Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PAULUS’ BRIEFWISSELING MET DE KERK TE KORINTHE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PAULUS’ BRIEFWISSELING MET DE KERK TE KORINTHE.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons laatste artikel bieden we een. korte bespreking van Paulus' tweeden brief aan de Korinthiërs.

Die tweede brief draagt een gansch ander karakter dan de eerste. Immers terwijl ons in den eersten een veelheid van onderwerpen verrast, behandelt de apostel hier feitelijk slechts één punt: zijn apostolisch ambt. Want al wat verder in dezen brief ter sprake komt, we denken met name ook aan het niet zoo korte stuk over de collecte voor de ajmen te Jeruzalem, staat met Paulus' apostolaat min of meer in verband.

Nog in ander opzicht onderscheidt zich de tweede brief van den eersten. Al spaart Paulus in het eerste schrijven de gemeente niet, het is als .geheel toch kalm, beheerscht. Maar in dezen tweeden brief laat de apostel zich gaan. Hij is de meest hartstochtelijke van al Paulus' brieven. Wanneer we dat neerschrijven, dan dient dat echter eenigermate te worden beperkt. En door die beperking stuiten we op een moeilijkheid. Het woord .hartstochtelijk is in den vollen zin van dat woord alleen toepasselijk op de hoofdstukken 10—13. Daarin komt Paulus tot een heilig sarcasme. Hij spreekt van zichzelf, gelijk hij het nergens elders doet. Omdat velen roemen in het vleesch, gaat Paulus ook roemen. En hij noemt op, wat in zijn voordeel kan wordea aangevoerd. Scherp laat hij zich uit over de Judaistische dwaalleeraars en hij laakt het met krasse woorden dat de Korinthiërs zich door hen lieten verleiden. Want gij verdraagt het, zoo u iemand dienstbaar maakt, zoo u iemand opeet, zoo iemand van u neemt, zoo zich iemand verheft, zoo u iemand^ in het aangezicht slaat!

Legt men daarnaast sommige uitspraken uit het eerste gedeelte van den brief, dan beluisteren we daarin ongetwijfeld een gansch anderen toon. Nu verblijd ik mij, zoo schrijft Paulus daar, niet omdat gij bedroefd zijt geweest, maar omdat gij bedroefd zijt geweest tot bekeering. Daarom zijn wij vertroost geworden over uw vertroosting en zijn nog overvloediger verblijd geworden over de blijdschap van Titus, omdat zijn geloof van u allen verkwikt is geworden.

Dat verschil in toon heeft in de negentiende eeuw het vermoeden doen opkomen, dat Paulus den twee^ den brief aan de Korinthiërs niet zóó schreef, aJs wè hem thans in den canon hebben. Men herinnerde zich het ook door ons vroeger besproken feit, dat er één, weUicht nog meer brieven van den Apostel aan de kerk van Korinthe verloren zijn geraakt. En men meende een en ander zoo met elkander in verband te mogen brengen, dat onze tweede brief geacht werd te zijn een soort compilatie of samenvoeging van brieven^ die de Apostel bij verschillende gelegenheden zou hebben verzonden. Deze ondersteUing is in verschillende vormen voorgedragen. Het züu ons te ver voeren, indien we op die onderscheiden vormen ingingen. Vermelden we den meest eenvoudigen, hij neemt aan, dat de hoofdstukken 10—13 een afzonderlijke brief zijn, en wel de brief, waarop de Apostel 2 Kor. 2:4 doelt, zoodat hoofdst. 10—13 eerder zou izijn verzonden "dan 1—9.

Deze onderstelling zal echter niet door ons kunnen worden aanvaard. Van de gronden, die er tegen pleiten, noemen we er enkele, die onder ieders beoordeeling vallen.

Er is geen enkel bericht uit de oudheid of aanwijzing in de handschriften, dat 2 Kor. niet een geheel zou zijn.

Wanneer hoofst. 10—13 eerder verzonden zijn dan 1—9, dan moet 12:18 een aiidere reis van Titus bedoeld zijn dan 8:18, waar sprake is van de reis van Titus tot overbrenging van den brief (1—9). Er komen dan zooveel reizen van Titus (vgl. 2:12, 7:6), dat wij die niet alle onder kunnen brengen in zoo korten tijd. De verandering in den toon is toch wel te verklaren. Raulus dicteerde zijn brieven, en een'T)tief, zoo lang als 2 Kor., die later in 13 hoofdstukken werd gesplitst, kan niet in eenen "door zijn gedicteerd. Paulus' stemming kan de eene maal wat anders zijn geweest dan de andere. Daartoe zijn mogelijkheden genoeg. Eén er van zou kuimen zijn, dat Paulus, zeer ontroerd en ontrust over de toestanden 'te Korinthe, terwijl hij naar den terugkeer van" Titus uitzag, zich voomam dit en dat te schrijven. Vindt de Apostel Titus, dan is hij even blij gestemd en uit in zijn schrijven zijn dankbaarheid in verband met de goede berichten, die hij van Titus ontving. Maar er bleef toch nog veel te wenschen en later Tromt Paulus weer bij zijn eerste voornemen terug en vermaant de Korinthiërs met name streng over hun meegaan met de dwaalleeraars. Men kan er daarbij op wijzen, dat ook in het eerste stuk van den brief krasse uitspraken niet ontbreken 6:11; 7:2 enz., dat daar soms aangekondigd wordt, wat later uitvoerig wordt behandeld, 3:2; en dat in het laatste stuk de scherpste aanvallen van den Apostel zich niet zoozeer tegen de Korinthiërs als tegen de hen verleidende Judaisten richten. Zoo is de eenheid van den brief waarlijk wel te handhaven. Al voegen we er nog eens uitdrukkelijk aan toe, dat de kwestie hier slechts oppervlakkig kan worden behandeld.

Over de omstandigheden, waaronder de tweedte brief geschreven is, licht hij onszelf weer in. Paulus heeft Efeze verlaten en is te Troas gekomen. Maar te Troas vindt hij niet, gelijk hij stellig verwacht had zijn medewerker Titus, dien de Apostel naar Korinthe gezonden had om een en ander terecht te brengen. Paulus steekt van Troas naar Macedonië over en treft daar Titus aan, die hem toch ook nog goede tijdingen kan overbrengen. Daar schrijft Paulus deels dankbaar, deels nog niet gerustgesteld 2 Kor. en zendt dezen brief door Titus en nog een anderen broeder, in wien men wel liukas vermoed heeft (8:18) naar Korinthe. De tweede brief zal niet zoo heel lang na den eersten zijn geschreven.

De inhoud van 2 Kor. laat zich in betrekkelijk weinig woorden samenvatten. Reeds dadelijk in het begin van den brief schrijft Paulus over de vele wederwaardigheden, waarin de vervulling van z1rjn ambt hem brengt. Blijkbaar is de Apostel nog niet zoo lang geleden in doodsgevaar geweest en de herinnering daaraan doet hem nog huiveren. Ban gaat hij spreken over zijn voornemen om naar Korinthe te komen. Men heeft hem beschuldigd, dat hij telkens van plan veranderde. De Apostel stelt daartegenover, dat hij om de gemeente te sparen nog niet naar Korinthe was gereisd, hij wilde niet weer in droefheid komen. Daarbij doet zich de vraag voor, wanneer dit bezoek in droefheid' viel, vóór of na het schrijven van 1 Kor. Zoo komt de Apostel op het ambt, dat hij van "Christus ontvangen heeft en breed spreekt hij daarover. Over de heerlijkheid en over de bezwaren van dat ambt. En dat in verband over den apostolischen dienst, dien. hij te Korinthe had te volbrengen.

Het stuk van de collecte voor de armen te Jeruzalem noemden we reeds. Wat in den eersten brieif slechts even werd genoemd, wordt hier breed uitgewerkt. En de Apostel verwacht, thans op goeden grond, dat ook de Korintliiërs zich niet onbetuigd zullen laten. Daarna komt dan ten slotte het scherpe stuk, dat zich met name richt tegen de valsche apostelen, die te Korinthe waren opgetreden. Tegenover hen verdedigt Paulus zijn ambt op dubbele manier. Aan de eene zijde laat hij zien, dat bij hem zelf in veel rijker mate aanwezig is, hetgeen waarop de dwaalleeraars zich beroemen. Aan den anderen kant stelt hij in het licht, dat hij zich onder dö Korinthiërs gedragen heeft als een waarachtig Apostel van Jezus Christus. Noch hij, noch zijn medearbeiders hebben hun eigen voordeel gezocht, veeleer hebben ze alles over gehaid voor de zaak van Christus.

Wij moeten het bij deze opmerkingen laten. Wilden we dieper op de zaken ingaan, dan zou een langere reeks artikelen noodig zijn, dan in „De Reformatie" doorgaans wordt opgenomen. Wat we schreven zal voldoende zijn om te doen zien, dat Paulus in 2 Kor. zijn apostolisch ambt verdedigt. Vraagt men waarom, dan is het antwoord niet moeilijk te geven.

Er haagt voor Paulus niets aan zijn eigen persoon. Maar aan zijn ambt hangt de waarheid van zijn werk. Is hij geen Apostel, dan is de kerk te Korinthe geen gemeente van Jezus Christus. En als hij haar op 't zeerst betuigt, dat hij waarlijk gezondene des Heeren is en zijn evangelie de waarheid, dan is het, opdat zij als gemeente weten zou, dat zij het wagen kan met wat Paulus haar verkondigde, dat zij vast zou staan in de hoop 'der verlossing. Voorts broeders, zoo schrijft Paulus aan het einde, zgt blijde, wordt volmaakt, - zijt getroost, zijt eensgezind, leeft in vrede en de God der liefdie en des vredes zal met u zijn.

F. W. GROSHEIDE.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PAULUS’ BRIEFWISSELING MET DE KERK TE KORINTHE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's