Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STADHOUDER WILLEM II EN ZIJN TIJD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STADHOUDER WILLEM II EN ZIJN TIJD

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

27 Mei 1626—6 Nov. 1650

De heerszuchtige regenten hebben ons land grote schade berokkend door hun baatzucht en aan hen is de achteruitzetting van het Oranjehuis te wijten. De ondankbaarheid van 1650, de Actie van Seclusie, het Eeuwig Edict zijn zovele uitingen van hun anti-nationale instelling. De belangen van hun kliek domineerden. Daaraan werden de echte nationale belangen opgeofferd. Hoe waren ze tot die macht gekomen. De macht, de Souvereiniteit berustte vroeger bij de landsheer, bij de Graaf of Hertog. Reeds in die tijd waren de vroedschappen niet gemakkelijk te besturen en steeds zijn ze er op uit door het verwerven van nieuwe privelegies of door de uitbreiding van de bestaande hun macht uit te breiden. Tijdens de regering van Karei V en Filips II was de landvoogd en de stadhouder de vertegenwoordiger van de Souvereine macht.

In de eerste jaren van de oorlog tegen Spanje was Oranje de ruwaard, de plaatsvervanger van de Vorst. Maar van de gelegenheid, dat de Souvereine macht zich niet kan laten gelden maken de vertegenwoordigers van het Volk, de Staten maar al te grif gebruik om de souvereine rechten, bezit van de landsheer, tot zich te trekken, zoals dat tot uiting kwam in de eerste Statenvergadering te Dordrecht in 1572. Rechten en pregoratieven alleen de Landsheer toekomende eigenden zich de vertegenwoordigers van de Steden in Dordrecht zich toe. De Prins van Oranje heeft dat laten begaan, zeker heeft hij in de overtuiging geleefd dat alles slechts van tijdelijke aard zou zijn en dat de nodige eendracht geen verschil over souvereiniteit toeliet.

Bovendien was de verhouding tussen de Prins en de opgestane steden meer van vaderlijke dan van regerende aard. Allen zagen tot de Prins op en zo hij heerszuchtig was geweest, het ware hem gemakkelijk gevallen de Souvereiniteitsrechten in eigen hand te nemen. De tijden waren er echter niet naar om alles te regelen, later, wanneer alles meer een vaste vorm zou verkrijgen was het meer de tijd om zaken van souvereiniteit te regelen.

Dan komt de afzwering van Filips II. De zetel van de souvereiniteit is nu vacant doordat in feite het orgaan van de souvereine macht is uitgevallen.

De Prins van Oranje is nu waarnemend souverein. Maar die macht is door de Staten reeds aanzienlijk uitgehold en afgeknabbeld en wanneer dan met de Prins onderhandelingen worden gevoerd om hem met de grafelijke waardigheid te bekleden, dan is de souvereine macht, die men de Prins wil aanbieden slechts een schaduw van die uit de tijd der graven. Veel van die macht hebben de Staten aan zich getrokken. Voor invloed van het volk, van de burgerij, georganiseerd in zijn gilden en schutterijen is allerminst plaats. De Regenten der steden zijn reeds de dragers van het gezag geworden, die aan het volk niet de minste invloed willen gunnen op de regering. In enige tientallen jaren is de grond gelegd voor die familie-regeringen, die ons land zoveel kwaad hebben gedaan. En de burgers onder wie in hoofdzaak de Calvinisten werden gevonden lieten de aanmatiging van de Regenten begaan. Zij waren niet belust op macht. Het bezetten van ereposten verlokte hen niet. Zo ze slechts de Heere konden dienen naar Zijn Woord, zo waren ze tevreden. Een vrije kerk dat was hun ideaal. En was Oranje er niet? In hem zagen ze de Vorst, neen niet de Stadhouder, maar de Vorst bekleed met de macht. Als de Prins van Oranje door het moordend lood is geveld komt weer de Souvereiniteitskwestie op het tapijt. De zetel van de souvereine macht is bij vernieuwing vacant. De Souvereiniteit aan Maurits opdragen gaat niet, deze is daarvoor te jong. De Souvereiniteit uitoefenen uitsluitend door de Staten dat was voor die tijd, toen men het begrip Souvereiniteit anders niet kon denken dan gebonden aan een Vorst al te revolutionnair. Vandaar dat de Staten een nieuwe Souverein zochten en eindelijk deze waardigheid opdroegen aan de Koningin van Engeland. Ondertussen hadden de Regenten, het uitoefenen van souvereine rechten gewoon, geen lust om zich aan de vertegenwoordiger van Koningin Elisabeth, de Graaf van Leicester te onderwerpen en werd diens tweejarig verblijf in ons land een tijdperk van voortdurende twist over het uitoefenen van de regeringsmacht.

Na het vertrek van de Graaf van Leicester is er weer geen orgaan bij wie de souvereine macht berust, maar nu nemen de Staten van Holland onder leiding van de bekv/ame advocaat Oldenbarnevelt kort en goed het besluit om naar geen nieuwe Souverein meer uit te zien, maar trekken ze de Souvereiniteitsrechten aan zich. De vertegenwoordigers van het volk zijn de regering van het volk geworden. Geroepen om het volk te vertegenwoordigen bij de Regering hebben ze zich zelf geproclameerd tot de Regering van het volk*. Een onbloedige revolutie, maar niettemin een revolutionnaire daad in de volle betekenis van het woord. De Grafelijke zetel liet men vacant en de Staten-Generaal trok de Souvereine macht aan zich.

Dienaars waren Heren geworden. Volksvertegenwoordigers hadden zich geproclameerd tot de Souvereinen van het land. Maar de Souvereiniteitsbegeerte, plantte zich voort in lagere organen. Het gezag van de Staten-Generaal werd weldra niet erkend door de Staten van de verschillende Gemeenten. Inzonderheid de Staten van Holland wensten zich niet te onderwerpen aan het gezag van de Algemene Staten, daarin gevolgd door de regeringen van de steden, die alle gegeven Instructies op zij wisten te schuiven en zovele onafhankelijke staatjes vormden als er stemhebbende steden waren. De Souvereiniteit was op die wijze afgedaald van de Vorst, van de Graaf, over de Algemene Staten naar de Staten van de Gewesten om ten slotte in handen te komen van de Regenten van de Steden. De Regenten van de Steden waren de eigenlijke machthebbers. Zij toch vormden uit hun midden de Staten van het Gewest en door hen werden de Algemene Staten gekozen. De stedelijke Regenten gevoelden zich als de koningen van het land en weldra maakten ze zich schuldig aan het stellen van hun familiebelangen boven het landsbelang. De grond was gelegd voor de later zo beruchte familieregeringen. Dat alles was geschied buiten de burgers om, die verstoken waren van alle invloed op de Regering.

Een volkomen oligarchie was gevestigd. Een alleszins gebrekkige regering. De belangen van de familie, van de stad die men bestuurde bepaalden de houding ook in zaken van algemeen belang. Gelukkig werd die ongunstige staatkundige toestand getemperd door het heilzame gezag van de Stadhouder.

Een gezag dat niet voortsproot uit het ambt zelf. Daartoe was het ambt van de Stadhouder wat zijn bevoegdheden betrof te weinig omschreven en droeg het teveel het karakter van „dienaar" der Staten. Maar zo het gezag van de Stadhouder heilzaam genoemd mag worden zo sproot dat voort uit de luister van het geslacht door wie het uitgeoefend werd. Het Oranjehuis, een beroemd geslacht, omgeven door een nimbus van grote luister oefende juist daardoor in zijn kwaliteit van stadhouder een groter gezag uit dan welk stamhuis ook. Daarbij kwamen de persoonlijke eigenschappen van de Stadhouder, die niet nalieten het weinig ambtelijke gezag aanzienlijk te verhogen. De wijsheid en het doorzicht van Willem van Oranje, de persoonlijke dapperheid van Maurits en Frederik Hendrik vlochten om hen een krans van roem die niet naliet hun gezag en reputatie aanzienlijk te verhogen. En dan de niet hooggenoeg te schatten verdiensten in de zware krijg tegen Spanje. Daaruit alleen ontleenden de Stadhouders een groot gezag, zodat het volk zich gaarne aan hun leiding onderwierp tegen hen opzag als tegen de van God gegeven leiders om ons volk uit te leiden uit het Roomse en Spaanse diensthuis.

Oldenbarnevelt de bekwame regent wist na onzegbare worsteling door het tijdperk van verwarring en chaos heen te komen om het zo ontredderde gczagsapparaat enigszins te doen functionneren. Maar zij, de dienaar van de Staten van Holland werd de heerser over de gehele Republiek. Hij gaat dwars door alle bestuursverwikkelingen en gezagskwestie heen en regeert tenslotte alleen de Republiek. Hij doet en regelt feitelijk alles. De jonge Stadhouder Maurits laat hem begaan. De krijg tegen Spanje eist al zijn inspanning op. Zo krijgt Oldenbarnevelt bet gehele bestuursai araat in handen. In feite regeert hij als een dictator. Hij verenigde in zijn persoon alle regeringsfuncties. Hij was zowel Minister van Binnen-en Buitenlandse Zaken, als van Justitie, Financiën en Oorlog en Marine. De dienaar regeerde en bestuurde in feite alles, al zorgde hij er wel voor, dat de schijn bewaard bleef alsof de Staten het gezag uitoefenden. Door zijn krachtige persoonlijkheid kwam hij de moeilijkheden te boven en heeft hij de grondslag gelegd waarop later de Staten der Gewesten en de Regenten der steden een oligarchische regeringsvorm konden opbouwen. Een volkomen decentralisatie van de Regering waarbij de Regenten der Staten alle macht aan zich trokken en met hun verderfelijke familieregeringen tenslotte de ondergang van de Republiek hebben voorbereid.

Ze maakten misbruik van hun macht en sloten de burgerij van alle invloed op wetgeving en bestuur uit. De burgerij was aan hun macht en willekeur geheel overgeleverd waarvan de historie tal van gevallen weet aan te wijzen.

Ja, de Regenten schroomden niet om als in de dagen van Jan de Witt terreur en broodroof toe te passen en een geheel spionnagestelsel op te bouwen om de burgerij in toom te houden. En wat hun godsdienstige gezindheid aangaat? Over het algemeen moesten ze van het Calvinisme niets hebben. De „preciezen" in de leer werden door hen gehaat en menig trouw predikant ondervond hun felle tegenwerking.

Met de rechten van Gods Kerk hielden ze geen rekening. Integendeel over de Kerk wilden ze heersen en in de tijd van de Godsdiensttwisten trachtten ze in bond met de Remonstranten de Kerk te overheersen.

Libertijnen en vrijgeesten, maar vanwege hun leden van de Hervormde Kerk waren ze vijanden van de zuivere Gereformeerde leer. Door Maurits eerst en later door Frederik-Hendrik met voorzichtigheid teruggedrongen namen ze in de tijd van de jonge stadhouder Willem II hun kansen waar om hun particularisme veilig te stellen. In de strijd ontstaan naar aanleiding van het afdanken van het krijgsvolk in 1650 komen tweeërlei beginselen naar voren. Een staatkundig beginsel waarbij de Regenten de strijd voeren voor hun oligarchie en als echte vijanden van Oranje de stadhouder trachtten te vernederen en waarbij ze tegenover de centrale macht van de Staten-Generaal de strijd voeren voor hun gewestelijke en stedelijke souvereiniteit. Maar ook een andere tegenstelling, werd op de spits gedreven, een tegenstelling van godsdienstige aard. De Libertijnse Regenten tegenover het Gereformeerde volk, dat hoewel politiek onmondig van ganser harte zich schaarde achter de Prins van Oranje en de Algemene Staten.

De burgerij had niets te zeggen, daardoor konden ze zich in 1650 niet doen gelden en werden de beslissingen na de dood van Willem II genomen geheel in de geest van de Libertijnse Regenten. 1618 gaf de triomf van het echte nationaal beginsel. De Gereformeerde godsdienst tot godsdienst van de Staat verheven onder de krachtige leiding van Oranje.

Wat in 1618 en daarna geschiedde kan men noemen de overwinning van het nationaal beginsel, de Gereformeerde opvatting van het landsbestuur zegevierde en Oranje in de persoon van Maurits, oefende die macht uit, waarmede het eenvoudige volk hem zo gaarne bekleed zag.

Jammer, dat Maurits te weinig staatsman was om de kansen om een goed bestaan te vestigen te benutten en het streven van de Regenten voor goed de kop in te drukken. Zijn zoon Frederik Hendrik streefde heel voorzichtig in de richting van een krachtig centraal gezag, zo we in vorige artikelen zagen, maar hij heeft door de tegenstand der Regenten, vooral in zijn laatste levensjaren openbaar, zijn doel niet kunnen bereiken. Dan in 1650 door het ingrijpen van Stadhouder Willem II wordt aan de heerszucht van de Regenten een krachtig halt geboden. Het nationaal beginsel een krachtig centraal gezag onder leiding van Oranje zegeviert korte tijd. Maar dan valt de zware slag. Oranje sterft en nu trekken de Regenten weer de macht aan zich met verguizing van het Oranjehuis ten koste van het ware nationaal beginsel.

In 1650 gaat het echte nationaal beginsel ten onder. De Regenten en nu voor goed komen aan de macht. De ware Gereformeerde beginselen en het Oranjehuis worden op zij geschoven en een tijdperk wordt ingeluid waarin de Libertijnse Regenten een volkomen oligarchie stichten, die helaas niet meer door Oranje als in 1618 en 1650 kan worden doorbroken. Familiebelangen domineren boven de belangen van de Staat. Tenslotte gaat de Republiek ten onder aan het wanbeheer der Regenten.

Dat zijn gevolgen van de politiek der Libertijnse Regenten, waartegen Prins Willem II zo krachtig de strijd heeft aangebonden, tot wiens grote verdienste moet worden gerekend dat hij een krachtig centraal bestuur heeft willen vestigen onder leiding van Oranje overeenkomstig de wording van onze Staat in de godsdienstkrijg tegen Rome en Spanje.

MEVAH.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1950

Daniel | 12 Pagina's

STADHOUDER WILLEM II EN ZIJN TIJD

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1950

Daniel | 12 Pagina's