Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Jongelui!

Gideon 2.

In de dagen van Gideon was het met de kinderen Israël treurig gesteld. Zij deden dat kwaad was in de ogen des Heeren. Wij zouden hier een hele lijst van zonden op kunnen noemen aan de hand van al de geboden. Maar dan zouden deze artikelen uit gaan groeien tot een boek, en dat is de bedoeling niet. Ik zou echter onze jonge mensen willen zeggen: Ga je eigen leven eens na, aan de hand van de wet Gods. Want door de wet is de kennis der zonde. En zondekennis is vóór alle dingen nodig, wil genade voor mij en jullie betekenis krijgen.

Als je dan je leven gaat bezien in de spiegel van de wet, vergeet dan niet, om te vragen om de verlichting van de Heilige Geest. Want als we onszelf gaan toetsen, zonder de verlichtende werking van de Heilige Geest, dan lopen we gevaar dat we ons houden aan de letter der wet en meer niet. Dan zijn er verschillenden die er misschien nog aardig af komen. Want ik neem aan, dat er onder jullie zijn, die nog nooit een moord gedaan hebben, of een of andere misdaad hebben uitgevoerd. Je staat in je omgeving bekend als een nette jongen, als een net meisje. Je leeft, om het zo te zeggen, onberispelijk. Het is natuurlijk te prijzen in je, als je van een onbesproken levenswandel bent. Dat was de rijke jongeling ook. En de Bijbel zegt, dat de Heere Jezus hem zelfs beminde. Maar dit beminnen strekte zich niet verder uit dan zijn uiterlijk gedrag. Tenslotte ontbrak hem één ding. En dat ene ding was uiteindelijk alles. Toen de Heere de proef op de som nam, bleek dat ene ding „de liefde” te zijn. Want hij openbaarde het goud meer lief te hebben dan God. Daarom had hij ook zijn naaste niet lief. Want om alles aan de armen te geven, dat was van deze „goede jongen” te veel gevraagd.

Als we ons zelf mogen toetsen aan de geboden van God en onze ogen worden daarbij verlicht door de Heilige Geest, dan gaan we zien, hoe zwaar we schuldig staan, tegenover al de geboden. Dan zal een ieder moeten belijden: Ik heb tegen U, o Heere, zwaar en menigmaal misdreven. Zijn jullie zo ver al gekomen, in de stilte voor God, dat je dit Hem eerlijk zeggen moest? Ik mag deze vraag, zo tussen de regels door, toch wel aan jullie stellen, hè? Maak er ernst mee, jongens en meisjes, want jullie zijn nog Jong, maar dat duurt dikwijls maar zo kort.

God is van al het doen en laten van de mensen geen ledig Toeschouwer. Zo ondervonden het ook de kinderen Israëls. Want als ze niet leefden naar de wetten des Heeren, vertoonden zij daardoor de Heere. Hij gaf hen daarom over in de handen der Midianieten. Volgens vers 3 van hoofdstuk 6 kwamen daar ook nog bij, de Amelekieten en die van het oosten, waaronder we waarschijnlijk de Arabieren moeten verstaan.

Het staat er zo eigenaardig, dat ze overgegeven werden in de „handen” van de vijanden. Dit zullen jullie begrijpen als je weet, dat de kinderen Israëls tijden gekend hadden dat zij leefden uit de „hand” des Heeren. De „hand” des Heeren is een milde hand. „Milde handen en vriendelijke ogen; Zijn bij U van eeuwigheid.” Wat hadden ze het toen goed. Want de Heere ontsloot Zijn „hand”, ontfermend en milddadig, Opdat Zijn gunst al wat er leefde, verzadigde. Voor het volk nu, dat zich door de „goede hand Gods”, niet langer wilde laten regeren, ging de Heere nu „Zijn milde hand” toesluiten. Zijn milde hand werd dus nu een slaande hand. Want de handen van de Midianieten en de Amalekieten en die van het Oosten waren, waren geen gevende, maar nemende handen. Het waren rovershanden, het waren moordenaarshanden. Stel je voor: Zij kwamen jaar op jaar alles weghalen. „Als nu der Midianieten hand sterk werd over Israël, maakten zich de kinderen Israëls vanwege de Midianieten de holen, die in de bergen zijn, en de spelonken en de vestingen. Want het geschiedde als Israël gezaaid had, zo kwamen de Midianieten op, en de Amalekieten, en die van het oosten kwamen ook op tegen hen; en zij legerden zich tegen hen, en verdierven de opkomst des lands tot waar gij komt te Gaza, en zij lieten geen leeftocht over in Israël, noch klein vee, noch os, noch ezel. Want zij kwamen op met hun vee en hunne tenten; zij kwamen gelijk sprinkhanen in menigte, dat men hen en hun kamelen niet tellen kon; zij kwamen in het land om dat te verderven. Alzo werd Israël zeer verarmd, vanwege de Midianieten”.

Dit is toch duidelijke taal. De vijanden namen alles mee wat los en vast was. Zij waren even talrijk en vraatzuchtig als de sprinkhanen. Dat zal je toch maar gebeuren. De ouderen onder onze lezers kunnen zich daar nog wel enigszins een voorstelling van vormen, daar zij de duitse bezetting hebben meegemaakt. Als de Israëlieten gezaaid hadden en hoopten, hoopten! op een goede oogst, dan kwamen de vijanden weer opzetten. 7 jaren achter elkaar gebeurde dat. En dan moesten ze het voor hun ogen zien, dat die „gehate rovers” als meenamen. De Israëlieten probeerden daarom nog het een en ander weg te stoppen, in de holen, die er in de bergen waren en in de spelonken en in de vestingen. Wat doet een mens al niet, als het op eten aankomt. Want dat is een zeer belangrijk ding in het leven. Jullie leven in een tijd van overvloed. Alles wat je hart begeert aan eten, ligt binnen je bereik. Niemand behoeft ’s avonds met een lege maag naar bed.

Maar als dit nu eens wel het geval zou zijn, dan wordt ervaren, dat de honger een scherp zwaard is. Een mens doet dan alles wat hij kan, om aan het nodige te komen, wat tot onderhoud van zijn leven dienen kan.

Wij leven nu gelukkig (nog) niet in zulk een tijd. Niemand behoeft daarnaar te verlangen. Maar ik heb het woordje „nog” tussen haakjes gezet. Dat wil zeggen: Het is nu nog niet zo ver, maar het kan gauw gekomen zijn. We kunnen in korte tijd van de weelde in de armoede vervallen. En daar behoeft niet altijd een buitenlandse mogendheid voor in het geweer geroepen te worden. God heeft vele pijlen op Zijn boog. Hij kan een land en volk ook op andere manieren treffen, dan door ’svijands wreed geweld. De Heere kan dit generaal doen, maar ook particulier. Hij kan dit in het algemeen doen, maar ook persoonlijk. Ik schrijf dit zo, omdat de geschiedenis die we overdenken, ons moet gaan treffen. God kan en wil hem daarvoor gebruiken.

Hoe wordt dan Nederland getroffen door het feit dat het nog steeds geen regering heeft. Het is in de geschiedenis nog niet voorgekomen dat een kabinetsformatie zo lang geduurd heeft. Zou daar ook geen sprake Gods in zijn? Ik dacht het wel. We hebben heel veel „wijze mensen” tegenwoordig. Ze kunnen het, en dat is het toppunt van eigen-wijsheid, wel zonder Hem, zonder God. En nu vangt God de „wijzen’ ’in hun arglistigheid. Niemand weet meer hoe het moet, terwijl ze het allemaal zo „goed weten”, naar ze denken. Dat men ten deze de sprake Gods eens mocht verstaan en mocht gaan buigen voor Zijn aangezicht. Want indien men voortgaat met kwaad te doen, dan zal men omkomen.

God heeft meer pijlen op Zijn boog, zo schreven we. Wat denken jullie van de storm, die, nu ik schrijf, een week geleden gewoed heeft? Wat is er niet een grote schade door aangericht. De Heere deed Zijn wind uit Zijn schatkameren voortkomen en niets bleek er tegen bestand te zijn. Huizen, kassen, bomen en wat niet al, werden van de aarde weggeblazen. En wie geeft er nog acht op, dat „de hand des Heeren” dit doet? We hebben onze meetinstrumenten en spreken over windkracht 12. We zoeken alles te verklaren uit de natuurlijke verschijnselen, terwijl we God overal buiten hebben gezet. Dat is het verschrikkelijke! Het Godonterende, het Godslasterlijke!

Maar daar hoor je niemand over praten. Daar wordt in de kranten niet over geschreven. Men zoekt de zaak weer zo gauw mogelijk op te ruimen en alles weer te vergeten. We redden het wel weer.... en dan: Zonder Hem!

Zou God dit goed kunnen keuren? Ik dacht het niet. Op deze wijze wordt de Heere geprikkeld om nog meer te slaan. Het mag zelfs tot op zekere hoogte nog een voorrecht genoemd worden, dat de Heere nog slaat. Want als Hij dat niet meer deed, dan kon het nog erger zijn. Dan zou dit een bewijs zijn, dat men helemaal aan z’n lot werd overgelaten. En waar zou men dan terecht komen? Ik zou zeggen, vrienden, geven jullie eens acht op deze dingen. God spreekt ook door alles, wat er rondom ons gebeurt. Ook door datgene, wat er in ons eigen leven gebeurt.

Denkt daar maar eens over na. Een volgende keer komen we daar dan wel op terug.

Nog even een laatste herinnering aan ZATERDAG 28 APRIL.

Tot ziens, in Dordrecht!!!

Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's