Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gaat de dominee voorbij? (12)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gaat de dominee voorbij? (12)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onderscheidenlijke prediking

Over de legitimiteit van de noodzaak van het onderscheidenlijke element in de prediking wordt lang niet door iedereen hetzelfde gedacht. Zó verschillend als er geoordeeld kan worden over wat het ‘eigene’ van de prediking behoort te zijn, zó verscheiden lopen de gedachten uiteen, wanneer het gaat over de onderscheidenlijke prediking. Eén van de belangrijkste aspecten, naar mijn overtuiging, waaraan een preek, als bediening van het Woord, herkenbaar moet zijn. Onderscheidenlijk preken is immers onlosmakelijk en onvermijdelijk verbonden met de verkondiging van ‘al de raad Gods’ (Hand. 20:27).

Wanneer wij objectief willen nadenken over wat wij daaronder hebben te verstaan, dan mag dat niet leiden tot het uitspelen van verschillende meningen, die uiteen kunnen lopen van totaal overbodig tot beslist noodzakelijk. Maar dan hebben wij ons ook ditmaal te laten onderwijzen door de Heilige Schrift. Wat zegt de Heere? Hoe sprak de Heere Jezus tot Zijn gemeente? En allen, die in Zijn Naam werden uitgezonden om het Evangelie te verkondigen. Zij mochten dat toch ook niet naar eigen zin en voorkeur doen?

Wat verstaan wij onder ‘onderscheidenlijk preken’?

Eenvoudig gezegd: in de bediening van het Woord, heeft de prediker er terdege mee te rekenen, dat er een grote verscheidenheid bestaat bij hen, die hem horen. De woorden, die hij aan het Woord mag ontlenen, moeten praktisch en pastoraal worden toegepast op de luisterende gemeente. Van deze gemeente zegt ons het Woord en leert ons de praktijk van het gemeentelijke leven, dat daarin het geloof niet door allen gekend wordt. Er zijn er die hem wel ‘horen’, maarniet ‘verstaan’, zoals Jezus Zelf al leerde in de gelijkenissen van het zaad, waarbij hij o.a. zinspeelde op de roeping van Jesaja (Jes. 6:9-11). En waarschuwde Paulus er ook al niet voor, dat de gave van het geloof geen algemeen bezit is?

Want het geloof is niet aller, zo horen wij hem in Thessalonica waarschuwen (2 Thess. 3:2). Dezelfde noties vinden wij ook terug bij Ds. Blok, in zijn boekje, waaraan wij de titel van onze bijdragen ontleend hebben. Het mag ons dankbaar stemmen en misschien ook wel als verrassend voorkomen, dat juist hij, als gereformeerd vrijgemaakt predikant, deze dingen zo kort en bondig onder woorden brengt. Ik denk, dat ik hem het meest recht doe, door hemzelf aan het woord te laten, wanneer hij o.a. het volgende schrijft op blz. 88 over de onderscheidenlijke prediking: ‘De prediking vindt in de gemeente plaats, temidden van hen die in Gods verbond zijn ingelijfd. De profeten hebben altijd hun scherpste waarschuwingen gericht aan het adres van Israel zelf. Hoe waarschuwde de Heere Jezus Jeruzalem! Jezus sprak van vruchtdragende ranken en van dode takken. De scheidslijn van geloof en ongeloof loopt dwars door de gemeente. Daarom mag de waarschuwing in de prediking nooit ontbreken’. Hierna liet hij de Schrift spreken uit de Hebreeënbrief. ‘Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u schijne achtergebleven te zijn. Want ook ons is het Evangelie verkondigd, zoals hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, omdat het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben’ (Hebr. 4:1-2).

Wie zich geroepen weet tot de bediening van het Woord, als uitdeler van de verborgenheden Gods, zal alleen aan zijn roeping recht doen, wanneer hij voldoende aandacht geeft aan het onderscheidenlijke element in de prediking. Niet voor niets heeft dit ook een nadrukkelijke plaats ontvangen in het klassieke formulier tot bevestiging van dienaren des Woords. Wij doen er goed aan om die vertrouwde woorden, niet slechts als bekende klanken aan te horen, maar ze ook in de praktijk te brengen. Het Woord des Heeren grondig en oprecht aan de gemeente voordragen en toeëigenen, zowel in het algemeen, als in het bijzonder, tot nuttigheid der toehoorders, met onderwijzen, vermanen, vertroosten en bestraffen, naar eens iegelijks behoefte. Wie dit als prediker verzuimt in de prediking waar te maken, maakt zijn belijdenis ongeloofwaardig, die hij éénmaal met de aanvaarding van zijn ambt uitsprak in de eenvoudige woorden:’ja ik, van ganser harte’.

Geestelijke leiding in de prediking

Alleen wanneer er in de prediking aandacht wordt gegeven aan de verscheidenheid, die het gemeentelijke leven kenmerkt, kan er geestelijke leiding worden gegeven naar de eis van Gods Woord. Hoe groot is die verscheidenheid dan wel? Wel, ik denk, dat het haast niet mogelijk is om dat uitputtend onder woorden te brengen. Er zijn bekeerden en onbekeerden. Oók al worden hun namen niet altijd zó expliciet uitgesproken. Zij, die het echter zijn, bekeerd óf onbekeerd, moeten heel duidelijk beseffen, dat zij worden aangesproken. Maar tussen het bekeerde leven en het onbekeerde leven, dat wij in de gemeente aantreffen, zijn er uiteraard nog vele andere onderscheidingen. Andere type levens, als ik het zó onder woorden mag brengen, waar wij mee te rekenen hebben. Allerlei varianten in het menselijke leven, die slechts bij benadering weergeven hoe complex en gevarieerd de gemeente wel kan zijn, tot wie dezelfde boodschap van het Evangelie mag en moet worden verkondigd.

Daarom moet er in de dienst der verzoening bewogenheid blijven met allen! Onverschilligen en onwilligen. Ongeregelden, dwalenden, ‘wijzen in eigen oog’, halsstarrigen, zij die tevreden zijn met leven, zoals zij denken dat het goed is. De bekommerden, die naar klaarheid staan, evenals de bevestigden in Christus, die hijgen naar de heiligmaking.

Met dat wij dit schrijven, en u dit lezen mag, voelen wij wel aan: wie zal hier het laatste woord in gezegd hebben? Wat is bekommerd en wat is bevestigd?

Kijk naar het leven van David, van Paulus en van vele andere bijbelheiligen. Wie waren zij in eigen oog? Bekommerd vanwege de zonde. Elk ogenblik tot hinken en tot zinken gereed.

De apostel horen wij belijden: ‘Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik’ (Rom. 7:18 e.v.). En op een andere plaats: ‘Niet dat ik het alrede gekregen heb of alrede volmaakt ben; maar ik jaag daar naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben’ (Fil. 3:12).

De Heilige Schrift geeft dus een overduidelijk antwoord op de vraag of er al of niet onderscheidenlijk gepreekt moet worden. Wijlen prof. W. Kremer bracht het zelfs zó onder woorden: ‘De prediking is niet het trekken van rechtlijnige conclusies of het geven van commando’s, hoe juist en zuiver op zichzelf ook, maar het dienen van de gemeente in haar verscheidenheid. De gemeente heeft er recht op en behoefte aan, dat in de medicina sacra, zoals zij in de prediking beoefend wordt, het vertrouwen gewekt wordt, dat haar strijd en kwalen worden gekend en verstaan. De enkeling in de gemeente moet zijn ‘naam’ genoemd horen. De prediking is juist een appèl op de enkeling in de gemeente, vandaar dat zij onderscheidend heeft te zijn. Dit is geen zaak van rubricering en constatering, maar van leiding en bestiering’ (Priesterlijke Prediking blz. 27).

Prof. Kremer wijst dus het oude classificatiesysteem af, zoals dat o.a. gevonden werd bij sommige vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie. Het gevaar is daarbij immers niet denkbeeldig dat de gemeente teveel wordt opgesplitst in groepen en groepjes. Dit laat echter onverlet, dat hij oog had voor de verscheidenheid binnen de gemeente, waarin de prediking op een verantwoorde wijze geestelijke leiding dient te geven.

Oók in de verbondsgemeente?

Juist in de gemeente, die zich gesteld mag weten onder de meest tere zorg. NI. die van Gods Verbond en Woorden.

Daarin liet prof. Kremer een niet minder duidelijk geluid horen. ‘Allereerst komt telkens in de Schrift naar voren, dat er ook bij hen, die onder het verbond en de prediking der belofte leven, geen plaats is voor het heil Gods. De natuurlijke situatie van een mens is door het verkeren onder de belofte van het verbond en de prediking daarvan niet veranderd. In het gesprek van Jezus met Nicodemus blijkt dat hij, de leraar in Israel, die veel had en veel wist, toch het geheim van Gods werk niet verstond. In dit gesprek stelt Christus duidelijk, dat indien iemand niet wedergeboren is, hij het koninkrijk Gods niet kan zien nog ingaan. Wanneer het gaat om geestelijke zaken en om de waarheid kunnen denkconstructies pertinente leugens worden, omdat zij in strijd zijn met de waarheid van het spreken Gods, dat beslissend is voor nu en voor eeuwig. Wie preekt, is aan de waarheid, waaronder hij staat, verplicht eerlijk te zijn. Hij is het ook aan zijn positie als boodschapper Gods verplicht om de waarheid onvervalst door te geven, doet hij dat niet, dan is hij ontrouw. En niet minder is hij dit aan de gemeente verplicht. Zij moet weten waar zij aan toe is en de waarheid moet haar vrij maken; vrij maken ook van alle verbeelding en waan en haar eerlijk tegenover zichzelf en voor God doen worden. De eerlijkheid gebiedt de Adamspositie duidelijk in het licht te stellen. Het gaat hierbij om de gevallen mens, de zondaar, de schuldige, de vijand van God, die krachtens zijn gevallen bestaan vreemd is van het leven Gods, door de onwetendheid, die in hem is. Het is niet genoeg dit zondaar zijn als een soort pro-memorie post in de prediking uit te trekken en er verder geen rekening mee te houden’ (a.w. blz. 63-67).

Nog veel te zeggen, maar...

Deze en vele andere behartigenswaardige woorden, die het lezen en herlezen van de Priesterlijke Prediking de moeite waard maken, geven haarscherp aan dat de prediker een geweldige verantwoordelijkheid draagt t.o.v. de gemeente, waarover God hem gesteld heeft. Het Woord te bedienen aan allen en vóór allen een woord hebben, dat de harten raakt en mensen aanspreekt. Het Woord, dat daadwerkelijk wat uitwerkt!

Want uiteraard roept deze wetenschap weer vele andere vragen op. Welke prediker kan hier aan beantwoorden? Overvragen wij hem niet? Zeker, wanneer u bij het lezen van deze vereisten van de prediking ervan uitgaat, dat alles in één preek aan de orde zou moeten komen. Dat is inderdaad tevéél gevraagd. Geen prediker moet zich dan ook verbeelden, dat hij aan deze eis zou kunnen voldoen. Of met zijn zeggen kracht en vaardigheid inderdaad het vermogen zou bezitten om iedereen aan te spreken. Gelukkig is daar het gebed, telkens weer om de hulp en de leiding van de Heilige Geest. Het gebed in de eredienst tot God, Die de harten kent. Die weet wie de Zijnen zijn. Maar ook weet, wie zich inbeelden kinderen Gods te zijn en het niet zijn. Die de schijn van godzaligheid ophouden en de zalige kracht ervan niet verstaan. Gezegend die prediker, die ook het betrekkelijke van zijn bijzondere plaats, te staan tussen God en Zijn gemeente, tot de juiste proporties weet terug te brengen (het bewaart hem voor overspannenheid). Niet in lijdelijkheid, maar in heiligheid beseffend: ‘het eigenlijke werk doet God!’

Dit besef mag niets afdoen van de heilige drang zó te willen preken en zich zó vóór te bereiden, dat de prediking een zodanige verandering brengt in het leven van mensen, dat zij nooit meer dezelfde zullen zijn.

Prediking van het Woord met voldoende aandacht voor het onderscheidenlijke element is gave en opgave tegelijk. Misschien gaat u nù die professor verstaan, die toen hem eens gevraagd werd ‘wat zijn beste preek was’. Het ontnuchterende antwoord gaf: ‘de volgende’.

Oók dat gevoelen houdt een prediker met beide benen aan de grond.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Gaat de dominee voorbij? (12)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's