Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"Oma shag" heeft de zaak voorgoed verduisterd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Oma shag" heeft de zaak voorgoed verduisterd

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de crisisjaren begon "Piet de kapper" zijn winkeltje in Smitshoek. Nadien is er niets veranderd. Zelfs de oude reclameplaten bleven hangen. Ook na de dood van Piet, toen echtgenote Dien het bedoeninkje voortzette. Met de verkoop van rookwaren en snoepgoed vulde ze haar aow aan. De lege kappersstoelen bleven gewoon staan. Maar nu is het toch echt gebeurd. Op 10 september gingen de luiken definitief voor de ramen.

Smitshoek, een vergeten buurtschap achter Barendrecht, wreed gekliefd door de A15. De drukke verkeersader van weleer werd verminkt tot twee stompen, die doodlopen op het talud van de asfaltbaan. Aan het einde van de noordelijke stomp ligt het winkeltje van weduwe Van de Nadort. Ze herinnert zich nog als de dag van gisteren dat de snelweg werd aangelegd, tot ontsteltenis van de straat. Nu weet ze niet beter meer.

Samen zitten we aan de hoge tafel, pal tegen het raam. Buiten jaagt het verkeer voorbij, al vijfentwintig jaar. Binnen staat de tijd stil, al vijftig jaar. Na haar trouwdag is het kamertje niet meer aangepast. Net zomin als de kapperswinkel, aan de voorzijde.

„Ik heet net als u", lacht ze. „Eigenlijk Huibertje, maar dat werd al gauw Huib. 'k Vond het een vreselijke naam. Toen ik m'n man leerde kennen, heb ik maar gezegd dat ik Dien heette. Dat is zo gebleven. Alleen m'n vader bleef Huibertje zeggen. Voor de rest was ik Dien.

En voor de kinderen van de buurt tante Dien. Of "oma shag". Dat hoorden ze natuurlijk van hun vader, als ze shag moesten kopen."

Rolluiken
Ontspannen schuift ze haar stoel aan. De droeve geur van antiek meubilair mengt zich met het aroma van boerenkoffie en zelfgebakken boterkoek. „Goeie klanten kregen altijd een paar stukkies in een zakkie. Daar waren ze dol op." Nu is dat voorbij.

Sinds anderhalve maand wordt de hoogbejaarde weduwe niet meer gestoord door de winkelbel. Tegen de voorgevel adverteert een antiek bord nog wel met Hudson sigaren. Maar de plaat van Van Rossem's troost, met daarop een verlopen kerel in een schandblok, is naar binnen verhuisd. Zaterdag 10 september 1994 zette de 86-jarige winkelierster er een punt achter. Ze kreeg last van haar knieën.

Haar bedoeling was om zonder enige ophef de winkel te sluiten, maar dat liet de buurt zich niet welgevallen. In het geheim werd gecollecteerd en donderdag voor de sluiting werd de oogst bezorgd: voor 120 gulden boekenbonnen. Daar kwamen in de dagen erna nog verschillende boeketten en bloemstukken bij.

„Vrijdags heb ik twintig nichies en neefies gehad. Ik hoefde niks te doen, alleen zorgen voor koffie. De rest hadden ze allemaal meegebracht. En ik krijg van hen nog van die rolluiken, aan de voorkant. Die schotten kan ik zo niet houden natuurlijk. Die zijn nog van de verduistering, uit de oorlog."

Ziekenverpleger
Als ze terugblikt krijgt ze geregeld tranen in de ogen, vanwege de trouw en goedheid van God. De overtuiging van haar vader dat ze nooit brodeloos zou zijn, is waarheid geworden. Zestig jaar geleden kon ze dat niet bekijken.

„M'n verloofde werkte destijds bij een kapper in Rotterdam. Dat ging allemaal best, tot z'n moeder stierf. Toen is z'n vader de verkeerde kant opgegaan. Piet wilde niet meer thuis blijven en is gaan varen, als ziekenverpleger op de Holland-Amerika Lijn. Vier maanden weg, vier dagen thuis. Dan bracht-ie een zak vol wit goed mee, dat in die paar dagen allemaal gewassen moest worden.

U voelt wel, ik huilde in die tijd meer dan dat ik lachte. Ik heb een vreselijke verlovingstijd gehad. Wel heb ik altijd alles voor de Heere neergelegd. Dat ik er niet meer tegen kon en of Hij het anders wilde maken."

Op het onverwachtst kwam er uitkomst. Een caféhouder uit Smitshoek had een kapperszaakje opgekocht en zocht een zetbaas. „Ik wist heel niet waar Smitshoek lag, maar die man bestelde altijd drank bij de onderburen van de vrouw waar ik werkte. Zo kwam ik het te weten.

Het was net in die vier dagen dat Piet thuis was. Dan voelt u wel hoe wonderlijk het allemaal bestuurd is. Hij heeft gelijk toegehapt. M'n zuster, die naaister was, heeft hals over kop gezorgd voor kniplakens en doekies voor het scheren en zo."

Een ramp
Dien werd heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees. Meestal overheerste de vrees, maar haar vader beurde haar op. „Die zei: Hij zal daar een boterham hebben. Daar had-ie vast wat voor gekregen, van Boven vandaan. Dikwijls genoeg heb ik gedacht: Ik moet het nog zien.

Je moest het in het begin van Smitshoek, de Voordijk, de Bakkersdijk en de Koedood hebben. Ik heb vaak gezegd: Zuidwijk (een nieuwe wijk van Rotterdam, gebouwd in de jaren vijftig - HdV) heeft er moeten komen voor onze boterham."

In '34 begon "Piet de kapper" voor zichzelf. Financieel was de situatie nog steeds penibel. Het winkelmeubilair werd op afbetaling gekocht. „Het gebeurde dikwijls genoeg dat hij daar aan het eind van de maand niet eens het geld voor had. Ik heb er slapeloze nachten van gehad, zal ik u vertellen. Daarom dorst ik ook niet te trouwen.

Meer dan tien jaar hebben we verkering gehad. Het is gewoon een ramp geweest, ken ik wel zeggen. Echt waar! Vaak genoeg heb ik gedacht, als Piet 's avonds wegging: Hij komt vast niet meer terug. Maar elke keer viel het weer mee."

Stotteraars
In het eerste oorlogsjaar kwam het er toch van. Haar vader gaf het duwtje dat ze nodig had. „Die zei: Als je nou niet trouwt, dan doe je het nooit meer." Een welgestelde dame, bij wie ze jaren had gewerkt, bleek al die tijd voor haar gespaard te hebben. „Zomaar voor niks, omdat hun het zo goed hadden. Ze had al 325 gulden op een boekje staan. Daarmee zijn we getrouwd.

Helemaal aangekleed voor die 325 gulden. Eerlijk waar. Boven een slaapkamermeublement, hier van dat papierzeil op de grond met een kleed erop, en al de meubels voor beneden. Hetzelfde als wat er nou nog staat."

De klandizie nam geleidelijk toe en Dien werd ingeschakeld bij het inzepen en afspuiten. „In het begin is het vaak zat gebeurd dat klanten de oren en de neus vol zeep hadden, maar het ging al vlug beter." Als Piet het druk had met scheren of knippen, verkocht ze ook de rookwaar waarmee het kapperswinkeltje een steviger fundament had gekregen.

„Het was altijd een gezellige boel, vooral op zaterdag. Dan bleven de klanten met mekaar zitten praten. Er waren er twee die vreselijk stotterden. Als je niet oplette, zou je gewoon mee gaan doen. Op een keer zaten ze tegelijk in de winkel. Toen die ene weg ging, zei de andere: Hhhoorde je dat, hhhhij bebleef ook hange. Dan moet je daarbij zitten zeg. Ik ben maar gauw weggegaan."

Geen reclame
Elke dag stond het echtpaar vanaf kwart over zes voor de klanten gereed. Alleen op de dag van God was het winkeltje gesloten. Die was voor henzelf. „Van kindsbeen af heb ik indrukken gehad van dood en eeuwigheid, maar ik ben er gewoon overheen gegaan. Tot verdriet van m'n ouders, want die kenden allebei een ander leven.

M'n vader las thuis preken, met wel achttien anderen. Tot er een dominee Woudwijk bij hem is gekomen. Toen heeft-ie tegen die mensen gezegd: Nou heb ik iemand gevonden waar jullie kennen gaan kerken. Hij is er nog tien jaar ouderling geweest. Ik ging met Piet mee. Die deed nergens aan. Maar in m'n huwelijk is de Heere teruggekomen. Toen heb ik opnieuw een heel moeilijke tijd gehad.

Piet wou niet hebben dat ik naar de kerk ging. Zondags waren we altijd bij m'n zus, aan de Putsebocht. Dan zag je al die mensen naar de kerk gaan en zei ik: 'k Wou dat ik mee kon. Maar als-ie dan geen antwoord gaf, dorst ik niet. Tot-ie op een keer zei: Nou, dan ga je toch. Ik weg natuurlijk he.

Op een zondagmorgen kwam-ie zelf helemaal netjes aangekleed beneden. Ik zeg: Waar ga jij naartoe? Met jou mee, zegt-ie, naar de kerk. Nou, of dat ik daar blij mee was. Vanaf die dag sloeg hij nooit over. Voor mij had hij ontzettende eerbied, 'k Werd er soms bang van. Dan zei ik: Joh, 't is allemaal gekregen goed. Ik wil helemaal niet dat daar reclame voor gemaakt wordt."

Oogsttijd
Ook voor vader Van de Nadort was het een gebedsverhoring. De laatste vijf jaar van zijn leven woonde hij bij zijn dochter en schoonzoon in. „Nog onverwacht is-ie gestorven.

Zat ik toch nog te tobben met de vraag waar-ie zou wezen. Zo raar zit een mens in mekaar. Maar het was gelijk in m'n hart: "Hun blijdschap zal dan onbepaald, door 't licht dat van Zijn aanzicht straalt, ten hoogsten toppunt stijgen."

Ik zei: Dank U wel Heere, ik ben z'n eigen dochter dus ik kan het makkelijk geloven. Zou U nou ook nog anderen willen sturen die ervan getuigen? Dat is gebeurd, mensen uit Gouda, die ik helemaal niet kende. Nou, of ik daar troost uit gehad heb, dat begrijpt u wel."

Het eind van haar man kwam nog onverwachter, op een voorjaarszondag in '71. Net als anders had hij in zijn "kerkschrift" de tekst waarover gepreekt was genoteerd, met de punten. 's Morgens Hooglied 2 vers 11 en 12. De punten: De winter is voorbij, de lente is gekomen, de oogsttijd genaakt. Dezelfde dag blies hij zonder nog iets te zeggen de laatste adem uit.

Over z'n innerlijk was hij altijd gesloten geweest, maar z'n echtgenote mag vast geloven dat hij goed is afgereisd. „De oogsttijd genaakt, daar moet ik nog vaak aan denken."

Royaal
Na de dood van haar man wilde ze de winkel voorgoed sluiten. Het was de bakker van de overkant die haar tot andere gedachten bracht. Die was met het zesde kind z'n vrouw en 't kindje verloren en zei: Mevrouw Nadort, je moet gewoon doorgaan, dat is de beste medicijn. Ik denk: Die man spreekt uit ondervinding.

Woensdag is m'n man begraven, donderdag was het Hemelvaartsdag en vrijdag heb ik de winkel weer opengedaan. Ik heb het nog 23 jaar mogen doen en de Heere heeft al die tijd gezorgd. Maar nu kreeg ik last van m'n knieën. Daarin heb ik een aanwijzing gezien dat ik ermee moest stoppen."

De inventaris van het kapperswinkeltje gaat naar de Historische Vereniging Barendrecht. Die toonde al eerder interesse voor het antieke winkeltje, dat nooit is aangepast. „Daar hadden we gewoon het geld niet voor. We hebben er goed van kennen leven, maar niks meer. M'n man was erg royaal.

Na z'n dood hoorde ik van verschillende mensen dat hij ze nogal eens wat toe schoof, als ze in de problemen zaten. Ik moest zelf ook opletten dat ik niet zomaar zei dat ik wel een nieuwe jas kon gebruiken. Dan zou hij het geld aan de zaak onttrekken. Dat kan natuurlijk niet. Dan raakt heel je administratie in de war.

En m'n broer zat ermee, want die heeft altijd de boekhouding gedaan. Eerst voor m'n man en later voor mij. Ik schreef de inkomsten alleen maar in een boekje en aan het eind van de week telde ik alles op."

Oefenaars
In een gemiddelde week zette ze voor zo'n 750 gulden om. „Dat was natuurlijk niet allemaal verdienste. Op rookwaar zit niet zo veel winst. Maar al had ik maar zestig gulden per week bij m'n aow, dan voelt u toch wel dat ik me heel goed kon bedruipen. En ik heb het altijd met plezier gedaan, tot de laatste dag.

Daarom vind ik het zo raar dat ik er helemaal geen moeite mee heb gehad om de winkel te sluiten. Totaal niet. Ik ben er gewoon los van. Vervelen doe ik me geen moment. Ik heb nou veel meer tijd om te puzzelen. Dat doe ik graag. Net als haken. Ik ben al aan m'n zevende sprei bezig. En ik lees veel. Twee boekenbonnen heb ik al gebruikt. Daar heb ik die twee boeken over predikanten en oefenaars voor gekocht.

Veel van die mensen heb ik gekend. Woudwijk, Keesmaat, Ariese, Vergunst en een hoop van die ouwetjes meer. Onder het lezen komen veel herinneringen terug. Zo heb ik onder dominee Vergunst toch 's zo kostelijk mogen kerken. Onvergetelijk. Maar je kunt het daar later niet mee doen. Het is allemaal Gods werk en Hij moet het elke keer weer geven. Wij brengen het nooit verder dan zondige schepsels."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 november 1994

Terdege | 84 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 november 1994

Terdege | 84 Pagina's