Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ten voorbeeld gesteld.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ten voorbeeld gesteld.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Timotheüs 1 vs. 16. Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al zijne lankmoedigheid zoude betoonen, tot een voorbeeld dergenen die in Hem gelooven zullen ten eeuwigen leven."

De apostel leert ons verstaan, dat zijne bekeering niet slechts daartoe strekte dat hij behouden zou worden en den Naam van Jezus zou uitdragen, doch dat zijne bekeering ook tot een voorbeeld zou strekken, dergenen die in Jezus zullen gelooven ten eeuwigen leven. Hij is het patroon des Heiligen Geestes, dat ons wordt voorgesteld opdat wij ons leven aan dat patroon zouden toetsen. Niet de toebrenging van Timotheüs is ten voorbeeld gesteld, doch die van Paulus. Ook Timotheüs zal geen vrede met God smaken tenzij de Heilige Geest hem leide en inga in zijn leven om Christus in zijne ziel te openbaren, zoodat •hij toch weer aan het patroon in Paulus geschonken beantwoordt. We mogen aannemen dat Paulus daartoe mede het middel is geweest voor Timotheüs om hem voort te leiden op den weg des levens zoodat ook hij kwam, onder de bediening van den Geest, tot de vrijheid der kinderen Gods. Hoe lief had Paulus hem en hij vertelde ons reeds, dat hij wist dat het ongeveinsd geloof in zijn geestelijken zoon woonde, dat ook hij Christus was ingeplant. Zoo is de Heilige Geest zeker vrij in Zijne bediening en is er groote verscheidenheid in de toeleidende wegen, maar de grondtrekken laat de Geest ons met groote klaarheid zien in Paulus. Ook zijn brieven zijn hiervan de toelichting. Juist Paulus is verkoren om de scherpe lijnen van het patroon van vrije genade, zooals het in den zondaar wordt uitgewerkt, te teekenen.
In aansluiting bij Gods gansche Woord mag hij juist ontwikkelen en uitwerken; ons laten zien in de toepassing, de machtige waarheden van de rechtvaardiging des zondaars om niet, door het geloof uit de verlossing die in Christus Jezus is. Spreekt hij ons, als instrument des Geestes, hoe de zondaar vrij wordt van den vloek der wet en vrede erlangt met God door het bloed des kruises. Hoe de zondaar het Abba, Vader leert uitspreken en door dienzelfden Geest der aanneming wordt verzegeld tot den dag zijner verlossing. In Paulus en door Paulus klaart de Heilige Geest Zijn werk op in de ziel van den verkoren zondaar en stelt hem tot een voorbeeld en gebruikt hem om het patroon te teekenen met ongekende klaarheid. Daarom is het een smaden van den Geest dit klare patroon niet als patroon te willen erkennen en er zich niet aan te willen toetsen. Met de bekeering van Paulus en de brieven die ons dit voorbeeld uitbeelden tot glorie van des Heeren Naam en tot opluistering van Gods deugden hebben wij allen van doen.
Op de rechte wijze verstaan zal een rijke zegen voor de prediking en anderszins daarvan de vracht mogen zijn. Ook hier geldt, Die Mij eeren, zal Ik eeren.
Maar, beluisteren wij nu nader het getuigenis van den apostel.
Hij vertelt ons dat hem daarom barmhartigheid was geschied, opdat Jezus Christus in hem, die de voornaamste was, al zijne lankmoedigheid zou betoenen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem gelooven zullen ten eeuwigen leven.
Hem is dus „barmhartigheid geschied".
Ziehier de teedere wijze waarop de apostel het erbarmen Gods vertolkt.
Den weg tot het hart Gods kan de zondaar niet vinden en wil hem ook niet zoeken. Er is geen weg naar den hemel voor den gevallen zondaar vanaf de aarde. Als Jacob ligt op de vlakte des velds met een steen tot hoofdpeluw, wordt hem in den droom getoond den weg naar boven, in een ladder die van den hemel reikte tot de aarde. En de engelen klommen op en neder.
Hij schouwde den weg van de barmhartigheid die afdaalt tot den zondaar in Christus Jezus, de Zoon van Gods welbehagen. In Hem zijn de innerlijke bewegingen der barmhartigheid Gods overgebracht tot Gods volk. Uit het liefdewezen Gods vloeit het vrij erbarmen tot Sion. Als de goedheid Gods wordt bewezen aan ellendigen heet zij barmhartigheid. Die barmhartigheid is veelvuldig en groot. Ja, zij is zonder einde. Zij is teeder als van een vader en wordt bewezen aan duizenden. Ja, de apostel spreekt elders van den rijkdom van Gods barmhartigheid. Doch bij de openbaring van die barmhartigheid wordt het recht Gods niet geschonden maar volbracht door den Middelaar; door den Vader verordineerd. Die barmhartigheid heeft hare innerlijke bewegingen. Zij is nooit in rust maar gaat eeuwig uit tot Zijn volk! Van Immanuël lezen wij, dat zijne uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Zijne liefde is geene slapende liefde. Die bewegingen worden niet opgewekt door onze ellende, want ze zijn vrij. Maar wel vinden ze in den ellendigen mensch een voorwerp om zich te openbaren. Daarom leert ons nu de apostel met groote klaarheid dat die barmhartigheid in Christus zich slechts kan wegschenken, als wij door de wet der wet zijn gestorven, opdat wij Gode zouden leven. Ook kan ik niet in de bron dier barmhartigheid ingaan dan door het levende geloof in Christus. Niemand komt tot den Vader dan door den Zoon en niemand komt tot den Zoon tenzij de Vader hem trekke.
Petrus jubelt van deze barmhartigheid: „Gezegend zij de God en Vader onzes Heeren Jezus Christus, die naar Zijne groote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot eene levende hope door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden."
Zooals wij van nature zijn, moet de gerechtigheid ons verdoemen. Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al wat geschreven is in het boek der wet om dat te doen. De zondaar moet krachtens de rechtvaardigheid worden verdoemd.
De heiligheid kan den zondaar in zijne onreinheid slechts verteren. Wie kan wonen bij een verteerend vuur; wie vernachten bij een eeuwigen gloed? Wie God nadert moet sterven en vergaan. De almacht Gods moet den opstandigen mensch verpletteren en kan bewerken dat het oordeel aan hem wordt voltrokken dat den onvruchtbaren boom moet treffen: „Houw hem uit, want waarom beslaat hij'ook onnuttelijk de aarde?" De waarheid Gods bevestigt de bedreiging der wet, dat degenen die zulke dingen doen des doods waardig zijn. Daarom wordt de barmhartigheid niet geopenbaard zonder en nog minder tegen de gerechtigheid en heiligheid en waarheid Gods. Hoe scherp teekent ons de Heilige Geest in Paulus' persoon en brieven dit patroon van de vrije genade Gods in Christus. Hoe lief is hij ons daarin. Inplaats van Paulus als een uitzondering te beschouwen mocht het ons wel tot aanbiddende bewondering stemmen, dat het den Heete behaagde zulk een godverheerlijkend patroon ons te schenken.
Barmhartigheid, zij wijst op onze ellende. Zij duidt tevens op het vrije en onverplichte van den Gever en bepaalt ons bij het onverdiende en verbeurde voor den ontvanger. Zij wijst op de innerlijke beweegredenen Gods in het redden van een verloren volk. O, met welk een klaarheid mag de apostel dit alles teekenen; en wat is hij er een treffend voorbeeld van, dat de genade Gods vrij is. „Zoo is het dan niet desgenen die wil noch desgenen die loopt maar des ontfermenden Gods. Hoe werpt hij terneêr elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van vrije genade!"
Hoe klaar schildert hij, dat het einde der wet Christus is tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft. Kom, toets U reeds nu aan dit patroon. Wie der lezers heeft deze dingen waarachtig geleerd en kent ze niet alleen in de toestemming des verstands? Zeker, wij schrijven hier in den naam Gods den dood op alle vroomheid en brandmerken haar als vijandschap tegen God. Wij stooten hier omver alle werk des menschen in de rechtvaardiging voor God. Hier blijft geen plaats voor de gemoedservaringen als grond der zaligheid, ook al zijn zij noodzakelijk om op den eenigen grondslag neer te zinken. Ja, welk een grondslag der zaligheid.
Mij is barmhartigheid geschied. Deze grond is vast en toch is zij tegelijk zonder grond, want ge kunt er slechts in verzinken, maar hoe dieper wij erin mogen ondergaan hoe grooter de vastigheid des heils voor onze ziel wordt.
Hier zijn wateren waarin men niet staan kan, dit zijn wateren waarin men zwemmen moet. Mij is barmhartigheid geschied. Wij zingen: Nu heeft Hij zijn gerechtigheid zoo vlekkeloos en ongeschonden voor het heidendom ten toon gespreid. Christus is de openbaring der barmhartigheid Gods.
In Hem ligt ze besloten, want het is des Vaders welbehagen geweest dat in Hem al de volheid wonen zou.
Maar van de barmhartigheid zingen wij dan ook: Hij is barmhartig en genadig. Hij gaf hun die Hem vreezen spijs en Zijn grooten Naam ten prijs gedenkt Hij Zijns verbonds gestadig. Eeuwig wonder van Gods barmhartigheid, dat hij een mensch maakt van een vuurbrand der hel tot een flambouw des hemels. Zie, deze barmhartigheid is als een oceaan, die geen bodem noch oever heeft. Hebt gij ooit, in het geloof, gevlogen over deze glazen zee? Hebt ge U ooit mogen wagen met uwe levensbark op deze zacht ruischende oeverlooze wateren? Daar ruischt de eeuwige vrede; daar spiegelen de wateren zich in oneindige golving in de glanzen van de Zon der gerechtigheid. Mij is barmhartigheid geschied. In het ruischen hoor ik al maar door de sprake: „Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijnen eeniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin kennen wij dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, omdat Hij ons van Zijnen Geest gegeven heeft. Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad."
Lezer, hebt gij reeds deze wateren geproefd? Zijn goedheid is verspreid over al zijne werken, maar kent gij Zijne barmhartigheid in Christus? In den weg waarin de Heilige Geest Zijn volk leidt? Langs en door de vierschaar? Het einde der wet is Christus! Hij is niet het begin, maar het einde der wet.
Vaderlijke barmhartigheid in Christus! Groote barmhartigheid! Dan vallen alle gedachten aan armoede weg, door het bezit van den rijkdom in Hem. A l l e vreeze wordt gebannen, want die vreest is niet volmaakt in de liefde. Hier hebt ge weer zoo'n scherpe lijn in het patroon. Ten voorbeeld gesteld. Veel armelijk gepraat zal getoetst aan dit patroon waardeloos, ja, schadelijk worden bevonden.
Veel bevinding als vinding van eigen hart en verdorven verstand, te licht worden bevonden, gewogen op de weegschaal des heiligdoms. Gemeten aan de maten van dit door God Zelf gestelde voorbeeld.
Ik heb U liefgehad met eene eeuwige liefde!
Paulus is een vat der barmhartigheid, door verkiezende genade. In zijn vat is de schat der barmhartigheid Gods in Christus neergelegd. God heeft Zijn Zoon in Paulus geopenbaard. Is, mijn lezer, uw vat al ontledigd? Anders kan de schat er niet in worden neergelegd. Maar, o, als wij Hem, door den Geest des geloofs gewaar worden in het innerlijke van ons hart, dan planten de trillingen van de inwendige bewegingen der barmhartigheid zich over en stamelt het ontroerd gemoed: ,,die mij heeft liefgehad." Kent gij den roem dier genade-ervaring?
„Maar daarom is mij barmhartigheid geschied opdat Jezus Christus in Mij, d'e de voornaamste ben, al Zijne lankmoedigheid zou betoonen, tot een voorbeeld dergenen die in Hem gelooven zullen ten eeuwigen leven."
God wilde, dat Zijn Zoon, de Zaligmaker, en Gezalfde profeet, priester en Koning, Jezus Christus, al Zijne lankmoedigheid in Saulus zou betoonen.
De lankmoedigheid Gods is over al zijne menschenkinderen. Hij draagt ze met groot geduld. Die lankmoedigheid heet daarom ook wel verdraagzaamheid. God verdraagt den zondaar; geeft hem daarin genadetijd om zich te bekeeren opdat hij leve.
Maar ach, de natuurlijke mensch veracht en misbruikt die lankmoedigheid Gods.
Zij is de sparende goedheid Gods tegenover strafwaardigen.
„Maar Gij Heere zijt een barmhartig en genadig God, lankmoedig en groot van goedertierenheid en waarheid."
De profeet Nahum spreekt van de lankmoedigheid Gods aldus: „De Heere is lankmoedig doch van groote kracht, en Hij houdt den schuldige geenszins onschuldig. Des Heeren weg is in wervelwind en in storm, en de wolken zijn het stof zijner voeten."
Die lankmoedigheid Gods is groot geweest in den loop der eeuwen. De apostel schrijft in Romeinen drie over die verdraagzaamheid Gods: „Want wij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit Zijne genade door de verlossing die in Christus Jezus is, welken God voorgesteld heeft tot eene verzoening door het geloof in zijn bloed, tot eene betooning van zijne rechtvaardigheid door de vergeving der zonden, die tevoren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods."
God wilde dus, dat Jezus Christus in Paulus al zijne lankmoedigheid betoonen zou, Heerlijk schittert zij uit in dit leven! Satan mocht tegen Saulus Gods gerechtigheid inroepen, maar Jezus pleitte voor Hem op de barmhartigheid. Hij pleitte op zijn offer aan het kruis. Maar ziet ge dan de lankmoedigheid in Christus niet schitteren in het licht Zijner verdiensten? Hij heeft recht om bij den Rechter uitstel te pleiten van executie. Hij heeft ook voor die lankmoedigheid Gods in Zijn offer een onwrikbaren grondslag gelegd. Daarom kan die lankmoedigheid door Petrus aldus worden geroemd: „Acht de lankmoedigheid onzes Heeren voor zaligheid, gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid die hem gegeven is, ulieden geschreven heeft." Geschreven heeft de apostel dit aangrijpende woord: „Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid u tot bekeering leidt?"
Doch de lankmoedigheid is hier ook zeer bepaald de genade in Paulus betoond.
In hem heeft Christus al zijne lankmoedigheid en genade verheerlijkt, En dat zegt wat, want de apostel noemt zich de voornaamste. De voornaamst 2 der zondaren. Hij was een eersterangszondaar! Hij diende in de voorste gelederen van den vorst der duisternis. Zijn leven werd gespaard terwijl hij woedde tegen God en Zijn gezalfde. De snoode zondaar werd in het leven gelaten. Hij werd bewaard, want Jezus pleitte voor hem, omdat de Vader Hem had gegeven om hem vrij te koopen. De prijs was ook voor Saulus betaald. Maar hij lasterde toch Jezus, moet hij dan niet sterven als Herodes en van de wormen gegeten worden? Temidden van zijn verzet werd hij gegrepen en toegebracht. O, machtige allesoverwinnende genade!
Zie al zijne zonden werden uitgedelgd. Zijn bloedvergieten; zijn lastertaal, ja ook zijn zondigen aard. „Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof hebben vrede met God door onzen Heere Jezus Christus". Dan mag hij duivel en hel en menschen oproepen; ja, zich stellen voor den rechterstoel Gods en vragen: ,,wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?"
Gij weet, hoe helder hij hierin was ingeleid en hoe kostelijk hij dit mocht verklaren. Hier heeft het patroon, het voorbeeld, zeer scherpe en schoone lijnen.
Hij predikte het geloof, dat hij had gezocht uit te roeien.
Hij had geleerd alle dingen schade en drek te achten om de uitnemendheid van de kennis van Jezus Christus Zijnen Heere. Menige fonkelende juweel in de kroon van Immanuël werd genomen en gezocht uit het vuilste vuil. Zie, wat Saulus was en Paulus werd door genade.
Een levensbeschrijver van Bunjan meent dat deze zijn zonde te zwart schilderde. Dat hij zich een mate van schuld toemat, die uitging boven de werkelijkheid. Doch ten onrechte. Neen, ook Paulus overdrijft niet als hij zegt: mij den voornaamste, want wie de zondigheid der zonde en de schuldigheid der ongerechtigheid heeft gezien en gevoeld bij de majesteit van Gods recht en heiligheid, kent zich als een kind des toorns. Zijn vijanden kunnen hem niet zulk een schuldenlast opleggen, als hij zichzelf vrijwillig oplegt. Als de duivel Luther benauwde en hem zijn zondenregister voorhield, sprak hij: gij hebt de helft nog niet genoemd. . . . Maar: „het bloed van Jezus Christus Gods Zoon reinigt van alle zonden."
Wij stonden reeds eerder stil bij het leven van Saulus in zijn onbekeerden staat, en hoe hij werd ontdekt en ontbloot. Hoe hij zich als een verdoemeniswaardig schepsel leerde kennen. . . . maar hem was barmhartigheid geschied.
Zou niet ieder van Gods kinderen, in zijne orde, zich leeren kennen als de voornaamste der zondaren? Want wij derven allen de heerlijkheid Gods en worden als een goddelooze gerechtvaardigd om niet.
Welke vruchten zal deze belijdenis voortbrengen?
Allereerst diepe verootmoediging, die stemt tot grooten lof. Ja, breekt hij in het zeventiende vers niet uit in bewonderende aanbidding?
Ik ben geringer, zoo zegt vader Jacob, dan al deze weldadigheid en trouw die Gij uwen knecht bewezen hebt. Geringer dan al deze weldadigheid en trouw. Is het geen wondervolle zaak, dat ons onreine hart mag gereinigd zijn door Zijn dierbaar bloed en de lippen waarop slangenvenijn was, nu mogen spreken van dien eenigen Naam? O, als gij een zegen ontvangt onder Zijn woord; als gij komen moogt tot Zijne tafel bedenk dan altijd weer opnieuw, hier is een mensch die vervreemd was van God. Die geen begeerte kende naar God en Zijn Woord. Nu mag ik aanzitten aan de tafel mijns Heeren. Eenmaal was ik een vreemdeling van God en mijn hart. Als wij mogen naderen in het gebed voor den troon en wederkeeren met gevulde handen en harten, o, bedenken we dan dat wij eenmaal stonden voor zijn troon omstraald van vuurvlammen. Ik was wat ik nooit had behooren te zijn. Ik ben, wat ik zonder vrije genade nooit had kunnen worden.
Welk een ootmoed brengt deze wetenschap voort: Mij den voornaamste, is barmhartigheid geschied.
De liefde wordt door die herinnering tot een vlam des Heeren. Haar is veel vergeven, zegt Jezus van die vrouw die tot Hem kwam en achter Hem stond weenende, terwijl zij Hem zalfde, want zij heeft veel liefgehad.
Meen niet dat die liefde te groot kan zijn! Zij is als de morgendauw op het teedere blad, waarin de zon zich weerspiegelt.
Deze gedachtenis aan hetgeen hij eenmaal was wekte den apostel telkens weer op, tot ijverig dienen. Hij had zijn leven niet lief voor zichzelven, maar voor Hem bestemde hij het, die hem had gekocht en verlost door zijn bloed.
En de gedachte aan hetgeen hij eenmaal was, toen vrije genade zich verheerlijkte, maakt hem sterk in de hope, want Hij, die de Zijnen roept, is getrouw die het ook doen zal. Wetende dat Hij die een goed werk in Zijn volk is begonnen dat zelve zal voleindigen tot op den dag van Jezus Christus.
Ten voorbeeld gesteld: Aanvaarden wij het dan zooals de Heere het gaf!
K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 maart 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Ten voorbeeld gesteld.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 maart 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's