar de kerk te krijgen is...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als Jan niet meer naar de kerk te krijgen is...

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

KLEINE KRONIEK

In „De Wekker" schrijft dhr. D. Koole / over jongeren die van de kerk vervreemden of deze zelfs al verlaten hebben. Binnen de herderlijke zorg van ambtsdragers zal er bijzondere aandacht dienen te zijn voor zulke afhakende jongeren, maar er is ook, grote verlegenheid ten aanzien van de vraag hoe ze benaderd kunnen worden.

„Jan is in elke plaatselijke kerk te vinden. Ook in onze kerken zal nauwelijks nog een gemeente zijn, die er niet mee te maken heeft, met jonge mensen die de kerk verlaten, om welke reden of door welke oorzaak dan ook. Soms gebeurt het ineens, van de één op de andere zondag, meestal in een proces van langzame losweking. Af en toe nog eens een kerkdienst meemaken, niet meer naar de catechisatie te krijgen, of in elk geval niet met regelmaat en op een gegeven moment wordt van hem of haar helemaal niets meer gezien. Onopgemerkt was het natuurlijk niet gebleven. Vader en moeder hadden dominee, de wijkouderling of de jeugdouderling al eens ingeseind dat het er bij hun zoon of dochter maar losjes bijhing, maar de ambtelijke pogingen om in enkele informele gesprekjes daarin verandering te brengen waren zonder resultaat gebleven. Het was allemaal meer of minder vriendelijk, welwillend aangehoord, maar bij het afscheid viel van het gezicht van de jongere elke keer duidelijk af te lezen dat de beëindiging van het gesprek als een verlossing werd gevoeld. Het gebeurt maar zelden dat jonge mensen, die het in en met de kerk niet meer zo zien zitten, bij-of terug te buigen zijn. Als verontruste ouders uiteindelijk, als zoon of dochter helemaal niet meer in de kerkelijke pas wil lopen, nog wéér eens een beroep op dominee of de wijkouderhng doen (, , dominee, probeert het nog eens, wij zijn helemaal uitgepraat; misschien kunt u nog iets bereiken"), kan dat als een heel moeilijke vraag en in sommige gevallen als een onbegonnen opgave worden gevoeld. Wetend hoe , , de vlag erbij hangt" is er weinig of niets van te verwachten... Zo wordt dikwijls gedacht en de nuchtere ervaring in veel gevallen geeft misschien ook wel reden om zo te denken.

Terechte klacht

Toch is de klacht van veel ouders dat er door de kerk naar hun kinderen die in dingen van geloof en kerk aan de afzak raken, niet al te intensief werd en wordt omgekeken, een terechte klacht. Soms wordt die klacht ook wel door die kinderen zelf gebruikt, maar dan om er een extra argument tegen de kerk in te vinden. Zonder te bepleiten jonge kerkverlaters geen rust te gunnen en ze voortdurend met waarschuwing en andere blijken van betrokkenheid te achtervolgen, zou generaal gesproken uit regelmatige en heel gerichte benadering door de ambtsdrager, ondersteund door informele pogingen tot contact vanuit de gemeente, méér mogen blijken dat er binnen de gemeente van Christus grote bewogenheid is over jonge , , schapen" die bezig zijn zich van de kudde en daardoor van de grote Herder Jezus Christus te verwijderen. Al te gauw leggen we ons vandaag in de kerk misschien neer bij de conclusie dat kerkelijke ontrouw bij jongeren een gegeven is waarmee we maar moeten leren leven, zonder voldoende te hebben vastgesteld of er bij de betrokkenen wellicht toch nog openingen zijn voor een gesprek over de dingen."

De achtergronden van de vervreemding die veel jongeren ervaren ten aanzien van de kerk, zijn heel verschillend. Enig inzicht in die achtergronden is nodig om tot een goed en gericht gesprek te komen, waarin de werkelijke oorzaak van de onverschilligheid of desinteresse ten aanzien van kerk en geloof boven water komt.

Enkele voorbeelden van die verschillende oorzaken:

„1. Volstrekte ongeïnteresseerdheid in wat kerk en geloof , , te bieden hebben", hang naar ongebondenheid en naar ruimte om zonder die akehge beperkingen van een christelijk regime, voluit te genieten van de genoegens waarvan in dit leven zo volop voorhanden is.

2. Terwijl aan de waarde van het geloof door ervaringen in moeilijke situaties of verstoorde verhoudingen in het gezin, door slechte voorbeeldwerking bij de ouders. door een leefpatroon in het gezin waaruit duidelijk blijkt dat het geloof er geen integrerend bestanddeel van vormt.

3. Reactie op een al te strenge godsdienstige opvoeding, waarin een dwangmatig moeten het blijde mogen overheerste, zonder overtuigende argumentatie van de zingeving van de dingen.

4. Twijfel aan de intellectuele geloofwaardigheid van het geloof, waaronder te verstaan het niet meer helemaal voor waar en zeker houden van de dingen rond en irl de bijbel, zoals het ons door de kerk en in het gezin altijd is voorgehouden.

5. Afkeer van de kerk als instituut, dat het leven onvrij maakt door verplichtingen en regels op te leggen, die met het eigenlijke van het geloof lang niet zoveel te maken hebben als men wel wil doen geloven; ik kan ook - en misschien nog wel beter - geloven zonder de kerk, is een nogal eens door jongeren gehanteerd argument.

6. Keuze van een ongelovige, in elk geval niet kerkelijke partner die zich in de levensbeschouwelijke instelling van de ander niet wenst te verdiepen en er zich niets van eigen wenst te maken, bijvoorbeeld door de kerkgang mee te maken en mee te doen in het godsdienstig ritueel van elke dag in huis: als de kerk zich in deze keuze niet meegaand toont - b.v. bij aanvraag tot bevestiging van het huwelijk als men op dat kerkelijk ritueel op de trouwdag tóch prijs stelt - dan gebeurt het niet zelden dat de kerkelijke partner de kerk ook maar laat voor wat ze is of elders kerkelijk heil gaat zoeken, waar men wat vrijer en gemakkelijker met deze dingen omgaat.

7. Homofihe, waardoor men zich in de kerk niet (meer) als volwaardig mens geaccepteerd voelt.

8. Het aangaan van vriendschappen met jongeren, voor wie de kerk geen betekenis en het geloof geen aantrekkelijkheid heeft.

9. TeleursteUing in het eigen kerkelijke leven en als gevolg daarvan gegroeide belangstelling voor andere godsdienstige denkrichtingen, in het gunstigste geval voor geloofsgemeenschappen waarbinnen de fundamentele geloofswaarheden even grote geldigheid hebben als in de eigen kerk, maar misschien op andere manier worden beleefd en uitgedragen; in het ongunstigste geval voor religieuze groeperingen van bedenkelijk gehalte, soms van enigszins of sterk occulte signatuur."

Koole waarschuwt tegen het te snel willen antwoorden op diepgaande vragen waar jongeren mee zitten. Het is beter te erkennen dat men op bepaalde zaken geen antwoord weet, dan zelf antwoorden te bedenken die niet écht de wezenlijke vragen raken en ook veeleer menselijke gedachten constructies zijn dan echt aan de Bijbel ontleend. Aan het slot van zijn artikel gaat Koole in op een vraag die heel vaak door kritische jongeren naar voren wordt gebracht:

„Toevallig in een christelijk gezin geboren?

Hoe verschillend de omstandigheden waaronder jonge mensen de kerk verlaten ook kunnen zijn, een gesprek daaromheen krijgt dikwijls als concentratiepunt de vraag: kan men mij, jongere, verantwoordelijk houden voor het feit dat ik toevallig in een christelijk gezin werd geboren, gedoopt ben, mee naar de kerk moest en een christelijke opvoeding kreeg?

In een ambtelijk gesprek met jonge kerkverlaters wordt - althans onder ons - met klem op deze verantwoordelijkheid gewezen. En daarop komt dan - zoals ik zelf enige tijd terug ondervond - wel wat terug. Is dat werkelijk verkiezing, dat ik in een christelijk gezin ben geboren of moet je dat niet veel meer als toevalligheid zien? Ik had , , voor hetzelfde geld" toch net zo goed in een onkerkelijk gezin geboren kunnen worden, zoals al die honderdduizenden jongens en meisjes, die dan zogenaamd van dat voorrecht verstoken zijn?

Steekt daar werkelijk Goddelijke selectie achter? Staan die anderen allemaal op achterstand? Is geboren worden in een christelijk miheu, gedoopt zijn, catechetisch onderwijs volgen en eventueel belijdenis doen toch eigenlijk niet veel meer dan een soort godsdienstige vóórprogrammering, die anderen ontgaat? Hangt de verplichting tot kiezen als men tot onderscheid van jaren is gekomen, werkelijk samen met verantwoordelijkheid die je al bij je doop is opgelegd? Ik neem het buitenkerkelijke jongeren helemaal niet kwalijk dat zij van het geloof niets begrijpen. Wie of wat zou hen er toe moeten aanzetten om er iets van te leren begrijpen? En mij zou dan het voorrecht gegund zijn er wel, , onder te vallen"? Nou, dan ben ik graag solidair met al die anderen. De kerk heeft het altijd maar over dat verbond waarin je dan besloten zou zijn, maar als je hoort hoe daarover binnen de kerken wordt gedacht, dan weten ze zelf niet eens goed wat ze er precies onder moeten verstaan. In deze geest ging het gesprek dat ik zelf enige tijd geleden met een jongere had. Hier liggen de moeilijkste dingen waarmee een ambtsdrager in het gesprek met de jonge kerk ver lat er te maken kan krijgen. Hoe moeilijk maar tegelijk noodzakelijk is het dan om vanuit de bijbel en vanuit hetgeen de kerk in haar geschiedenis daaruit heeft leren verstaan, duidelijk te maken dat de Here God kennelijk heeft behaagd zich uit het hele menselijk geslacht een volk aan te trekken, dat Hij in Christus als zijn volk erkent. Door de geslachten heen en in de lijn van de geslachten, worden mensen door geboorte binnen de lichting van het Evangelie apart gezet, niet omdat zij beter of anders zouden zijn dan degenen aan wie dat voorrecht niet ten deel valt, maar opdat zij, als wat God hun toezegt in de weg van geloof en bekering, tot hun werkelijk geestelijk eigendom is geworden, in deze wereld dragers van het licht zouden zijn, anderen voorlevend hoe veel dieper een leven is waarin de geheimenissen en de regels van het christelijk geloof een plaats hebben gekregen. Daarin ligt niet in de laatste plaats de verantwoordelijkheid van het gedoopte vóórhoofd. En het voorrecht, als men van bevoorrechting boven anderen wil spreken..."

V.

J.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Als Jan niet meer naar de kerk te krijgen is...

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's