Meditatie · Wie zal ons het goede doen zien?

Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht van Uw aanschijn o HEERE.

Psalm 4 : 7

In psalm 4, een avondlied, horen we de vaste toon van het vertrouwen op God doorklinken. De inhoud van de psalm wijst er op, dat David in grote nood verkeert. Is het zijn vlucht voor Absalom? Of een mogelijke hongersnood, waarin het land verkeert? We weten niet, wat de aard van deze nood is geweest. Maar wel dat deze groot was en dat David de toevlucht neemt in het gebed tot God. Bij Hem zoekt hij raad: wees mij genadig en hoor mijn gebed.

David heeft wel veel raadgevers. Hij spreekt hen aan met: Gij, mannen. Hier worden mannen van naam bedoeld, de voorgangers onder het volk, de edelen, de aanzienlijken.Wij zouden zeggen: de ministers en volksvertegenwoordigers.

David roept ze ter verantwoording. Want ze hebben geen goede raad gegeven. Zij zijn voorbij gegaan aan de Heere. David noemt ze zelfs mensen die de ijdelheid beminnen, de leugen zoeken. En de vraag welt in hem op: wie zal ons het goede doen z/enPWie van hen? David spoort ze aan tot bekering. Nee, het is geen hoogmoed. Hij weet dat hij door God uit het volk verhoogd is

en tot koning is gezalfd. Hij wijst op Gods werk. En spreekt van zijn vast vertrouwen: de HEERE zal horen als ik tot Hem roep. Niet op grond van zijn roepen, maar op grond van Gods werk. Daarom raadt hij zijn tegenstanders ernstig aan, dit met eerbiedige vreze te bedenken en niet op de zondige weg voort te gaan. Ze moeten, ais ze stil op bed liggen en in de nachtelijke uren alles overdenken, toch niet toegeven aan boze gedachten. Een andere weg wordt gewezen: weet toch, dat de Heere Zich een gunstgenoot heeft afgezonderd. Hier zien we David als een type van Davids grote Zoon, de Heere Jezus Christus. Vandaar de indringende vraag: wie zal ons het goede doen zien?

Deze vraag stellen we nu ook ten aanzien van de verkiezingen in januari. Wie zal ons het goede doen zien? Moet daar een naam van een mens worden inge­vuld? Of van een partij? En iedere partij vult in wat zij als het goede ziet.Wat is goed? Goed voor mens en samenleving? Zijn dat de beloften en uitspraken van de voormannen van de politieke partijen, links of rechts? Neen, we zullen onze hoop en verwachting niet zetten op de mensen. Niet at your service, maar tot Uw dienst. En dan staat Uw met een hoofdletter. Zoals Willem van Oranje, die onder moordenaarshanden viel, gezegd heeft ik heb met de Potentaat der potentaten een verbond gemaakt Met God zelf Daarom is er wel een antwoord op deze vraag. Wie zal ons het goede doen zien? Nee, dat goede komt niet van beneden, maar van boven. Het antwoord op deze vraag

wordt in hetzelfde vers van psalm 4 gegeven: verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns o HEERE. De vermaning klinkt: vertrouwt op de HEERE. En leg het oor toch niet te luister bij hen die schimpend en twijfelmoedig vragen: wie zal ons 't goede toch doen zien? Doe Gij o Heer, na 't angstig klagen ons 't lieflijk licht Uws aanschijns dagen en wil uw rijke gunst ons biên

Hier horen we de Hogepriesterlijke zegen uit Numeri 6: de HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig. De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede. En als de Heere Zijn aangezicht over ons doet lichten dan is er vreugde en blijdschap in de Heere. Dan wordt het goede gezien. Dat is pas goed. Want God is goed.

Maar wat doe je daarmee in de praktijk van alle dag? Hoe krijgt dat handen en voeten in de politiek? Hoe zal dat ons stemgedrag bepalen? We worden teruggeroepen tot Gods gebod. Om normen en waarden te toetsen aan het Woord van God.Tot Zijn dienst en in gehoorzaamheid aan Zijn Woord.

In deze psalm zien we David aan het eind van de dag. Hij kijkt terug. Hij denkt aan zijn belagers. Hij denkt aan zijn God en verheugt zich in God. Hij mag zijn avondlied zingen: Gij hebt m' in 't hart meer vreugd gegeven dan and'ren smaken in een tijd als zij door aards geluk verheven bij koorn en most wellustig leven in hunnen overvloed verblijd. Hij ziet het betrekkelijke ervan in. Er is wel vreugde in de wereld.Wel blijdschap bij koorn en most, dat wil zeggen: bij brood en wijn. Daaraan hebben die anderen, die tegenstanders genoeg. Daarin hebben ze hun vreugde. Alöor Gij hebt mij in het hart méér vreugde ge­

geven. De vreugde in God, blijdschap in de Heere. Niet bij wat de wereld biedt. Maar in het offer van Christus: Zijn vlees is David waarlijk tot spijs geworden en Zijn bloed waarlijk drank.

Hier is het geheim van het antwoord op de vraag: wie zal ons het goede doen zien? Weet toch dat de HEERE Zich een gunstgenoot heeft af­

gezonderd. Hier worden we gewezen op Hem, Die in de volheid des tijds gekomen is: onze Heere Jezus Christus. In deze adventstijd overdenken we Zijn komst in het vlees. Om Hem gaat het. Wie zal ons het goede doen zien? Hij heeft het laten zien. Hebt u het gezien? In Zijn wonden? In Zijn dood en opstanding: de dood is overwonnen. Dat is het goede, dat is zaligheid, dat is eeuwig leven. Dat is theocratie: Gods regering. In Jezus Christus heeft God Zijn liefdeshart geopend, en laten zien: alzo liefheeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven zal hebben.

Is dat niet goed? Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht van Uw aanschijn, o HEERE.

Wilms, ds.W.C. Meeuse

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen