Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HERMANN FRIEDRICH KOHLBRÜGGE 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HERMANN FRIEDRICH KOHLBRÜGGE 2

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de inhoudsopgave, die we opnamen in het vorige artikel, kunnen we al opmaken, dat Kohlbrügge een veelbewogen leven heeft gehad. Maar in zijn leven komt ook zo duidelijk uit de vrijmachtige genade Gods, verheerlijkt in het hart van een doemwaardig zondaar.

Kohlbrügge werd op 15 september 1803 te Amsterdam geboren. Zijn vader kwam uit Duitsland. Deze vestigde zich in Amsterdam als zeepzieder. Het was een donkere tijd. De jonge Kohlbrügge had een moeilijke jeugd. Zijn vader stierf, toen hij nog jong was. Er kwam armoede in het gezin. Kohlbrügge was zeer begaafd. Hij had een voorliefde voor de vreemde talen, vooral voor de Oosterse. In 1823 begon hij theologische colleges te volgen. Aan zijn stervende vader beloofde hij, dat hij, de studie in de godgeleerdheid in elk geval tot het doctoraal zou voortzetten. Er kwam een ommekeer in het leven van Kohlbrügge. We nemen hier over wat Klugkist Hesse daarvan schrijft:

Deze ommekeer volgde, naar Kohlbrügge’s eigen woorden, door een onmiddellijk ingrijpen van God. Zoals Paulus in de Galatenbrief, heeft ook hij gesproken: „Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij heeft geroepen door Zijn genade, Zijnen Zoon in mij te openbaren” (Gal. 1 : 15v.). Hij was bezig met de voorbereiding van zijn preek, die hij over Rom. 5 : 1 houden zou. Het Woord van God opende hem de ogen. Zijn dwalen tot nu toe kwam onder een schrille belichting. Stond het er zo voor ? Wordt men alleen uit het geloof gerechtvaardigd - en dat zegt de Schrift ! -: Wat blijft er dan nog over van de eigen, hoge, godsdienstige kunst, van ons zoeken, om de waarheid op alle mogelijke wegen meester te worden ? De angst greep hem aan. Schrik vervulde hem. En toen overschaduwde hem de Heere met Zijn vrede.

„In het jaar 1826 (juist is: 1825), toen ik nog geen enkele gedachte van bekering had, toen ik nog niets van het volk Gods of iets van die aard gehoord had - toen, in een donkere, diepe weg, ja, in de angst der hel, had ik de Bijbel voor mij. In een ogenblik drong er iets in mijn hart, dat ik niet beschrijven kan. Het was vlugger dan de bliksem, en de vurigheid kan ik al evenmin beschrijven. Maar in het vuur las en hoorde ik de woorden uit Jes. 54 : 7-10: „Voor een kleinen ogenblik heb Ik u verlaten, maar met grote ontfermingen zal ik u vergaderen. In een kleinen toorn heb Ik Mijn aangezicht van u een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de HEERE, uw Verlosser. Want dat zal Mij zijn als de wateren Noachs toen Ik zwoer, dat de wateren Noachs niet meer over de aarde zouden gaan; alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen, noch u schelden zal. Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de HEERE uw Ontfermer”. Een wolk van diepe vrede was in mij en om mij heen, en al mijn zonden waren van mij verdwenen, en van meetaf sprak ik een andere taal, zodat de oude vromen mij voor zeer oud in de genade hielden. Zo is het verder gegaan. Ik nam toe en groeide boven anderen in de Wet, en allen die mij gekend hebben, zullen betuigen, dat ik aan hen gelijk of hun meerdere was. Velen namen zelfs aanstoot aan zoveel heiligheid, en meer nog aan het feit, dat ik die zo konsequent doorvoerde. Dat heeft zo geduurd tot 1833.”

Op 29 oktober 1826 werd Kohlbrügge proponent en hulpprediker in de HersteldLutherse gemeente te Amsterdam. Op 22 juli 1827 werd hij als proponent afgezet. We lezen in het boek hoe dit gegaan is. Er was daar voor de prediking van de vrije genade Gods geen plaats. Dat is voor Kohlbrügge heel wat geweest.

Hij schreef een proefschrift over Psalm 45 en promoveert op 4 juni 1829 tot doctor in de godgeleerdheid, ondanks de grote tegenstand van de kant van de geleerden. Het had een promotie met de hoogste lof moeten zijn geweest, maar dat werd hem niet gegund ! Dat jaar 1829 is ook verder voor hem van betekenis geweest, vanwege zijn huwelijk, maar ook vanwege zijn overgang naar de gereformeerde leer, maar hij wordt in de Geref. (Herv.) kerk niet toegelaten, maar afgewezen. Een nieuwe beproeving voor Kohlbrügge. Het kind, dat inmiddels geboren is, kon niet worden gedoopt. Op 12 februari 1833 sterft de eerste vrouw van Kohlbrügge, toen ze nog geen 25 jaar oud was.

Kohlbrügge maakt een reis naar het Wupperdal en preekt daar op verschillende plaatsen. Hij ontmoet er gelijkgezinden, maar ook tegenstanders. Hij had er een bijzondere ervaring. We citeren een gedeelte van wat Klugkist Hesse hierover schrijft:

Het golfde in hem van donkerheden en bezwaren, en hij hield niet op, God om uitkomst te smeken. En zie, „opeens werden hem in dat bos de ogen geopend: het was hem, alsof zich voor hem de hemelen openden, en hij het Lam zag aan de rechterhand Gods, en de woorden hoorde: Zijt ge met Mijn Lam tevreden ? Dat wilde voor hem zeggen: Ben je, zoals je bent - en je bent vleselijk, verkocht onder de zonde ! - tevreden met Hem, Die je precies zo in Gods gericht uitgeholpen heeft ?” Sinds die kennis, zegt Kohlbrügge, heb ik nooit weer een woord aan mijn prediking veranderd; „ze zijn uit één stuk, en het is enkel waarheid en zuiver goud, wat ze bevatten”.

Dat ogenblik uit zijn leven is belangrijk genoeg, om hemzelf nog eens daarover te horen. Aan een vriend, Drost geheten, heeft hij de beslissende gebeurtenis in een bijna plechtige vorm beschreven (maart 1844): „Toen ben ik op een weg geleid, - ik heb mij er later vaak over verwonderd, dat ik daarop niet vergaan ben. Gods openbaringen en die van Christus vermenigvuldigden en herhaalden zich elke morgen, voordat de nacht voorbij was. Tot tweemaal toe ben ik als een oorlapje uit de muil van de satan gekomen. De eerste keer met de woorden uit Rom. 7:14, en de tweede keer met Jes. 52 (vers 3): „Gijlieden zijt om niet verkocht, gij zult ook zonder geld gelost worden”. Bij de eerste keer werd mij Gods gerechtigheid geopenbaard, bij de tweede keer leed al mijn eigengerechtigheid schipbreuk...............

Ik heb het lang volgehouden, om met de wet in mijn hand tot de volmaaktheid te raken, en ten bloede toe te strijden. Ik zonk daarbij al maar dieper naar beneden, en waar ik niet dieper zinken kon, maar naast de duivel verzonken lag, daar, in al mijn verloren- en radeloosheid is mij de Heere ontmoet en heeft Hij tot mij gezegd: zoals je bent, zijt ge Mij heilig. Niets erbij en niets eraf. Ik zag het Lam aan de rechterhand van Gods heerlijkheid-, en toen heb ik afstand gedaan van de wet, van alle heiligheid, van al mijn weten van goed en kwaad, van mijn wedergeborenen bekeerd- en vroom-zijn. En nu is het mijn enige heil in de hoogte en in de diepte: Met ons is God, en dat Hij dàt is, is mijn eeuwige vreugde en mijn vrede en vrolijkheid en Evangelie en wet en gebod”.

Een tweede bekering van Kohlbrügge ? Is het woord van kracht, dan was het een bekering van zijn „bekering”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's

HERMANN FRIEDRICH KOHLBRÜGGE 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's