Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog steeds wil iedereen naar Nederland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog steeds wil iedereen naar Nederland

"Teruggaan naar Marokko? Ik zou wel gek zijn!"

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al sinds 1977 probeert de regering Marokkaanse gastarbeiders ertoe over te halen terug te gaan. Alle remigratieregelingen en "opkraspremies" ten spijt, verviervoudigde het aantal Marokkanen in Nederland tot 160.000 nu. Wie al in verzorgingsstaat Nederland zit, wil er blijven. Wie tot nu toe achterbleef in armoedig Marokko, popelt om alsnog te gaan.

Kamal weet het zeker: Voor het eind van dit jaar vertrekt hij naar Nederland. Nu heeft hij nog een baantje als kruier bij het piepkleine busstation van Tan-Tan. Maar de zaken lopen belabberd. Wie stapt er nou uit in het stoffige stadje op de rand van de westelijke Sahara? Kamal haat de Sahara, waar weinig meer is dan stenen, zand en stof Eigenlijk heeft hij een hekel aan heel Marokko. „Driekwart van de jongeren is werkloos, dus wat moeten we hier nog?", vraagt hij zonder antwoord te verwachten. „Een uitkering krijg je hier niet, maar ik ben niet van plan te gaan bedelen. Ik wil werken voor de kost."
Kamal heeft van vrienden verhalen gehoord over het welvarende Europa. Hij weet dat landgenoten die geëmigreerd zijn, elk jaar op vakantie terugkomen in eigen auto's, volgeladen met radio's, televisies en koelkasten. Het is voor hem het bewijs dat het nog altijd mogelijk is rijk te worden aan de overzijde van de Middellandse Zee. Uit de zak van zijn bruine djellaba haalt hij een verfrommelde krantefoto. Het is een prent van die kilometerslange file voor de boot van Spanje naar Marokko. Elk jaar zorgt de stroom van meer dan een miljoen immigranten die voor vakantie terugkeren, voor chaos in de havens van Agadir en Mallaga.
„Kijk eens wat een auto's", glundert hij. ,Je maakt mij niet wijs dat er in Europa geen mogelijkheden meer zijn." Natuurlijk, hij weet dat er ook in Frankrijk, Duitsland en Nederland veel werkloosheid is. En dat het vooral voor allochtonen moeilijk is nog werk te krijgen. Hij kent ook de verhalen van vechtpartijen tussen allochtonen en rechts-radicale jongeren. Het groeiende racisme wordt met veel verontwaardiging breed uitgemeten in de Marokkaanse pers. „Maar erger dan in Marokko kan het allemaal niet zijn." Daarvan is hij stellig overtuigd. „Hier is niks. Hier kan je alleen maar bedelen. In Nederland kan je altijd nog bollen pellen of wc's schoonmaken. Of een handeltje opzet ten. Kamal heeft alles goed uitgekiend. Zijn broer in Den Haag heeft voor hem een verblijfsvergunning geregeld. Zijn broer betaalt ook zijn reis voor hem. „Dat kan hij makkelijk betalen, want hij krijgt een uitkering", zegt Kamal. „Dat is het mooie van Nederland: Ook al heb je géén werk, je krijgt altijd nog een uitkering die hoger is dan een goed salaris in Marokko."

Golfoorlog
Kamal is niet de enige die wil emigreren. Terwijl in Europa steeds meer mensen roepen dat hun land "vol" is, zien tienduizenden Marokkaanse jongeren dat de welvaart er nog altijd enorm is, vergeleken met de armoede die zij kennen. Zelfs tijdens de Golfoorlog, toen bijna de hele bevolking van Noord-Afrika partij koos voor Saddam Hoessein, ging de visumaanvraag voor landen uit het kamp van de tegenstander onverminderd door. Sterker nog, door de Golfoorlog hep het toerisme in de Arabische landen drastisch terug en verergerde de werkloosheid. Wie je ook vraagt in Marokko, iedereen wil naar Europa. De Marokkaanse regering legt de emigranten, ondanks beloften aan de Europese Gemeenschap, geen strobreed in de weg. Elke emigrant is immers een werkloze minder. Omdat het land nauwelijks sociale voorzieningen kent, drukt de werkloosheid niet op de begroting. Maar de toenemende frustratie onder werklozen drijft velen in de armen van het fundamentalisme. Nooit eerder groeide de aanhang van radicale moslimleiders in Marokko zó snel. Voor de regering doemt steeds dreigender het spookbeeld op van de gewelddadige gebeurtenissen in buurland Algerije. Daar is het bewind al jaren in een worsteling op leven en dood verwikkeld met het fundamentalistische Front voor Islamitische Redding (FIS).

Altijd keihard gewerkt
Het is dan ook geen wonder dat alle remigratieregelingen die in Europa zijn opgezet voor de "gastarbeiders", volledig mislukken. Wie zich eenmaal een plekje verworven heeft in een verzorgingsstaat als Nederland of Duitsland, geeft dat niet snel prijs. „Teruggaan?", vraagt Rachid uit Fès stomverbaasd. „Definitief? Waarom zou ik?" Rachid kwam in 1975 naar Nederland. Het was vlak na de eerste ohecrisis, en de Nederlandse regering had de in de jaren zestig gestarte wervingscampagnes voor goedkope arbeid halsoverkop gestaakt. Op dat moment waren er pakweg 30.000 Marokkanen met een verblijfsvergunning in Nederland. De grote immigratiegolf moest nog komen: Vooral door gezinshereniging en huwelijken groeide het aantal tot 160.000 nu. „Ik heb tientallen baantjes gehad als fabrieksarbeider en schoonmaker in heel Nederland", vertelt Rachid. „Ik heb altijd keihard gewerkt en nooit een uitkering hoeven trekken. Al die tijd woonden mijn vrouw en kinderen in Marokko en ik stuurde bijna al mijn geld naar hen toe om ze te onderhouden. Ik zag ze alleen een paar weken in de zomer, als ik terugkwam op vakantie. Pas in 1988 had ik genoeg gespaard om een flat te kunnen kopen in Arnhem, waar ik nu werk. Toen konden zij ook komen. Mijn twee zoons en drie dochters gaan nu naar school in Nederland. Ze kunnen er een goede opleiding krijgen, zodat ze nooit zulk slecht werk als hun vader hoeven te doen. Waarom zou ik nu teruggaan naar Marokko en hun toekomst vergooien? Ik zou wel gek zijn!"

Wie wel?
Het is zoeken naar een speld in een hooiberg, als je een Marokkaan wilt vinden die wèl gebruik heeft gemaakt van de zogenaamde "opkrasregeling", waarbij gastarbeiders een premie kregen als ze terugkeerden naar het land van herkomst. „Je zoekt naar water dat bergopwaarts stroomt", verzekert Rachid. Hij is te pessimistisch, want in zijn eigen stad Fès runt Mohammed sinds 1986 een koffiehuis. Mohammed maakte na vijftien jaar noeste fabrieksarbeid in Rotterdam als een van de eersten gebruik van het Remigratieplan dat in november 1985 bij wijze van experiment werd gestart. „Ik had het wel gezien in jullie koude landje", grijnst Mohammed achter de glimmende bar achter in het lokaaltje. „Ik was, eerlijk gezegd, nogal eenzaam in Nederland. Mijn Nederlandse collega's praatten op de werkvloer wel met me, maar daar hield het ook mee op. Al die jaren is er nooit één op mijn uitnodigingen ingegaan om eens te komen theedrinken of samen een biertje te pakken in de stad. En de Marokkanen in mijn wijk kwamen allemaal uit de Rif, in Noord-Marokko. Dat waren dus Berbers, die zagen mij als Arabier niet staan. Dus toen mijn neef hier in Fès schreef dat ik deze zaak kon overnemen van een oud-oom en ik bovendien die premie kon krijgen, ben ik inderdaad maar opgehoepeld." Hij lacht een beetje wrang. „Mijn Nederlandse chef, onder wie ik tien jaar had gewerkt, heeft niet eens afscheid genomen of dank-je-wel gezegd. Dat had ik wel anders van hem verwacht. Want hij was natuurlijk geen moslim, maar hij zat wel elke zondag in de kerk en was dus net als ik een gelovige van de Heilige Schrift."

De Rif
Twee derde van de Nederlandse Marokkanen komt uit de noordelijke Rif Het is een schrale bergstreek, waar grote armoede heerst. De wegen verkeren er veelal in deplorabele staat, de weinige ziekenhuizen zijn slecht en scholen zijn er ook niet veel. Tachtig procent van de mannen kan lezen noch schrijven, en onder vrouwen is zelfs 97 procent analfabeet. Het gebied was tot 1912 een Spaans protectoraat, terwijl de rest van Marokko onder Frans koloniaal bestuur stond. Hoewel de Rif een hoofdrol heeft gespeeld in de onafhankelijkheidstrijd, hebben de bewoners. Berbers, nooit vooraanstaande posities kunnen innemen op regionaal, laat staan op landelijk niveau. Die bleven voorbehouden aan de Arabieren. Twee jaar na de onafhankelijkheid in 1956 kwam het al tot opstanden in de provincies Nador en Al Hoceima, die vanuit Rabat bloedig werden neergeslagen. Het heeft er allemaal toe bijgedragen dat de Riffijnen zich niet in de eerste plaats op Marokko richten, maar hun toekomst vooral in Europa zien. De enorme migratie heeft op haar beurt weer bijgedragen aan de armoede op het platteland. Hele dorpen zijn ontvolkt en lokale economieën ontwricht. Ondanks ontwikkelingsprojecten, die ook door de Nederlandse overheid werden gesteund, is er voor migranten die zouden willen terugkeren weinig toekomstperspectief Het is evenwel niet louter kommer en kwel. Het handjevol steden vaart wel bij de geldstromen van migranten naar hun streek van herkomst. Jaarlijks maken de ruim één miljoen migranten gezamenlijk zo'n drie miljard gulden over naar achtergebleven familieleden. Daar komt nóg eens drie miljard bij, dat ze contant en in de vorm van goederen (televisies, koelkasten, radio's) meenemen op de jaarlijkse vakanties in Marokko. Ruim een derde van dit geld komt in de Rif terecht. En daarbij komt dan nog zo'n 150 miljoen aan kinderbijslag, die door Nederlandse ambtenaren wel eens schertsend "geprivatiseerde ontwikkelingshulp" is genoemd. De overboekingen van migranten vormen dan ook Marokko's grootste bron van buitenlandse deviezen. Onmiddellijk gevolgd door de inkomsten uit de hasjhandel, die voornamelijk vanuit de Rif plaatsvindt. Naar schatting zeventig procent van de in Nederland geblowde hasj komt uit dit gebied, waar de verbouw van weed (het plantje waarvan hasj gemaakt wordt) is toegestaan, maar het transport paradoxaal genoeg is verboden.

Patsers
Gedurende de zomermaanden verdubbelt het inwonertal van steden als Nador en Berkane door de toevloed van migranten. De rijkdom die dan door de straten rijdt, staat in schril contrast met het platteland. In zorgvuldig opgepoetste Audi's en BMWs showen de migranten hun Europese welvarendheid aan de achterblijvers, die jaloers hun ogen uitkijken. „De mensen hier moeten haast wel denken dat de Nederlandse overheid geld op straat gooit", zegt Abdoel, die in Nador is opgegroeid en nu in Amersfoort woont. Hij werkt er als eindredacteur bij de Stadsomroep. „Ze zien niet hoe die immigranten aan zo'n auto komen. Soms rijden ze al in een Mercedes 190 als ze amper een jaar in Nederland zijn. Als je 't mij vraagt, zitten die patsers in de hasjhandel. Ze maken de mensen hier gek. Want als je een mooie vrouw en een mooie auto hebt, dan heb je het helemaal gemaakt, denken ze. Het is zelfs zo gek, dat sommige immigranten zich in Nederland in de schulden steken om vlak voordat ze op vakantie naar Marokko komen, een stoere auto te kopen. Die verkopen ze dan weer in oktober", weet Abdoel. „Reclame maken voor Nederland, noem ik dat", zegt hij spottend.

Nador
Van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat rollen bussen het zanderige terrein op dat doorgaat voor busstation. Dagelijks komen zo honderden Marokkanen van heinde en verre af op de markten van Nador. Het kuststadje leeft van de handel en vooral van de smokkel via de Spaanse enclave Melilla, dat nog geen vijftien kilometer verderop langs de kust ligt. Tussen het chaotische busstation en de bruingolvende zee is een provisorische markt opgebouwd. Op karton en landbouwplastic hebben tientallen handelaren hun waar uitgestald. Horloges, alarmklokken, merkzonnebrillen, ghettoblasters, duur speelgoed en de halve zomercollectie van Neckermann en Wehkamp samen. Allemaal luxe-artikelen die in Marokko nauwelijks te krijgen zijn, liggen hier hoog opgetast. Het is er een kakafonie van schetterende radio's en luidkeels loven en bieden. De handelaren in hun felgekleurde Reebok-joggingpakken staan er als strenge bewakers bij, want in de dringende kopersmassa wemelt het van de grijpgrage vingers. Het echte winkelcentrum staat een eindje westwaarts langs zee. In het grote witte gebouw zijn in twee verdiepingen tientallen winkeltjes ondergebracht die uitpuilen van de betere koopwaar. De prijzen liggen hier al iets hoger, maar de kwaliteit is dan ook beter en het aanbod exclusiever. Breedbeeldkleurentelevisies van Sony en Phihps, schotelantennes, portable cd-spelers en wanden vol met dure parfumerie. De decadentie van het Westen lonkt hier naar de Marokkaanse consument. Wie geslaagd is in het leven, koopt hier om dat te laten zien. Wie niet is geslaagd, doet alsof en steekt zich diep in de schulden. Als de zon in zee zakt, zijn de handelaren op de markt bij het busstation verdwenen. Hier en daar scharrelt een bedelaar op zoek naar iets van waarde dat onverhoopt is achtergebleven.

"Het klikt niet meer"
De oproep van de moellah voor het avondgebed heeft vanaf de minaret over de stad geschald. Als de grote moskee in het centrum een uurtje later weer begint leeg te stromen, gaat op het plein rond de moskee de handel verder. Bij het schaarse licht van de straatlantaarns kan de dag nog iets worden gerekt en de beurs van de handelaren verder gespekt. „Nador is in dertig jaar tijd veranderd van een suf stadje in een druk handelscentrum", vertelt Abdoel. „Er zijn allemaal nieuwe gebouwen neergezet met het geld van handelaren en immigranten. Vooral in de jaren zeventig en tachtig lieten veel immigranten een nieuw huis bouwen, omdat ze dachten ooit nog eens terug te keren naar Nador. Ze voelden zich nog altijd verbonden met hun geboortegrond en hadden heimwee. Maar weinigen zijn daadwerkelijk teruggegaan. Ze bleken meer vernederlandst dan ze van tevoren hadden gedacht, en ook Marokko is niet meer zoals het twintig jaar geleden was. Het klikt niet meer tussen de migranten en hun land van herkomst." Ook Abdoels vader heeft een huis laten bouwen, al woont hij nog altijd in Nederland. Het ziet er niet naar uit dat hij definitief zal terugkeren naar Nador. Want zijn kinderen voelen zich Amersfoorters en willen in Nederland blijven. In Marokko hebben ze weinig meer te zoeken. „Het is wel leuk om hier eens op vakantie te gaan, maar ik zou niet in Nador kunnen wonen", zegt Abdoels jongere broer Moestafa met een onvervalst Amersfoortse tongval. Het is twee jaar geleden dat hij met zijn ouders meeging, „want je kunt toch niet elk jaar naar Marokko gaan? Ik wil ook wel eens ergens anders heen."

Marokkaanse bruidjes
Dit jaar ging hij mee omdat Abdoel trouwt met een meisje uit een naburig dorp. „Want dat is iets waar de vaders op staan: dat hun zoons een Marokkaans meisje huwen", vertelt Moestafa. „En hefst een meisje dat in Marokko opgroeide." Jaarlijks komen zo enkele honderden Marokkaanse meisjes aan een Nederlandse verblijfsvergunning. Het is een van de voornaamste redenen waarom het aantal Marokkanen in Nederland blijft toenemen. Volgens schattingen van het Centraal Planbureau zullen er in het jaar 2000 meer dan 200.000 Marokkanen in Nederland wonen. De hele zomer lang is het één grote bruiloft in Nador. Elke middag rijden luid toeterende auto's in kolonne door de straten. Voorop paradeert de uitbundig opgetuigde auto waarin de bruidegom zijn bruid bij haar ouderlijk huis ophaalde. „Een bruiloft duurt drie dagen", legt Abdoel uit tijdens de tweede feestavond. „De eerste dag viert de famihe van de bruid feest en de tweede dag de famihe van de bruidegom. Op de derde dag haalt de bruidegom zijn bruid op en zien ze elkaar pas. Alle ooms en neven zijn voor zijn feest aanwezig op het dakterras van het huis van Abdoels vader. Een zesmans-bandje speelt traditionele Berber-muziek, terwijl de mannelijke genodigden rustig praten en theedrinken. Twee verdiepingen lager hebben de vrouwen hun eigen feest. Aan het gezang en gejuich te horen, gaat het er daar heel wat gezelliger en uitbundiger toe dan bij de mannen. Laat op de avond komen de vrouwen naar boven en begint het rituele gedeelte, waarbij de familie met veel misbaar symbolisch afscheid neemt door rond Abdoel te dansen en zijn handen te reinigen met henna.

De meeste familieleden van Abdoel wonen in Nederland of Duitsland. Eén van zijn ooms keerde wèl definitief terug naar Nador. „Mijn vrouw kon niet wennen in Nederland en voelde zich erg ongelukkig", vertelt hij. „Toen we een paar jaar geleden op vakantie waren in Nador, weigerde ze weer naar Nederland te vertrekken. Toen zijn we maar gebleven." „Maar dat zijn uitzonderingen", zegt Abdoel als hij alle rituelen heeft ondergaan. „En de tweede generatie Marokkanen in Nederland denkt er al helemaal niet over om terug te gaan. Die bouwt hier ook geen huizen meer. Natuurlijk niet: Ze zijn Nederlanders. Ik ben hier ook alleen om te trouwen. Straks ga ik terug, mét mijn vrouw. Wat hebben we hier nog te zoeken? In Marokko niks."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 juli 1995

Terdege | 72 Pagina's

Nog steeds wil iedereen naar Nederland

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 juli 1995

Terdege | 72 Pagina's