Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gemeente als gemeenschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gemeente als gemeenschap

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het kan niet ontkend worden dat het onderwerp, dat we in dit artikel aansnijden zeer belangrijk is.

In de eerste plaats toch spreekt de Schrift zelf menigmaal over gemeenschap van de christenen onderling. Daar zijn vele teksten voor aan te voeren. Er zijn ook vele teksten, die het woord gemeenschap niet noemen maar die wel degelijk over de zaak als zodanig handelen.

Vervolgens worden we in onze ambtelijke arbeid voortdurend geplaatst voor vragen, die de gemeenschap betreffen. Het is immers niet zo dat een gemeente gevormd wordt door een aantal los naast elkaar staande personen. Wel is er vaak de klacht dat de gemeente zo als los zand aan elkaar hangt en dat er zo weinig gemeenschap is.

Tenslotte is de gemeenschap en al wat daar mede samenhangt in onze tijd meer onderwerp van gesprek dan voorheen. Er is in dit opzicht een merkwaardige verschuiving te konstateren van de vorige eeuw naar deze eeuw. De vorige eeuw was uitgesproken individualistisch ingesteld.

Dat is in de laatste tientallen van jaren anders geworden. En misschien mogen we zeggen: gelukkig anders geworden. Als we maar goed in het oog houden dat hetgeen buiten de kerk gemeenschap genoemd wordt niet hetzelfde is als wat de Schrift zegt over gemeenschap.

Het zal daarom goed zijn als we eerst nagaan wat de Schrift zegt over gemeenschap.

In God is de ware gemeenschap. Dat vloeit voort uit het feit dat God de drieënige God is. Er is tussen de Vader, de Zoon en de H. Geest onderscheid. Maar dat onderscheid sluit de verbondenheid niet uit. Integendeel. Dat onderscheid sluit de verbondenheid juist in.

Nu is de mens geschapen naar het beeld van God. Vandaar is te verstaan, dat de mens op gemeenschap is aangelegd.

Die gemeenschap onder de mensen is door de zonde verbroken. We zien dat al in Genesis 3 als Adam op een laffe wijze in zijn woorden zijn vrouw loslaat. En Genesis vier toont ons dat de verbreking van de gemeenschap door de zonde voert tot doodslag.

We doen goed te blijven bedenken, dat èn de daad van Adam èn de daad van Kaïn zijn oorzaak vindt in het verbreken van de gemeenschap met God. Het is God alleen, die de gemeenschap met Hem en de gemeenschap van de mensen onderling weer kan herstellen.

Door Christus wordt de gemeenschap met God hersteld maar ook de gemeenschap onder de mensen. Handelingen twee is in dit opzicht zeer duidelijk. Welk karakter draagt nu die gemeenschap, die door Christus wordt hersteld? Is zij slechts een nieuw gevoelen of een nieuwe gezindheid, die door Christus in ons tot stand komt?

Natuurlijk is zij dat ook.

Maar zij is dat niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats.

Door Christus wordt de gelovige in een nieuwe levenswerkelijkheid geplaatst. De gelovige was eerst dood in zonden en misdaden; kind des toorns, uitgesloten van het burgerrecht van Israël en vreemd aan de verbonden der belofte en zonder God in de wereld.

Door Christus wordt dat alles anders. De band aan God en met God wordt hersteld. Alles is anders en nieuw geworden.

Johannes drukt het in zijn eerste brief zo uit: Hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En onze gemeenschap is met den Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus (Joh. 1: 3).

Het spreekt haast vanzelf dat dit gepaard gaat met een nieuw gevoelen en een nieuwe gezindheid, n.l. van dienstbereidheid, onderlinge offervaardigheid enz. Ter illustratie kunnen we hier wijzen op wat Paulus mededeelt in Galaten 2: 9. Het gaat daar over het apostelschap van Paulus.

Paulus zegt nu, dat Jacobus, Cephas en Johannes hem in Jeruzalem de „broederhand” gereikt hebben. Er staat in het Grieks eigenlijk: de rechterhand der gemeenschap.

De bedoeling van dit geven van de hand is, dat Paulus erkend werd als mede-apostel en in de apostelkring wordt opgenomen. Maar de andere apostelen doen dit eerst als hun duidelijk en overtuigend is gebleken, dat Paulus inderdaad tot het apostelschap onder de heidenen is uitverkoren.

Hieruit is dus duidelijk, dat de gemeenschap onder de christenen niet van onder op, maar van boven af tot stand komt. De gemeenschap der christenen wordt niet beheerst door wat christenen voor elkaar voelen, maar door wat de Here doet. Eerst als men het Heilswerk Gods aan een mensenkind ontdekt heeft, neemt men hem in de gemeenschap op en geeft men hem de hand. Nu staat een gelovige nooit alleen. Er zijn anderen, die in dezelfde nieuwe levenswerkelijkheid van de gemeenschap met God geplaatst zijn. Zij behoren met elkaar de Here toe.

We komen dan ook in het Nieuwe Testament vaak de uitdrukking tegen dat de gemeente het lichaam van Christus is. In Christus als het Hoofd, zijn wij allen, die Hem toebehoren, elkanders leden.

Daarom is gemeenschap in Christus voor de Zijnen geen hoog ideaal, dat ze zelf hebben te verwerkelijken, maar de gemeenschap in Christus is een diepe werkelijkheid, die uit de genade in Christus ons geschonken is.

Toch is deze gemeenschap als gave tegelijk opgave en gebod.

Heel mooi blijkt dat uit Romeinen 15: 26 en 27.

Paulus kollekteert bij de heiden-christenen in Macedonië en Achaje voor de armen onder de heiligen te Jeruzalem. De heiden-christenen hebben die kollekte van Paulus goedgekeurd. We lezen in vers 26: Want Macedonië en Achaje hebben goedgevonden een handreiking te doen onder de heiligen te Jeruzalem. Voor een „handreiking doen” staat in het Grieks: een bepaalde koinonia, d.i. gemeenschap doen.

Tegelijkertijd echter zegt Paulus: ik vind het wel fijn, dat u die kollekte Van mij goedkeurt, maar ik vind, dat u ook verplicht was om deze kollekte te houden.

De Statenvertaling spreekt hier van „schuldenaars” en de Nieuwe Vertaling van „verplicht” zijn.

Misschien vinden sommige lezers, dat het bovenstaande niet allemaal behoeft te worden neergeschreven.

Maar dan vergissen zij zich toch.

Want het is zeer noodzakelijk dat wij de gemeenschapsgedachte in de gemeente in schriftuurlijk licht zien.

Dat bewaart ons voor allerlei gepraat over gemeenschap zoals wij die vandaag aan de dag overal horen. Het lijkt er soms op, dat gemeenschap het één en al is, terwijl deze gemeenschapsgedachte is losgemaakt van de wortel.

Dat is het oude lied. De tweede tafel van de wet los van de eerste tafel. Heel veel gepraat over en vele daden van „liefde” enz. hebben deze verkeerde gedachtengang tot achtergrond.

En wanneer men dan de mensen de gedachte van meer gemeenschap wil bijbrengen moet men zijn uitgangspunt wel zoeken in de mens. Dat ontaardt tenslotte in pure humaniteit, die uiteindelijk niet anders is dan heidendom. Vooral de ambtsdrager zal moeten weten wat de Schrift in deze dingen zegt. Dan alleen kan hij bouwend werkzaam zijn en vanuit de schriftuurlijke gedachtengang Gods zegen verwachten.

Wanneer wij recht zien wat de Schrift over gemeenschap zegt. zullen we ook bewaard blijven voor een geringschatten van de gemeenschap.

Dat gevaar is werkelijk niet denkbeeldig.

De ambtsdragers zullen er veel meer van doordrongen moeten zijn. dat het hier niet gaat om bijzaken, maar om dingen die regelrecht voortvloeien uit de gemeenschap met God.

Dientengevolge zal, wanneer we ons buigen voor de bijbelse boodschap, ook de hand meer aan de ploeg geslagen worden in dit opzicht.

Er wordt veel geklaagd over de gemeenschap der heiligen en de gemeenschap in de Kerk. Maar laten we eerlijk zijn: er is vaak ook weinig voor gedaan om werkelijk meer gemeenschap te krijgen. Men zag de opdracht te weinig. En het is in deze tijd hoogst noodzakelijk, dat de gemeenschap in de gemeente met alle kracht bevorderd wordt.

De klachten in de gemeente over het gebrek aan gemeenschap en gemeenschapszin zijn helaas vele. Vooral in de grotere gemeenten. Men kent elkaar niet of niet meer. Men leeft langs elkaar heen enz. enz.

Nu is het in onze kerken gelukkig zo, dat de pastorale bearbeiding vrij intensief wordt beoefend. Dat maakt veel goed. Maar waar in deze tijd de mens, ik zou haast zeggen elk mens vereenzaamt, moeten we meer dan voorheen bedacht zijn op de gemeenschap in de gemeente.

De meeste van onze gemeenten zijn niet groot. Dat maakt de taak van de ambtsdragers des te gemakkelijker. Althans in zeker opzicht.

Anderzijds brengt de kleinheid van vele gemeenten inderdaad ook bepaalde eigenaardige moeilijkheden met zich mee in verband met de gemeenschap. We willen om al deze redenen in een volgend artikel op enkele praktische zaken ingaan. Wellicht kan dat voor deze of gene ambtsdrager van belang zijn en gaat ieder voor zich er over denken: hoe kunnen wij als gemeente meer als gemeenschap leven?

Hoogeveen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1963

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's

De gemeente als gemeenschap

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1963

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's