Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leer en Leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leer en Leven

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(34.)

II. Het Wezen Gods. (f.)

Alleen uit de Heilige Schrift kan de Drieëenheid Gods bewezen worden en dat is voor ons ook voldoende. Zowel in het Oude als het Nieuwe Testament komt de Drievuldigheid in het Goddelijk Wezen duidelijk naar voren. Daar willen we in het bijzonder eens op letten. Allereerst dan: de Drieëenheid in het Oude Testament.

Het Oude Testament spreekt niet slechts van GOD in het algemeen, maar ook van de Zone Gods onder velerlei benamingen en van de Heilige Geest. Hoe verder de Goddelijke Openbaring voortschreed, des te meer kwam de in het Goddelijke Wezen bestaande persoonlijke Drieheid naar voren. Eerst met de menswording van de Zone Gods en bij de uitstorting des Heiligen Geestes geschiedde de volle openbaring der Drieëenheid.

In Gen. 1 : 1, de aanhef der Godsopenbaring, wordt van God in het algemeen gesproken. „In den beginne schiep God (Elohim) de hemel en de aarde". Maar in

VS. 2 wordt al dadelijk de Geest genoemd: De aarde nu was woest en ledig en duisternis was op de afgrond en de Geest Gods zweefde op de wateren." Daarop volgde het Goddelijke Spreken, een vooraanduiding van dat wezenlijke Woord, door Hetwelk alle dingen gemaakt zijn. (Joh. 1:3.)

In verband hiermede kunnen we tegelijk wijzen op Ps. 33 : 6: Door het WOORD des HEEREN zijn de hemelen gemaakt en door de GEEST Zijns monds al hun heir." Duidelijk worden de Drie Goddelijke Personen hier genoemd: et Woord, de Heere en de Geest. Ongetwijfeld heeft de dichter hier Gen. 1 voor ogen, waar de schepping als het werk Gods en Zijns Geestes en Zijns Woords wordt voorgesteld.

Niet minder van betekenis is cle aloude Godsnaam Elohim, welke in Gen. 1 : 1 in het meervoud voorkomt. En al is de Drieëenheid daaruit niet te bewijzen, toch wordt er in aangeduid, dat Gods eenheid geen eenzaamheid is. Dat blijkt al dadelijk in Gen. 1 : 28, als God met Zichzelven te rade gaat om het hoogste en heerlijkste van alle aardse wezens, de mens, te gaan scheppen. Dan luidt het: En God zeide: aat ONS mensen maken, naar ONS beeld, naar ONZE gelijkenis. Dit is niet de WIJ-vorm, de pluralis majestatus, zozeer geliefd bij koningen en vorsten, want deze spreekwijze was in de oudste tijd niet gangbaar. Ook was, het geen overleg met de engelen, zoals sommige Joodse uitleggers meenden, want dat waren zelf schepselen en de mens werd niet naar der engelen beeld geschapen. Naar Gods beeld schiep Hij hem. Zodat deze tekst heenwijst naar een meervoud van Personen in God.

De drievoudige zegening der priesters (Num. 6 : 24), het uitroepen van het driemaal „Heilig" door de serafim, de opperste troondienaren Gods (Jes. 6 : 3), het zijn alle merkwaardige aanduidingen van de drie Personen in het ene Wezen.

Ten overvloede verwijzen we nog naar de teksten: s. 45 : 8 en Ps. 110 : 1, waar duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen GOD en God de Heere en HEE-RE, de Eerste en Tweede Persoon van het Goddelijke Wezen.

De Drieëenheid in het Nieuwe Testament komt inzonderheid openbaar bij de doop van Jezus in de Jordaan (Matth. 3 : 16). De Vader spreekt uit de hemel; de Zoon werd gedoopt en de Heilige Geest daalde neder in de gedaante van een duif.

En was de leer, die Jezus verkondigde tijdens Zijn omwandeling op aarde, geen duidelijk getuigenis van het bestaan van de Vader en de H. Geest? Sprak Hij niet dikwijls van Zijn Vader en van Zichzelf als van de Zoon en van de H. Geest? En heeft Hij deze prediking niet bezegeld in de verordening van de doop, in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes?

Hieruit blijkt ook tevens, dat de H. Geest een Goddelijk Persoon is, want een handeling moet steeds in naam van een persoon geschieden. Zo zeker dus als de Vader en de Zoon Personen zijn, is het dan ook de Heilige Geest. Bovendien zien we hier, dat de Zoon en de H. Geest eenswezens zijn met cle Vader, want ze hebben eenzelfde rang en waardigheid. Hoewel onderscheiden van elkander, w T orden ze toch aan elkander gelijkgesteld.

Verschillende teksten uit het N.T. zouden nog te noemen zijn (o.a. 1 Cor. 12 : 4, 5 en 6; 2 Cor. 13 : 13; 1 Petr. 1:2; Openb. 1 : 4, 5), doch we willen alleen nog wijzen op 1 Joh. 5 : 7, waar geschreven staat: Want drie zijn er, die getuigen in de hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest en deze drie zijn een."

De Vader getuigde van Christus door stemmen uit de hemjel (Matth. 3 : 17, 17 : 5, Joh. 12 : 28.) De Zoon, het zelfstandige Woord getuigt van Zichzelf (Joh. 8 : 18) en aangaande de H. Geest zeide Hij: Die zal van Mij getuigen!" (Joh. 15 : 26.) Deze drie Personen zijn één in Wezen, één God en daarom is hun getuigenis ook één, het is een Goddelijk getuigenis (1 Joh. 5 : 9) en daar mogen we niet aan twijfelen. En al gaat het ons menselijk begrip te boven, nochtans geloven we het getuigenis der Heilige Schrift, omtrent de Heilige Drieëenheid, want het is de grondzuil van het ware Christendom.

J. KRAMP.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1951

Daniel | 12 Pagina's

Leer en Leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1951

Daniel | 12 Pagina's