Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zondagsheiliging: gebod of traditie? 1.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zondagsheiliging: gebod of traditie? 1.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het dient onder ons gebruikelijk te zijn om op de zondag tot de gemeente Gods te komen, Gods Woord te horen, de sakramenten te gebruiken, God de Heere openlijk aan te roepen en de armen Christelijke handreiking te doen (Zondag 38 Heidelbergse Catechismus). Zogenaamde niet noodzakelijke zondagsarbeid wijzen wij af. De Vereniging voor Zondagsrust en Zondagsheiliging dragen wij anderzijds een goed hart toe.

De vraag kan evenwel gesteld worden: Is deze Zondagsrust en Zondagsheiliging nu eigenlijk een louter menselijke traditie of een instelling van God?

Het is een goede zaak in de Kerken van de Reformatie zich voortdurend te bezinnen op het geestelijke erfgoed dat ons is overgeleverd. We hebben van de Rooms Katholieke Kerk, waaruit wij historisch gezien voortgekomen zijn, geleerd hoe het niet moet: nl. de traditie te stellen boven het levende Woord van God. Het Woord moet altijd de doorslag geven. Daarom moeten wij ons ook van de zondagsrust en de zondagsheiliging tegenover dat Woord rekenschap kunnen geven. Wat naar het Woord niet is, zal geen dageraad hebben.

Nu kan de bezinning op de traditie van binnenuit opkomen, dus uit het midden van onze eigen Kerken. Tot die bezinning kunnen wij ook gedrongen worden door konfrontatie met bepaalde theorieën van buitenaf, in dit geval van buiten ons eigen kerkverband.

Niet lang geleden verscheen het boekje „Gij geheel anders” van de hand van ds. M. R. van den Berg. De uitgever is Buijten en Schipperheijn te Amsterdam. De ondertitel luidt: Bijbelse richtlijnen voor een christelijk leven. Men zou het geschrift als een stuk bezinning op de levensheiliging kunnen beschouwen.

Aangezien de schrijver Nederlands Gereformeerd predikant is, trekt dit boekje uiteraard onze aandacht. Wij zijn allemaal op de hoogte van de kontakten die gelegd zijn tussen de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Nederlands Gereformeerde Kerken. Sommige van deze kontakten zijn zelfs zeer intensief, hoewel nog steeds niet talrijk. De publikaties van Nederlands Gereformeerde predikanten bieden goede gelegenheid om de geestelijke atmosfeer in deze Kerken waar te nemen.

Naar aanleiding van een bespreking in het Friesch Dagblad van donderdag 21 april 1983 kwam het boekje „Gij geheel anders” onder de aandacht. Boven dit artikel stond geschreven: Zondagsrust, geen Goddelijk gebod. Uiteraard heeft een dergelijke „kop” onze belangstelling. Niet alleen omdat de naam van een Nederlands Gereformeerde predikant wordt genoemd, maar vooral vanwege het feit dat wij in onze Kerken altijd gemeend hebben dat dit wél zo is: De zondagsrust is een Goddelijk gebod. Zie Dordtse Kerkorde, art. 67: „De Kerken zullen de Dag des Heeren heiligen naar Gods Wet”. Vandaar ook deze bespreking in Bewaar het Pand op verzoek van ds. G. Blom.

Om ds. M. R. van den Berg, Nederlands Gereformeerd predikant te Groningen, beter te verstaan zullen wij eersteen duidelijke samenvatting proberen te geven van zijn gedachten over zondagsrust en zondagsheiliging. We zullen trachten de milde toon te bewaren omdat we geen behoefte hebben aan de herhaling van een dikwijls vleselijke, theologische strijd die reeds in de 17e eeuw in de Gereformeerde Kerken vele gemoederen verhitte. Met het bekende gevolg: hete hoofden en koude harten. Hoewel de Utrechtse hoogleraar Gijsbertus Voetius op deze regel een weldadige uitzondering vormde. Hij heeft zich diepgaand en op een geestelijk evenwichtige wijze op de zondagsrust en zondagsheiliging bezonnen en daarvan rekenschap gegeven. We hopen hem ook in deze artikelen aan het woord te laten komen.

Nu dan eerst ds. M. R. van den Berg.

In de behandeling van het 4e gebod van de zgn. Tien Woorden schrijft hij allereerst over de betekenis van de sabbat voor het volk Israël. Het 4e gebod luidt: Gedenkt de sabbatdag dat gij die heiligt. Wat was nu de zin van dit gebod?

De sabbat is volgens de schrijver de verlovingsring die Jahweh aan Israël, Zijn volk heeft gegeven. Het is het teken van het verbond dat Hij met Israël sloot bij de Sinaï. (Ex. 31 :12-17). Door het onderhouden van die sabbatten moest Israël leren om op de HEERE te vertrouwen. Er mocht niet gewerkt worden. Het voortbestaan van het volk was immers niet afhankelijk van eigen inspanning. Daarom was ontspanning op die dag geboden. Jahweh stond erop dat die dag geheiligd werd. Van die rustdag een werkdag maken, betekende Jahweh Zelf verwerpen. Op het overtreden van het sabbatsgebod stonden dan ook zware straffen.

In Christus’ dagen was de bedoeling van de sabbat onherkenbaar verminkt. De dag had een uitgesproken wettisch karakter gekregen. In plaats van een dag van „blijde ontspanning” was een dag gekomen „vol krampachtigheid”.

Helaas moet ds. van den Berg konstateren dat voor heel veel mensen de zondag in de plaats van de sabbat is gekomen.

„Gedenkt de sabbat betekent voor hen: gedenkt de zondag”. Vooral in het verleden werd de (christelijke) zondag omgeven door een netwerk van ongeschreven geboden en verboden. Net als in Jezus’ tijd de rabbijnen deden. De moraal van deze krampachtigheid ligt dus in de identifikatie ^gelijkstelling) van de christelijke zondag met de Joodse sabbat. De christelijke zondag kreeg dus het karakter van een Oudtestamentische sabbat, dikwijls zelfs van een rabbijnse sabbat.

De schrift zelf geeft daar echter geen aanleiding toe. Nergens in het Nieuwe Testament kunnen we lezen dat de zondag in de plaats van de sabbat is gekomen. Zoals bijv. de gedachten dat de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen. De doop is de „besnijdenis van Christus” (Koll. 2:11) maar de zondag is niet de „sabbat van Christus”. In het Nieuwe Testament bestaan er geen aparte dagen meer. Alle oudtestamentische vierdagen zijn dus als „schaduwen” voorbijgegaan. Ds. van den Berg beroept zich hiervoor op Rom. 14 : 5 waar Paulus schrijft: „De een acht wel de ene dag boven de andere dag; maar de ander acht al de dagen gelijk. Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd”. De afschaffing van de sabbat dienen wij in hetzelfde licht te zien als de afschaffing van het verbod om varkensvlees te eten. Deze Mozaïsche geboden en verboden waren van voorbijgaande aard. En „inzake eten en drinken en onderhouden van dagen mag men elkaar als christenen niet veroordelen”.

Met een beroep op Koll. 2 : 16 e.v. „Dat dan niemand u oodele in spijs of drank — of in het stuk der sabbatten”, verdedigt hij de stelling dat daarmee alle onderscheidingen tussen de dagen is weggevallen. Voor de christenen afkomstig uit de heidenen zijn alle dagen gelijk. Op p. 49 schrijft hij: „Maar de christenen uit de heidenen onderhielden (itt de christenen uit de Joden, v.d. M.) de sabbat niet. Zij hadden ’s zaterdags geen vrije dag. Zij werkten dan gewoon door evenals op de zondag. We vinden nergens in of buiten de Bijbel ook maar de geringste aanwijzing dat zij op zondag niet werkten”.

Waarom werd de sabbat dan niet meer gehouden? Omdat in Christus de sabbat is vervuld. Met Hem is de rust gekomen die door de sabbat schaduwachtig werd afge- beeld. De sabbat is een schaduw van de toekomende dingen, „maar het lichaam is van Christus”. Koll. 2 : 17.

In Christus is de sabbat vervuld. „De sabbat was een rustdag. Deze dag sprak van de rust die weggelegd is voor het volk van God” (Hebr. 4 : 9-11).

Maar: „Christus is gekomen. Hij zei: Kom tot Mij en Ik zal u rust geven. Door Hem is nu elke dag een rustdag en mag elke dag in het teken staan van de eeuwige sabbat. Dit onderwijs geldt ook voor ons. De betekenis van het sabbatsgebod is voor ons dat wij niet op onze eigen inspanning en voorzorg moeten vertrouwen, maar op God”. In Matth. 6 : 25-34 geeft de Here Jezus de nieuwtestamentische vorm van het sabbatsgebod: Zijt niet bezorgd.

Intussen rijst dan natuurlijk wel de vraag: hoe is dan de zondag als verplichte rustdag ontstaan? Immers alle dagen waren toch gelijk geworden? Er behoefde toch geen dag voor toewijding aan de dienst van God apart gesteld te worden?

Naar het oordeel van ds. M. R. van den Berg kende de nieuwtestamentische gemeente geen verplichte rust op de zondag. De christenen uit de Joden werkten op zondag maar onderhielden nog steeds de sabbat. De christenen uit de heidenen werkten zowel zaterdags als zondags door. „We vinden nergens in of buiten de Bijbel ook maar de geringste aanwijzing dat zij op zondag niet werkten”.

Nu lezen wij in Hand. 20 : 7 wel van een samenkomen van Paulus met de discipelen in Troas om brood te breken op de „eerste dag van der week” (=zondag). Daaruit mag men, volgens ds. van den Berg, echter niet konkluderen dat deze „eerste dag der week” een verplichte rustdag was. Het ging hier om een ávondvergadering. „Men kwam bijeen nadat het werk van die dag erop zat”.

Bovendien hadden de nieuwtestamentische gemeenten naast de samenkomst op de zondag, samenkomstem op de andere dagen van de week. Wel concentreerden zich die samenkomsten ±100 na Christus op „de Dag des Heere”. Maar: „nog steeds is die zondag, die dag van de Heer, een gewone werkdag, precies zoals de maandag en de dinsdag”. Wanneer is dan die zondag een speciale rustdag geworden? Volgens de schrijver is er pas een verandering opgetreden tijdens de regering van de eerste christen-keizer Con- stantijn de Grote. Hij maakte de zondag tot een wettelijk verplichte rustdag. Werken op zondag werd bij de Wet verboden in het jaar 321 na Christus.

Konklusie: „Het verbod van zondagsarbeid is dus geen gebod van God, maar een keizerlijk edict”.

Indien wij ervan uitgaan dat het verbod van zondagsarbeid een gebod van God is geweest, dan zouden de christenen uit de tijd van het Nieuwe Testament en de eerste drie eeuwen van onze jaartelling „permanent gezondigd” hebben.

Ds. van den Berg rondt zijn overwegingen over het vierde gebod dan als volgt af: De zondagsheiliging is een goede traditie. Het is geen goddelijk bevel maar een menselijke traditie. Deze traditionele zondagsheiliging moeten wij echter, hoewel ze een louter menselijke instelling is, niet zondermeer prijsgeven. Maar mochten de tijden veranderen, waarin de zondag geen algemene vrije dag meer is, en wij geven de zondag prijs, dan „behoeven wij niet te denken dat een gebod van God met de voeten getreden wordt”.

De schrijver denkt hierbij aan de invoering van de zgn. glijdende werkweek, waarin zondagsarbeid z.i. onontkoombaar is.

Hoe moet het dan met de zondagse erediensten, de concentratie op het Woord Gods, de sakramenten, de openlijke aanroeping van God en de christelijke handreiking aan de armen? In zijn antwoord op deze vraag beroept ds. van den Berg zich op de situatie waarin naar zijn oordeel ook het nieuwtestamentische christenen en de christelijke kerk van de eerste drie eeuwen verkeerde: gewoon werken op zondag en intussen zoeken naar andere mogelijkheden. Eventueel op andere dagen dan de zondag samenkomen en ons als gemeente concentreren op de Schrift. Tot zover de samenvatting van de overwegingen van ds. van den Berg.

Intussen zijn er bij de lezers van dit artikel ongetwijfeld vragen gerezen. In elk geval wel bij ondergetekende. In een volgend artikel wil hij trachten die vragen te formuleren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Zondagsheiliging: gebod of traditie? 1.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's