Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KATECHETISCH HULPMIDDEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KATECHETISCH HULPMIDDEL

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

12. Wat is de oorsprong van het zaligmakend geloof?

Die oorsprong ligt in God Zelf: „Want uit genade zijt gij zalig geworden, door het geloof. . en dat niet uit u, het is Gods gave" (Ef. 2 : 8 ) . Die oorsprong ligt dus niet in de mens, want „u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden" (Ef. 2:1). „Zo is het dan niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods" (Rom. 9:16). „Het is God die in u werkt beide het willen en het werken" (Fil. 2:13).

13. Waarom schenkt God een mens het zaligmakend geloof?

Die reden ligt niet in de mens zelf, „want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods en worden om niet gerechtvaardigd uit Zijn genade door de verlossing die in Christus Jezus is" (Rom. 3:23-24).

Die reden ligt uitsluitend in Gods welbehagen: „Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegeningen in de hemel in Christus; gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, vóór de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde; die ons tevoren verordineert heeft tot aanneming tot kinderen, en door Jezus Christus, in Zichzelve, naar het welbehagen van Zijn wil" (Ef. 1:3-5).

14. Hoe kunnen wij weten of wij tot het getal der uitverkorenen behoren?

a. niet door over die vraag zelf te piekeren en rechtstreeks te proberen door te dringen tot Gods geheime raadsbesluiten:

„Want wie heeft de zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?" (Rom. 11:33).

b. niet door af te gaan op mensen die ons tot een puur menselijke wilsbeslissing willen brengen, een menselijke keuze voor Jezus Christus, want „niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader die Mij gezonden heeft, hem trekke" (Joh. 6:44).

c. Wij kunnen dat slechts weten door Jezus Christus. Als Paulus uitroept: „Ik, ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?" — dan antwoordt hij: „Ik dank God, door Jezus Christus" (Rom. 7:24-25).

15. Hoe trekt de Vader ons tot Jezus Christus?

a. Door de verkondiging van Gods Woord, waarin Christus Zichzelf openbaart: „Hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben?" (Rom. 10:14).

b. doordat Hij dat Woord levend maakt door Zijn Geest: „De Geest is het die levend maakt" (Joh. 6:63), want zonder die Geest kunnen wij de eigenlijke zin van Gods Woord, dat is Jezus Christus, niet verstaan; immers „de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn .. doch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen .. want wie heeft de zin des Heeren gekend, die Hem zou onderrichten? Maar wij hebben de zin van Christus" (1 Kor. 2:14-16).

c. „Want die Hij van te voren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de eerstgeborene zij onder vele broeders" (Rom. 8 : 2 9 ) . Zij die van te voren, dat is: van voor de grondlegging der wereld (Mt. 2 5 : 3 4 ) , door God bestemd waren om gelijkvormig te worden aan het beeld van Zijn Zoon, zullen de stem van de Goede Herder herkennen, wanneer hun het Evangelie gepredikt wordt: „ I k ben de goede Herder; en Ik ken de Mijnen en word van de Mijnen gekend" (Joh. 10:14). Daardoor zullen zij onweerstaanbaar tot Hem en tot Zijn kudde getrokken worden.

16. Wat zegt de Schrift over de Schrift?

a. Jezus zegt: De Schriften „zijn het die van Mij getuigen" (Joh. 5:39).

b. De Schrift is een volstrekt betrouwbare gids naar de zaligheid: „Wij hebben het profetische woord dat zeer vast is" (2 Petr. 1:19); „Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God; en opdat gij, gelovende, het eeuwig leven hebt in Zijn Naam" (Joh. 20:21).

c. de Schrift is geïnspireerd door ( = komt voort uit de adem van) de Heilige Geest, „want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar de heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben gesproken" (2 Petr. 1:21).

d. Daarom kan de Schrift geen onwaarheden, geen leugens, bevatten.

Hoe zou de heilige God, voor Wie „de leugenlippen een gruwel zijn" (Spr. 12:22), kunnen toelaten dat de samenstellers van de Schrift, die door Hem „is ingegeven", gebruik zouden maken van onwaarheden om van de Waarheid te getuigen? Helaas zijn er in onze tijd velen, „die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen" (Rom. 1:26), waardoor de profetie van Paulus in vervulling gaat: „Daarom zal hun God zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven" ( 2Thess. 2:11).

17. Is de Schrift voldoende om de weg der zaligheid te kennen?

Ja, want de Schrift is door de Heilige Geest geïnspireerd met het doel, opdat de lezers daardoor tot geloof in Jezus Christus zouden komen en door dat geloof het eeuwige leven zouden beërven (zie vr. 16 b. en c.). Wanneer wij beweren dat de Heilige Geest dat doel niet heeft bereikt en de Schrift zo duister is dat wij de weg des heils daaruit alleen maar kunnen kennen door middel van een onfeilbaar leergezag of van de theologie-professoren, dan lasteren wij de H. Geest en schrijven Hem een onvermogen toe om Zijn doel te bereiken. Dan maken wij de dankzegging van de Heere Jezus tot een leugen: „Ik dank u, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en ze de kinderkens hebt geopenbaard" (Mt. 11:25).

18. Waarom is ons verstand geen betrouwbare gids ten eeuwigen leven?

Omdat ons verstand door de zondeval verduisterd werd: „omdat zij, God kennende, Hem als God niet hebben verheerlijkt of gedankt; maar zijn verijdeld geworden in hun overleggingen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden; zich uitgevende voor wijs, zijn zij dwaas geworden" (Rom. 1:21-22).

„Verduisterd in het verstand, vervreemd zijnde van het leven Gods, door de onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart" (Ef. 4:18).

19. Bewijst ons verstand ons dan geen dienst meer op de weg ten eeuwigen leven?

Ons verstand kan een hulp zijn bij de diepere overdenking van de Bijbel, mits wij bereid zijn „de overleggingen terneer te werpen en alle hoogte die zich verheft tegen de kennis van God en alle gedachte gevangen te leiden tot de gehooraamheid van Christus" (2 Kor. 10:5). En de Bereeërs werden geprezen, omdat zij „het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren" (Hand. 17:11).

20. Kan elk verstand deze dienst bewijzen?

Neen, alleen het verstand van iemand die wedergeboren werd door Gods Geest, want, „tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien" (Joh. 3:3), en: „de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn" (1 Kor. 2:14). Wanneer wij ons verstand niet in onvoorwaardelijke geloofsgehoorzaamheid gevangen geven aan de Schrift, dan zullen we door ons verstand misleid worden, want „arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?" (Jer. 17:9). En Jezus zei: „Want uit het hart komen voort boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen" (Mt. 15:19).

21. Wat is de geest van de mens volgens de Schrift?

Dat is het verstand van de mens, dat door de Heilige Geest verlicht wordt: „Deze Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn" (Rom. 8:16).

22. Waartoe dient dan die geest van ons?

Om de levende God te leren kennen en Jezus Christus die door God gezonden werd en aldus het eeuwige leven te bezitten (Joh. 17:3). En verder om de diepten Gods, vooral de diepten van Zijn barmhartigheid voor verloren zondaars, te peilen, vanuit de Schrift en door de verlichting van de Heilige Geest: „Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods" (1 Kor. 2:10).

23. Mag ieder persoonlijk de Schrift onderzoeken?

Ja, want de Heere beroept Zich vaak op de Schrift met de woorden: „Er staat geschreven..". Wanneer de Zoon van God toestaat, en zelfs ertoe aanspoort om wat Hij gezegd heeft, te toetsen aan de Schrift, dan mogen, ja zelfs dan moeten wij dat ook doen, wanneer het gaat over beweringen van mensen. En Jezus verwijt de Schriftgeleerden en de Farizeeën, dat zij het geschreven Woord van God van zijn kracht hebben beroofd, doordat zij naast en tegenover dat Woord allerlei menselijke woorden hadden geplaatst: „En gij hebt alzo Gods gebod krachteloos gemaakt door uw inzettingen". „Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen die geboden van mensen zijn" (Mt. 15:6, 9).

24. Móét ieder persoonlijk de Schrift onderzoeken?

Ja, want Jezus zegt: De Schriften „zijn het die van Mij getuigen" (Joh. 5:39) en: „Ik ben het brood des levens. Uw vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn en zij zijn gestorven. Dit is het brood dat uit de hemel neerdaalt, opdat de mens daarvan ete en niet sterve" (Joh. 6:48-50). „Doch Hij (Jezus) antwoorddende zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord dat door de mond Gods uitgaat" (Mt. 4:4 en Deut. 8:3). Daarom is de Schrift het dagelijks brood voor onze zielen.

25. Kunnen wij de volheid van de Schrift alléén verstaan?

Neen, dat kan slechts in de gemeenschap der heiligen, in verbondenheid met de gemeente van Christus, als lid van Zijn lichaam, „opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen, welke de breedte en de lengte en diepte en hoogte is en bekennen de liefde van Christus die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods" (Ef. 3:18-19).

26. Wat betekent in de Schrift het woord „heilige"?

Het betekent niet iemand die op heldhaftige wijze de deugden heeft beoefend, maar een zondaar die door God werd afgezonderd en bestemd werd om het eigendom van Christus te worden, door Wie hij gekocht werd met Zijn kostbaar bloed; een zondaar aan wie aldus de heiligheid van Christus werd toegerekend, waardoor hij de vergeving der zonden en het eeuwige leven ontving.

27. Bezit dan de gemeente als geheel of in haar vertegenwoordiging door de ambtsdragers de bevoegdheid om haar Schriftverklaring dwingend aan de afzonderlijke leden op te leggen?

Neen, want wél heeft Jezus tot de zeventig discipelen gezegd: „Wie u hoort, die hoort Mij en wie u verwerpt, die verwerpt Mij" (Lk. 10:16), maar daarmee bedoelt Hij dat dit slechts het geval is, wanneer zij spreken in overeenstemming met Gods Woord, want het zijn de Schriften „die van Mij getuigen" (Joh. 5:39).

Dat blijkt ook duidelijk uit het optreden van Jezus tegenover Petrus. Wanneer Petrus in zijn getuigenis omtrent Christus trouw de openbaring van de Vader weergeeft, die hij ontvangen heeft, dan spreekt Jezus hem zalig en noemt hem een petra, een rots. Maar als Petrus uit ongeestelijke beweegredenen Jeus van Zijn lijden probeert te weerhouden, dan noemt Jezus hem een satan. Zie Mt. 16:13-23.

Dat blijkt ook uit de oproep van de Heere aan de zeven gemeenten van Klein-Azië in Openb. 2 en 3: „Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt", dus niet: wat mensen tot de gemeenten zeggen. Die Geest echter spreekt tot de gemeenten door het Woord Gods: „De Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelve niet spreken .. Hij zal uit het Mijne nemen en het u verkondigen" (Joh. 16:13-14).

28. Wie heeft de plaats van Jezus ingenomen, nadat Hij ten hemel was opgevaren?

De Heilige Geest, want Jezus zeide: „Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid" (Joh. 14:16). De Heilige Geest is dus de Trooster die de plaats van Jezus innam.

29. Wat is o.a. het werk van de Hei lige Geest in verband met de Schrift?

„De Trooster, de Heilige Geest, welke de Vader zenden zal in Mijn Naam, die zal u alles leren en u indachtig maken alles wat Ik u gezegd heb" (Joh. 14: 2 6 ) . De Heilige Geest heeft er dus voor gezorgd dat de apostelen de leer van Tezus getrouw weergaven in hun prediking en tevens dat die leer getrouw werd opgetekend in het Nieuwe Testament.

30. Wat is een gevolg van de zalving van de Heilige Geest, die iedere gelovige ontvangt?

Dat wij daardoor de eigenlijke zin van de Schrift kunnen verstaan. „Doch gij hebt de zalving van de Heilige en gij weet alle dingen". „En de zalving die gij van Hem ontvangen hebt, blijft in u en gij hebt niet van node dat iemand u lere" (1 Joh. 2:20, 27). De Heilige Geest gebruikt echter de levende gemeente van Christus, die gelovig luistert naar het woord Gods en 't bewaart in haar hart, als een instrument om ons dieper te leiden in de verborgenheden van Gods openbaring, want „zo wordt gij ook zelve, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis" (1 Petr. 2:5). „Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in u woont?" (1 Kor. 3:16).

31. Wat doen zij die de gelovigen proberen te onderwerpen aan menselijke redeneringen en overleveringen?

Zij plegen een aanslag op de vrijheid der kinderen Gods; zij trachten de Heilige Geest van de Hem toekomende plaats te verdringen. Zij trachten ons te beroven van de heerlijkheid Gods: „De Heere nu is de Geest; en waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid. En wij allen, met een ongedekt aangezicht de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar datzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest" (2 Kor. 3:17-18). En van hen gelden de woorden van Paulus: „Zo iemand de tempel Gods schendt, hem zal God schenden; want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt" (1 Kor. 3:17). En tot hen zijn de bedreigingen gericht van Openb. 22:18-19, op de laatste bladzijde van de Bijbel, over hen die iets toevoegen aan of afnemen van de woorden van het boek dezer profetie: „God zal over hen toedoen de plagen die in dit boek beschreven zijn" en „God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens en uit de heilige stad en uit hetgeen in dit boek geschreven is".

32. Wat is de funktie van de theologieprofessoren?

Daar de Bijbel geschreven is door mensen, die een thans dode taal gebruikten, nl. het Hebreeuws en het Grieks, en in een land en een tijd met andere levensgewoonten dan bij ons, moet op systematische wijze getracht worden te weten te komen, wat die schrijvers precies bedoelen om aldus in de vertaling goed te kunnen weergeven, wat zij eigenlijk wilden zeggen.

33. Hebben zij als professoren een gezag boven de andere gelovigen?

Neen, want als wetenschapsmensen kunnen zij het Koninkrijk Gods niet zien, maar slechts als zondaars die wedergeboren werden door de Heilige Geest. Dan bezitten zij op gelijke wijze de zalving van de Heilige Geest als ieder ander mens, die door het Woord en door de Geest Gods gebracht werd tot verbrokenheid des harten, tot ootmoedige belijdenis van zijn schuld en tot geloof in Jezus Christus als de volkomen Zaligmaker van zondaars. De wetenschap is slechts een uiterlijk hulpmiddel om de Bijbel beter te begrijpen, maar de eigenlijke zin, de heilsbetekenis van Gods Woord ,kan slechts verstaan worden door hen, die daartoe de verlichting des Geestes ontvangen. Zie Mat. 1:125 de dankzegging van Jezus.

34. Wat is het gezag van de ambtsdragers in de gemeente?

Zij zijn onder aanroeping van de Heilige Geest door de gemeente beroepen om de kudde des Heeren te weiden, d.i. te waken over het voedsel voor de schapen van Christus, Gods Woord, en dat Woord toegankelijk te maken door de ontvouwing van de eigenlijke betekenis daarvan en door het toe te passen op het konkrete dagelijks leven. „Weidt de kudde Gods" (1 Petr. 5 : 2 ) . Hun aanstelling hebben zij van Christus' wege, daar de gemeente die hen beroepen heeft, als levend lichaam verbonden is met haar Hoofd, Jezus Christus. Hun gezag hebben zij naar de mate van hun getrouwe verkondiging van het Woord Gods, want slechts dat Woord heeft gezag, maar niet het woord van mensen.

35. Zijn er ambtsdragers die boven de andere ambtsdragers gesteld zijn?

Neen, want zelfs Petrus noemt zich als ouderling slechts een „medeouderling" met de andere ouderlingen (1 Petr. 5: 1), hoewel hij als apostel, d.i. als door Christus aangestelde getuige van de dood en de opstanding van Christus (zie Hand. 1:21-22, waar de funktie van de apostel omschreven wordt) mede met de andere apostelen (Ef. 2:20 en Openb. 21:14) fundament van de gemeente van Christus was. „Toen sprak Jezus tot de scharen en tot Zijn discipelen: .. Eén is uw Meester, namelijk Christus; en gij zijt allen broeders. En gij zult niemand uw vader noemen op de aarde; want Eén is uw Vader, namelijk Die in de hemelen is; noch zult gij meesters genoemd worden; want Eén is uw Meester, namelijk Christus" (Mt. 23:1, 8-10). Van een heersen over elkaar mag dus in de gemeente van Christus geen sprake zijn.

36. Wat is de korte samenvatting van de inhoud van de Bijbel?

De Bijbel bevat een boodschap van verlossing door Jezus Christus voor verloren zondaars. Daarom zullen wij in het nu volgende nagaan:

a. waaruit wij verlost moeten worden;

b. door Wie wij verlost worden;

c. door welke middelen wij verlost worden;

d. waartoe wij verlost worden.

P.S. Gaarne uw op -en aanmerkingen. Men houde er echter wél rekening mee, dat ik op sommige punten later weer hoop terug te komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

KATECHETISCH HULPMIDDEL

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's