Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

22

De erfenis van het eeuwige leven, en dat is het deelachtig worden van de eeuwige zaligheid, is Abraham niet uit de wet, maar uit de beloften genadig geschonken. En als kind van de belofte is hij geworden de vader der gelovigen.

Het is dus door Gods Geest vastgesteld in de Schrift, dat de belofte moeder is van alle gees telijke kinderen die vanuit de beloften gevoed en vertroost worden. En dat nieuwe leven der genade kan niet gevoed en versterkt worden vanuit een wettische godsdienst.

Maar nu rijst de vraag: „Waartoe is dan de wet?” Welke functie heeft de wet die toch gepredikt moet worden, te vervullen in het geestelijke leven, want zij heeft toch van Godswege een taak te vervullen?

Daarvan overtuigd zijnde in ons hart, komen wij als vanzelf tot de bekentenis dat het in alles gaat om de verheerlijking van Gods wet, die uit de natuur van het Goddelijk wezen is voortgekomen.

Geschapen naar Gods beeld, stond de mens versierd met Gods wet in gemeenschap met zijn Schepper. Zodat na de val in elk hart des mensen nog een flauw afschrift van de wet is, wat de consciëntie doet spreken tegen het kwaad dat bedreven wordt, om hem daarin te veroordelen. Op de berg Sinai nam de wet des Heeren, die is een eeuwigdurende wet, de eerste plaats in. Maar nu kwam de heilige en rechtvaardige God daar niet rechtstreeks met Zijn wet tot de mens, want onder de gloed van die majesteit kan niet één mens voor God bestaan. Daar hij gegeten heeft van de verboden boom, ligt de mens vanuit Gods wet rechtstreeks onder het oordeel des doods en der verdoemenis. En dat zulks niet heeft plaats gehad, hebben we alleen te danken aan de Middelaar in Wiens hand de wet door Gods engelen besteld is. En al zou dat Mozes geweest zijn, wat wij niet geloven, dan wijst het ons nog op Christus, de Middelaar van het verbond der genade. Want Hij heeft het volk verlost uit Egypte en geleid door de woestijn, daar Mozes een type van Christus was.

En daar Christus de wet in haar vloek en eis voor Zijn rekening had genomen, werd Israël door donderslagen en bliksemstralen van de wet niet getroffen.

Het moet Israël vanuit de wet betuigd worden dat elk mens van nature ligt onder de vloek en eis van Gods wet. Want al is de mens geestelijk dood door de zonde in Adam, zo is hij daarom niet zonder een redelijk besef van het kwade dat in hem is en daarom bedreven wordt. Dat deedz Daniël spreken tot Belzasar: „En gij hebt uw hart niet vernederd, alhoewel gij dit alles wel geweten hebt.” Zodat hij zijn hart vanuit de algemene genade had kunnen vernederen voor God, de allerhoogste Heerser. Maar zie, hij kwam zich te verheffen tegen de Heere des hemels en werd te licht bevonden in de weegschaal van Gods gerechtigheid om nog een weinig gespaard te worden. Waarom de mens vanuit de sprake van zijn consciëntie niet ongewaarschuwd reist naar een allesbeslissende eeuwigheid.

Maar nu gaat het in de waarachtige bekering om de geestelijke kennis van onze ellende, om de zonde te leren bewenen voor Gods aangezicht. En tot verkrijging van de kennis der zonde moet de wet ons gepredikt worden, die alleen door Gods Geest kan geschreven worden in ons hart om haar hartelijk lief te krijgen. En vanuit die hartelijke liefde tot Gods wet bekomt het hart de hartelijke droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid.

Het moet ons duidelijk worden dat de wet geestelijk is en dat wij vleselijk zijn, verkocht onder de zonde. Zodat wij onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad.

„Maar de wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest.”

De wet moet gelegd worden in het hart van de tempel onder het verzoendeksel, want daarin is het hart van de openbare eredienst. Tot nog toe worden wij op elke sabbat geplaatst voor de majesteit van Gods heilige wet, om in dat licht veroordeeld te worden in de verdorvenheid van ons bestaan tot onze verootmoediging en vernedering voor het aangezicht des Heeren. Opdat de prediking van het Evangelie ons dierbaar zou worden door Zijn Geest, daar de Heere daarin tot ons komt met Zijn vergevende liefde in Christus om het bedroefde hart te troosten.

Met de innerlijke overtuiging in ons hart, dat wij van nature geneigd zijn God en onze naaste te haten, wordt het met droefheid over ons verdorven bestaan ootmoedig bekend de dood verdiend te hebben. En zo moet de tempelganger altijd weer onder de oude dag zijn hand op het offer leggen, met de belijdenis de dood verdiend te hebben, om door het offer dat geslacht en Gode geofferd werd te zien op de enige en algenoegzame offerande van Christus, Wiens plaatsbekledend middelaarswerk is tot zaligheid van zondaren.

Maar al te weinig zien wij in de spiegel van Gods heilige wet, daarom kunnen wij het met zo weinig stellen en niet opwassen in de genade en de kennis van de Heere Jezus Christus. Want dat hebben wij nodig om in Zijn Gode welbehagelijke offerande steeds meer gefundeerd te mogen worden. Om door Hem steeds dieper geleid te worden in Gods ontfermende liefde, waarin het licht van Zijn vriendelijk aangezicht aanschouwd wordt. En dat is de geestelijke klankbodem die het hart met vrucht van een ootmoedige erkentelijkheid doet luisteren naar het Evangelie van Jezus Christus in het geloof dat door de liefde werkt.

En toch is dat in de functie van Gods heilige wet nog niet het eindpunt, want Gods wet wordt door de prediking van het Evangelie onder de bedauwing van de Heilige Geest steeds dieper gegrafeerd in het hart, om met steeds meer tederheid te wandelen op het pad van Gods geboden. Zo bekomt het hart zijn vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens.

Bij het smaken van Gods vergevende liefde in Christus, waartoe de wet is ingekomen, vloeit Gods verkiezende liefde in het hart, „opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde.” En daarin heeft niet alleen de Heere, maar door Hem ook het hart de heiligmaking ten deel. Het is er inniger door verbonden aan de Heere om van daaruit met steeds meer tederheid te wandelen in Zijn wegen. En zo zal eenmaal de wet van Gods liefde ten volle zijn het leven van uw hart, om Hem met al Zijn volk in aanbidding te loven en te prijzen. Gods wet is als de wet Christus de eeuwigdurende wet, die ons Christus gelijkvormig zal doen worden in heiligheid en heerlijkheid.

Galaten 3 : 19.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's