Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JEZUS ALS DE ENIGE EN VOLKOMEN ZALIGMAKER. I.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JEZUS ALS DE ENIGE EN VOLKOMEN ZALIGMAKER. I.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zondag 11.

In Hebreen 7 zegt de apostel van Christus, dat Hij volkomen kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan. Dat doet Hij als de grote Hogepriester, Die door de hogepriesters uit het geslacht van Aaron is afgeschaduwd. Die priesters uit het geslacht van Aaron waren maar flauwe schaduwbeelden van Hem. De apostel heeft dat de Hebreeën duidelijk aangetoond, als hij erop gewezen heeft, dat zij ook maar zondige mensen waren, die niet alleen voor de zonden van het volk, maar ook voor hun eigen zonden moesten offeren. Maar daarbij werden zij ook door de dood verhinderd om hogepriester te blijven. „Maar Deze", zo zegt de apostel in het 24ste vers, „omdat Hij in eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk priesterschap." En dan laat hij daarop volgen: „Waarom Hij ook volkomen kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden."

Bij de priesters uit het geslacht van Aaron volgde de één de ander op. Als er een priester gestorven was, kwam er weer een andere priester in zijn plaats. Op het moment dus dat de hogepriester stierf, was het volk zonder hogepriester. De ledige plaats moest weer door een ander worden vervuld.

Maar zou Gods volk één ogenblik zonder Hogepriester kunnen zijn ? Neen, geen ogenblik kan Gods volk die grote Hogepriester ontberen. Als er een ogenblik was waarin deze Hogepriester wegviel en Zijn werk niet deed, dan was het voor de kerk een verloren zaak. De kerk heeft een Hogepriester nodig. Wiens voorbede onophoudelijk doorgaat; zonder tussenpozen. En daarom zegt de apostel, dat Hij volkomen kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Door Hem kan men dus tot God gaan. Door Hem kan men weer met God verzoend worden en van schuld en straf bevrijd. Zijn offerande is van zulk een waarde, dat daardoor al de ongerechtigheid Zijns volks is weggenomen. Zijn offerande heeft een eeuwige waarde en op grond daarvan is Hij ingegaan in het binnenste heiligdom des hemels.

En daar leeft Hij nu altijd om voor Zijn volk te bidden. Hij leeft dus altijd. In de wereld was Hij een sterfelijk leven onderworpen, maar opgestaan zijnde uit de dood, heeft de dood over Hem geen macht meer. Van welk een betekenis is dit voor Zijn kerk, zoals Hij ook Johannes in zijn verdrukking en beproeving op Patmos heeft doen weten, als Hij Zijn rechterhand op hem heeft gelegd en tot Hem heeft gezegd: „Vreest niet. Ik ben de Eerste en de Laatste, en Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie. Ik ben levend in alle eeuwigheid." Hij is dus een volkomen Zalig maker. Hij heeft Zijn werk gedaan in de staat van Zijn diepe vernedering, als Hij de zaligheid voor Zijn kerk heeft verdiend, maar Zijn werk gaat nog door in de staat van Zijn verhoging, als Hij de zaligheid de Zijnen ook toepast en deelachtig maakt. Zulk een Zaligmaker heeft een schuldig mens nodig, die zich door de zonde voor eeuwig van Gods gemeenschap gescheiden ziet en die uit zichzelf niet meer tot God kan gaan. Jezus is de Zaligmaker, Die de zondaar weer tot God brengt en in Zijn zalige gemeenschap herstelt. Én zo is in Hem de weg geopend, waardoor men weer tot God kan gaan. Hoe noodzakelijk is het toch, om Hem als zulk een volkomen Zaligmaker te leren kennen ! Buiten het toepassend werk van die Middelaar krijgen we geen deel aan de zaligheid die Hij verworven heeft. Velen hebben genoeg aan de wetenschap dat Jezus de zaligheid heeft verdiend. Een Jezus Die de zaligheid ook toepast, heeft men niet nodig. Men eigent zichzelf de door Hem verworven zaligheid toe met een beredeneerd geloof. Die echter waarUjk een Zaligmaker nodig krijgen, kunnen zichzelf de z.aligheid zomaar niet toeëigenen. Al waren er duizend zaligmakers, die de zaligheid hadden verdiend, ze zouden er voor eeuwig mee verloren moeten gaan, als de zaligheid ze ook niet geschonken werd. Zulke mensen zijn toch wel arme sukkelaars ? Ge moet u eens indenken, dat er zulk een Zaligmaker in de wereld is gekomen. Die zulk een groot werk gedaan heeft tot verlossing van zondaren, en dat men nu toch maar zo schuchter van verre blijft staan, zonder zich te verblijden over zulk een zaligheid als door Jezus is verworven ! Maar voor zulke mensen is nu toch juist die Zaligmaker gekomen. Niet dus voor mensen die zichzelf de zaligheid maar toeëigenen en die geen Goddelijke toerekening of toepassing nodig hebben. Voor zulke mensen kan Jezus geen volkomen Zaligmaker zijn. Maar wel voor mensen die het op een pijnlijke wijze moeten ervaren dat zij door de zonde zo diep ellendig zijn geworden, dat zij geen stap tot hun zaligheid meer kunnen doen. Voor zulke kreupele Mefiboseths is Jezus een volkomen Zaligmaker.

Dat zal Hij ze doen ervaren tot het einde van hun leven toe. Ook al mogen zij weten dat ze door Hem verlost zijn van het hoogste kwaad en gebracht zijn tot het hoogste goed, ze zondigen zichzelf iedere keer weer buiten de zaligheid. En uit zichzelf kunnen ze dan weer niet tot de zaligheid komen en gelovig delen in de door Christus verworven zaligheid. Maar daarom wijst de apostel ook op de betekenis van Zijn altijd doorgaande voorbede voor de Zijnen. Hij leeft altijd om voor hen te bidden. En zo is Hij een volkomen Zaligmaker. Zo wordt Hij als de enige en volkomen Zaligmaker door de Zijnen gekend, zoals we nu zouden willen gaan beluisteren aan de hand van de 11e zondagsafdeling van onze Heidelbergse Catechismus, die aan de orde van behandeling is.

Zondag 11.

Daar wordt gevraagd:

Vraag 29:

Waarom wordt de Zone Gods, Jezus, dat is Zaligmaker genoemd ?

Antwoord:

Omdat Hy ons zalig maakt en van al onze zonden verlost; daarbenevens, dat bij niemand anders enige zaligheid te zoeken of te vinden is.

Vraag 30:

Geloven dan die ook aan de enige Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en welvaart by de heiligen, by zichzelven of ergens elders zoeken?

Antwoord:

Neen zy; maar zij verloochenen met der daad de enige Zaligmaker Jezus, ofschoon zy Hem met de mond roemen; want van tweeën één: of Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, of die deze Zaligmaker met een waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben, wat tot hun zaligheid van node is.

In deze zondagsafdeling wordt dus gesproken over: Jezus als de enige en volkomen Zaligmaker.

En dan hebben we te zien:

1. Hoe de zaligheid in Hem wordt aangewezen.

2. Buiten Hem wordt afgesneden.

3. In Hem wordt gevonden.

Zoals zondag 8 ons al heeft doen weten, spreken de twaalf geloofsartikelen van God de Vader en onze schepping, van God de Zoon en onze verlossing en van God de Heilige Geest en onze heiligmaking. De vorige zondagen nu hebben onze aandacht met het eerste gedeelte beziggehouden, want die zondagen hebben ons gewezen op de betekenis van het werk der schepping en van dat der voorzienigheid.

Nu zijn we dus gekomen tot het tweede gedeelte van onze twaalf geloofsartikelen. Pat is dus het gedeelte waarin van het geloof beleden wordt, in God de Zoon en onze verlossing. Allereerst nu worden we bepaald bij de betekenis van de namen die de Middelaar draagt. In onze twaalf artikelen belijden we immers: - „En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere." De eerste naam waarmede Hij dus genoemd wordt, ' is de naam Jezus. Deze naam is de persoonsnaam of de eigennaam des Middelaars. Met die naam Jezus stond Hij dus onder het volk bekend. In de Schrift draagt Hij nog vele andere namen. In Jesaja 9:5 lezen we: „en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid. Vredevorst." Daar worden dus in één tekst wel vijf namen aan de Middelaar gegeven. En zo kunnen we verder in de Schrift nog vele andere namen vinden, waarmede de Middelaar in de dierbaarheid-van Zijn Persoon en werk wordt aangewezen. Vele zinnebeeldige benamingen brengen de voortreffelijkheid van Zijn Middelaarsbediening tot uitdrukking, als Hij bijvoorbeeld wordt genoemd: het Licht, de Zon der gerechtigheid, het Brood des levens en de Heelmeester. De meest gewone namen van de Middelaar zijn echter de namen Jezus en Christus. Jezus is een Hebreeuwse naam en Christus is een Griekse naam. Zo is Hij daarin ook als de Zaligmaker van Joden en heidenen aangewezen.

In Mattheüs 1 lezen we dat door de engel tot Jozef is gezegd, dat Maria een Zoon zou baren en dat men Zijn naam zou heten Jezus, ' want Hij zou Zijn volk zalig maken van hun zonden. En dan worden we er daar ook op gewezen dat dit voorzegd was door de profeet in die bekende woorden: „Ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een zoon baren, en Zijn Naam Immanuël heten." De naam Immanuël betekent: God met ons. Diezelfde betekenis ligt ook in de naam Jezus, want Jezus betekent Zaligmaker. En zaligmaken is verlossen van het hoogste kwaad en brengen tot het hoogste goed. Dat hoogste goed is de gemeenschap Gods die we door de zonde moeten derven. Jezus nu brengt tot dat hoogste goed en alzo is Hij Immanuël: God met ons. Wat door de engel tot Jozef werd gezegd, was dus niet in strijd met de belofte Gods uit Jesaja 9. Bij de besnijdenis is Hem dan ook de naam Jezus gegeven, zoals Hij genaamd was van de engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was.

De naam Jezus kwam onder de Joden veelvuldig voor. Zo had de naam Jozua dezelfde betekenis als de naam Jezus. En die naam werd door velen gedragen. Als de ark des Heeren terugkeerde uit het land der Filistijnen, hield de wagen stil op de akker van Jozua de Beth- Semiet. Maar verder zijn er ook twee Jözua's geweest, die niet alleen die naam hebben gedragen, maar öok typen of voorbeelden van de Middelaar waren. Jozua de zoon van Nun, de opvolger van Mozes, heeft het volk in de rust van het aardse Kanaan gebracht, wat Mozes niet heeft mogen doen. Mozes had de Heere tot toorn verwekt door op de steenrots te slaan in plaats van tot de steenrots te spreken. Hij mocht daarom Kanaan niet ingaan. Maar dit moest ook weer zo geschieden. Duidelijk werd erin voorgesteld, dat de wet ons

nooit tot de ware rust der ziel zal kunnen brengen. Daar hebben we Jezus als de meerdere Jozua toe nodig. Hij doet Zijn volk de rust der ziel op aarde vinden door het gelioof in Hem en in Zijn volbracht Middelaarswerk en Hij brengt ook Zijn volk tot de eeuwige rust in het hemelse Kanaan.

Jozua de hogepriester, die wij kennen uit de tijd na de Babylonische ballingschap, was ook een type van de Middelaar. Hij stond met vuile klederen voor Gods Aangezicht, zoals we in Zacharia 3 beschreven kunnen vinden. Als hogepriester was hij vertegenwoordiger van het volk. Het volk had het diep verzondigd en was alzo met vuile klederen bekleed. Maar het volk had onder de leiding van Jozua uit Babel weer mogen terugkeren. God had naar de zonden niet wille a handelen en met het ganse volk geen voleinding willen maken. Satan stelde zich daarom echter aan Jozua's rechterhand om zich te beroepen op de rechtvaardigheid Gods, daar God toch als een rechtvaardig God de zonden straffen moet. Maar satan werd door de Heere gescholden en de vuile klederen werden Jozua uitgedaan en hem werden wisselklederen aangedaan. Uit dat schuldige volk moest de Christus nog voortkomen. Hij zou de schuld van Zijn volk eenmaal wegdragen, zoals tot Jozua werd gezegd. Daarom had onder de leiding van Jozua het volk uit Babel mogen terugkeren. Een duidelijke heenwijzing lag daarin naar de meerdere Jozua, Die Zijn volk verlost uit het Babel der zonde.

De Middelaar draagt de naam Jezus dan ook in geheel enige zin. De beide Jozua's die we nu zoeven genoemd hebben, hebben hun naam van mensen ontvangen, al geschiedde dat wel onder Gods voorzienig beleid, daar zij ook de Middelaar moesten afschaduwen. De Middelaar is echter rechtstreeks op Goddelijk bevel met die naam genoemd. Hij schenkt Zijn volk geen uitwendig heil, zoals die beide Jozua's als middel in Gods hand daartoe gebruikt werden, maar Hij schenkt Zijn volk een geestelijk heil. Hij is de ware, enige en volkomen Zaligmaker, Die de zaligheid voor Zijn volk heeft verdiend en die ook Zijn volk de zaligheid deelachtig maakt.

Niemand betaamt het dan ook nog om zich met die naam Jezus te noemen. De Jezuïten noemen zich naar de naam Jezus, maar kenmerken daarmee zichzelf als loochenaars van de enige Zaligmaker, daar zij zich die naam godslasterlijk toegeëigend hebben, omdat zij ook denken mee te doen in het zaligmakend werk. Ten tijde van Jezus en van de apostelen waren er nog meer personen die de naam Jezus droegen, zoals blijkt uit Colossenzen 4 : 11, waar we lezen van een Jezus of Justus. Thans betaamt het niemand meer om zich met die naam te noemen. In de tijd der reformatie werd dan ook bepaald om geen kinderen meer te dopen met deze naam.

De Middelaar heeft die naam zomaar niet gedragen als een onderscheidingsteken, maar als Hem de naam Jezus werd gegeven, werd daarmee precies gezegd wie Hij in Zijn Persoon zou zijn. Het is door de engel immers tot Jozef - gezegd, dat Hij die naam Jezus zou dragen, omdat Hij Zijn volk zou zalig maken van hun zonden. En als hier dan ook in deze zondagsafdeling wordt gevraagd, waarom Hij Jezus, dat is Zaligmaker wordt genoemd, dan is het antwoord op die vraag: „Omdat Hij ons zalig maakt en van al onze zonden verlost."

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's

JEZUS ALS DE ENIGE EN VOLKOMEN ZALIGMAKER. I.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's