Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het aanspreken van de overledene  in de rouwdienst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het aanspreken van de overledene in de rouwdienst

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

KLEINE KRONIEK

(^Tn De Wekker worden in een artikelen- '^y serie verschillende aspecten behandeld van het omgaan met rouw. Zo schriffl: ds. J. Jonkman over rouwadvertenties en ds. G. van Roekei over begrafenistoespraken. Laatstgenoemde maakt meer dan eens mee dat tijdens een rouwdienst het woord rechtstreeks tot de overledene wordt gericht. Wat daarvan te denken?

„De eerste keer dat ik er mee in aanraking kwam staat me nog helder voor de geest. Het was in een kerk in het westen van het land. Een kleine famihe was met een groot aantal belangstellenden bijeengekomen in een dienst van Woord en gebed in verband met de begrafenis van een man, vader, collega, vriend en broeder.

Aan het einde van de dienst zou één van de kinderen een dankwoord spreken. Maar voordat de zoon de aanwezigen bedankte voor hun meeleven en hun aanwezigheid hield hij eerst een toespraak tot zijn overleden vader. Let wel, niet alleen een toespraak over zijn vader, maar ook tot zijn vader. In deze toespraak sprak hij openhartig en emotioneel over de moeizame relatie van vader en zoon, over de verwijdering die er tussen hen kwam en die - ondanks verschillende pogingen tot herstel - niet te overbruggen bleek. En ondertussen gebruikte hij verschillende keren directe uitdrukkingen als „beste pa".

Ik vond het meemaken van deze toespraak gênant en kreeg het er koud van. Gênant, omdat de aanwezigen op deze manier deelgenoot gemaakt werden van alle strubbeüngen tussen een vader en zijn zoon. Ik had nota bene de vader slechts één keer ontmoet en de zoon nog nooit. Maar na deze toespraak wist ik meer over hun relatie dan over allerlei ouder-kind verhoudingen in mijn directe omgeving. Dus drong de vraag zich op: waarom zo'n pubüek gesprek met een overledene?

Daarnaast kreeg ik het koud. Heel koud. Want deze toespraak stond haaks op datgene wat in de preek vanuit Gods Woord was gezegd. De zoon suggereerde dat overledenen na hun heengaan nog contact hebben met de nabestaanden op aarde. Maar in de Woordverkondiging was juist onderstreept dat wie in geloof sterven na hun heengaan mogen delen in de volkomen zahgheid. Sterven is voor hen erven. En dat eeuwige leven is geen voortzetting van de aardse verhoudingen maar een nieuw leven, waarin alles vol is van God en Zijn heil.

Steeds vaker

Later maakte ik het nog verschillende keren mee dat in de rouwdienst de overledene direct werd aangesproken, ook in rouwdiensten van Chr. Ger. Kerken. Ik heb zelfs de indruk dat het de laatste jaren in toenemende mate voorkomt. Soms is dit aanspreken nog omgeven door bepaalde twijfels („als u ons hoort"), maar vaak ook niet. Men gaat er gewoon van uit dat overledenen kunnen horen. En in de meeste gevallen - zo maakte ik op uit gesprekken met anderen - ervaren de aanwezigen dat helemaal niet als een vreemd element in de rouwdienst. Het lijkt er veel meer op dat ze zulke momenten als bijzonder ontroerend ervaren.

Gevoelens

De achtergrond voor dit aanspreken van een overledene zoek ik vooral in de toenemende praktijk om de gevoelens, die verbonden zijn aan het verlies van een geUefde, een plaats te geven in de rouwverwerking. Vroeger was dat veel minder het geval. Emoties waren - zeker in het openbaar - taboe. In onze tijd is er veel meer ruimte gekomen voor deze gevoelens en dat bÜjkt dan ook duidehjk in de manier waarop mensen rouw verwerken.

Daar is op zich ook niets op tegen. Het hjkt me zelfs een ontwikkehng die bijbels verantwoord is. Want in de Heilige Schrift is rouwverwerking geen steriel gebeuren. Het verdriet, de leegte en (soms) de ontsteltenis, die het heengaan van een geUefde voor de nabestaanden met zich meebrengt, worden in de Schrift volop geuit. Lees hoe David reageert op het overHjden van zijn zoon: „Absalom, mijn zoon, mijn zoon" (2 Sam. 18 : 33). Of zie hoe Jezus pubhek Zijn tranen de vrije loop laat bij het graf van Lazarus (Joh. 11 : 35). Emoties hebben dus wel degeUjk een legitieme plaats in de rouwverwerking. En als het goed is zal de dienaar van het Woord, die geroepen is een begrafenis te leiden, zoeken naar mogehjkheden om deze gevoelens in de rouwdienst een plaats te geven: in Hederen, in gebeden of in de Woordverkondiging.

Bedenkingen

Maar met alle begrip voor de achtergrond heb ik toch grote bedenkingen om niet te zeggen principiële bezwaren tegen het aanspreken van een overledene in de rouwdienst. Want dit aanspreken staat haaks op de üjn die vanuit Gods Woord tot ons komt. En die Ujn is - en dan herhaal ik wat ds. Jonkman vorige week schreef - „De dood is een definitieve grens". Een gestorvene kan op geen enkele wijze iets horen. Als we op goede gronden mogen getuigen van het werk van Gods genade in het leven van de overledene dan beUjden we met zondag 22 van de Catechismus dat „de ziel van stonde aan tot Christus haar hoofd wordt opgenomen". Hetzelfde zei Jezus aan het kruis tegen de boetvaardige moordenaar: „Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn" (Luc. 23 : 43). En in die hemelse heerHjkheid is geen plaats meer voor het communiceren met nabestaanden. Dan is er alleen de eeuwige vreugde om God eeuwig te prijzen. Maar ook als deze zekerheid ten aanzien van de eeuwige bestemming niet zo helder is blijft het waar: de dood is een definitieve grens. Overledenen kunnen en mogen niet aangesproken worden.

Het W(w)oord gericht tot de nabestaanden

Daarom pleit ik ervoor dat in een rouwdienst alleen het woord gericht wordt tot nabestaanden en belangstellenden. Dat geldt als vanzelf voor de predikant die het Woord verkondigt. Maar het geldt niet minder voor andere sprekers. Wat nabestaanden in de intieme sfeer van het privé-leven doen is hun verantwoordeüjkheid. Maar in een kerkehjke samenkomst voor de begrafenis is het Woord van God beshssend. En alles wat de heerschappij van dat Woord in de weg staat of de boodschap van dat Woord ondergraaft zou in de rouwdienst vermeden moeten worden. Soms kan dat inderdaad betekenen dat de ambtsdrager, die betrokken is bij de voorbereiding van de rouwdienst, de nabestaanden en eventuele andere sprekers wijst op deze bijbelse lijn. En voor ons allen geldt: laat de nabestaanden niet in het onzekere omtrent onze wensen ten aanzien van de begrafenis. Spreek daarover met uw kinderen of uw famihe. Of leg anders uw wensen schrifteHjk vast. Het kan veel onduidehjkheid en soms narigheid voorkomen, vooral als de nabestaanden weinig affiniteit hebben met de levensovertuiging van de overledene."

Het gaat hier om zaken die heel gevoelig liggen. Er mag alleen met pastorale zorgvuldigheid en fijngevoeligheid op ingegaan worden. Maar dan is het zeker terecht om, zoals ds. Van Roekei doet, tot bezinning op te roepen, zodat de emoties ons niet zullen leiden tot een verkeerde praktijk. Laat ook in het rouwen en rond de begrafenis alle dingen geschieden in goede orde en tot stichting!

Veenendaal J. Hoek

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het aanspreken van de overledene  in de rouwdienst

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's