Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kleine kroniek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleine kroniek

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openbare belijdenis van het geloof
In de meeste gemeenten zal ook dit jaar op de laatste zondag voor het Paasfeest of iets vroeger dan wel later weer de openbare geloofsbelijdenis plaats hebben in een kerkdienst, die altijd veel kerkgangers trekt, omdat men als gemeente toch wel graag wil meeleven met hen die „belijdenis doen". Vanouds is het in de kerken van gereformeerde belijdenis gewoonte geweest dat men niet vrij tot het vieren van het Heilig Avondmaal werd toegelaten, maar dat men eerst belijdenis van het geloof moest afleggen. Aan deze openbare geloofsbelijdenis gaat een langere of kortere periode van catechetisch onderwijs vooraf, waarbij voor de zogenaamde belijdeniscatechisanten een aparte catechisatie wordt gegeven, speciaal ter voorbereiding op die geloofsbelijdenis. Reeds de Dordtse Kerkorde stelde als eis voor toelating tot het Heilig Avondmaal het belijdenis do^n van de gereformeerde religie en het getuigenis hebben van een vrome wandel Een apart formulier voor de belijdenis des geloofs, zowel voor de bediening van de sacramenten, en de bevestiging van predikanten en andere ambtsdragers en van het huwelijk, kende het oude kerkboek niet, zodat er ook geen vaste vragen4zijn die bij de geloofsbelijdenis gesteld werden. In elk geval zag men heel duidelijk verband tussen geloofsbelijdenis en Avondmaal en zonder die geloofsbelijdenis kon men tot de viering van het Heilig Avondmaal niet worden toegelaten. Vanouds werd bij de voorbereiding op de geloofsbelijdenis gebruik gemaakt van het zogenaamde „Kort Begrip der christelijke religie", in 1608 voor het eerst verschenen, geschreven door ds. Hermannus Faukelius op verzoek van de kerkeraad van Middelburg. Dit leerboekje is later algemeen in gebruik geraakt. Het bedoelt een kort en eenvoudig overzicht te geven van de christelijke leer „ten dienste van hen die belijdenis des geloofs willen afleggen en toelating vragen tot de viering van het Heilig Avondmaal". Ook daaruit blijkt de nauwe band die tussen deze twee zaken werd gelegd. Het „Kort Begrip" heeft een eenvoudige bewerking van de Hei deiberger Catechismus.
Zoals met zoveel andere zaken is ook de openbare geloofsbelijdenis in onze tijd op de tocht komen te staan. Men meent van bepaalde zijde dat men het Avondmaal niet zo nauw met deze openbare geloofsbelijdenis mag verbinden, dat er ook kinderen toegelaten moeten worden tot het Avondmaal zonder dat deze belijdenis van het geloof hebben gedaan. Het is wel duidelijk dat de openbare geloofsbelijdenis in een „crisis" terechtgekomen is. De lange lijsten namen die in vele gemeenten jaarlijks gepubliceerd werden van de nieuwe lidmaten, zijn tot korte lijstjes ingeschrompeld. En dit gaat ook de hervormd gereformeerde gemeenten niet voorbij. Hoewel, in de midden-orthodoxe gemeenten dreigt het helemaal op een crisis uit te lopen. Want het vervullen van ambten en dergelijke is strikt gebonden aan het „belijdend lid" zijn van de kerk. Er gaan reeds stemmen op om ook dat te ontkoppelen, omdat men het niet meer zo ziet zitten. Maar men zal verstaan dat men hiermee het paard achter d-e wagen spant, en dat dit de weg niet is om uit de crisis te komen. Aan de ene kant is het natuurlijk wel goed dat men niet „zonder meer" belijdenis van het geloof doet, op formele gronden, maar dat men daar ook iets van het hart wil inleggen. Vroeger deed men in vele gevallen al te gemakkelijk belijdenis en werd men lidmaat van de kerk omdat het er bijhoorde als men een bepaalde leeftijd had bereikt. Het belijdenis- doen moet natuurlijk wel inhoud hebben. Maar ik meen toch in de lijn van de gereformeerde vaderen te moeten pleiten voor het handhaven van de band tussen geloofsbelijdenis en Avondmaal. De openbare geloofsbelijdenis is een zaak die de kerk ook in zijn diepste wezen raakt. En er zal toch een persoonlijke beslissing nodig zijn, ook al is men op het erf der kerk geboren en al heeft men in de Doop het teken en zegel van de belofte des verbonds ontvangen.

De historie van het belijdenis doen
In het „Hervormd Weekblad" vond ik een artikel over bovengenoemd onderwerp, dat ik graag in verband met het bovenstaande doorgeef:
„Afgezien nog van de vraag, of het terecht is om te spreken van „belijdenis doen" — „lidmaat worden" en „aangenomen worden" is nog minder juist — dienen we er ons van bewust te zijn, dat het hierbij gaat om een gebeuren, waarvan beslist niet gezegd kan worden dat het al zo oud is als de kerk bestaat. Goed beschouwd kunnen we slechts terug tot de tijd van de Reformatie. Althans wanneer het gaat om de openbare belijdenis des geloofs, waardoor men toegelaten wordt tot de viering van het Heilig Avondmaal.
De willekeur, die vandaag aan de dag in meerdere gemeenten wordt aangetroffen om kinderen aan het Avondmaal toe te laten (al dan niet met druivensap!) is hiermee volkomen in strijd en af te keuren. Nog niet eens zozeer vanwege de leeftijd, als wel omdat de openbare belijdenis des geloofs nog niet is afgelegd. De opmerking die een van zijn collega's onlangs maakte, dat men in zijn wijkkerk iedere zondag beleed, is wel aardig, maar in dit verband niets zeggend. Vragen we ons af, hoe het geweest is in de tijd voor de Reformatie, dan komen we terecht in de vroeg-christelijke en in de (rooms)-katholieke kerk.
In de vroeg-christelijke kerk vielen doop en belijdenis samen. Eigenlijk moet ik de volgorde omkeren en spreken van belijdenis en doop, omdat men toen gedoopt werd op de belijdenis. De dopeling moest aan het eind van het ontvangen onderwijs een zgn. doopsymbool nazeggen en daarnaast het Onze Vader opzeggen. Wat dit doopsymbool betreft, de Apostolische Geloofsbelijdenis, zoals wij die kennen als een van de belijdenisgeschriften van onze kerk, is uit een dergelijk doopsymbool ontstaan. De ik-vorm, waarin deze belijdenis is gesteld, wijst daar nog op. Weliswaar gaf ook deze „belijdenis" eerst toegang tot het Heilig Avondmaal, maar er was toen nog geen sprake van „openbare belijdenis" zoals wij dat kennen.
Het moet duidelijk zijn, dat toen omstreeks 250 de kinderdoop algemeen gebruikelijk werd, doop en belijdenis min of meer los van elkander kwamen te staan. Ten gevolge daarvan ontwikkelde zich reeds in de oude kerk de confirmatie of het vormsel, dat werd tot een afzonderlijk sacrament, gepaard gaande met handoplegging en gebed van de bisschop, waardoor de genade wordt „ingegoten" om standvastig te blijven in het geloof. Deze vervorming van de leer van het evangelie werd zowel door Luther als door Calvijn afgewezen. Dat wil zeggen: zij wezen het vormsel als sacrament af. Niet zozeer omdat in de Codex voor het ontvangen ervan de leeftijd van zeven jaar wordt genoemd, maar omdat — om met Calvijn te spreken — hierbij sprake is van een „ontijdig gedrocht van een sacrament". In dc Lutherse kerk is de confirmatie bewaard gebleven, waarbij vooral de nadruk werd gelegd op het onderzoek naar het geloof en op het vermanen om in het geloof te volharden.,, —
Het is duidelijk dat er vanouds een verband heeft bestaan tussen het belijdenis-doen en de viering van het Avondmaal. De ontkoppeling die men tegemvoordig wil kan men niet staven met de praktijk van de oude kerk.

Calvijn: nauwe band tussen geloofsbelijdenis en Avondmaal
Dat de kerken van gereformeerde belijdenis steeds de nauwe band hebben gesteld tussen het doen van belijdenis en de viering van het Heilig Avondmaal moet vooral ook toegeschreven worden aan .Calvijn. Daarvan lees ik in bovengenoemd artikel:
„Calvijn ging weer nadruk leggen op het ontvangen van catechetisch onderwijs, en vanaf 1541 wordt de belijdenis des geloofs een openbare belijdenis, dat wil zeggen: in tegenwoordigheid der gemeente. Het blijkt, dat Calvijn een sterke voorstander was van het bewaren van een hechte band tussen doop en belijdenis, zoals dit — zij liet in omgekeerde volgorde — in de vroeg-christelijke kerk ook het geval was. In de Geneefse belijdenis van 1537 (21 artikelen, zijnde een uittreksel van Calvijns eerste catechismus) zegt hij, dat de kinderen des Verbonds onderwezen moeten worden om zo te komen tot een getuigenis geven van hun geloof, waarvan zij geen blijk hadden kunnen geven bij hun doop. Bucer, de opvolger van Calvijn in Straatsburg, ging zo ver (te ver?), dat hij van degene, die belijdenis wilde doen bepaalde kenmerken van het geloof verlangde.
Wat het verband van openbare belijdenis des geloofs en Heilig Avondmaal betreft, laat Calvijn geen enkele twijfel bestaan. Aan Olevianus, een van de opstellers van de Heidelberger Catechismus, schrijft hij in een brief van 25 november 1560: „Tot het Heilig Avondmaal van Christus mag niemand komen, die zijn geloof niet heeft beleden." Daarom werd viermaal per jaar, vóór iedere Avondmaalsviering een onderzoek ingesteld om te zien of de jongeren (kinderen) „naar het oordeel van de predikant in de hoofdinhoud des geloofs voldoende ver zijn gekomen". Deze gang van zaken is met enkele formele wijzigingen tot nu toe (terecht) gebruikelijk geweest en gebleven in de „Calvinistische" kerken. Dat de 19e eeuw, een eeuw van groot verval, ook zijn stempel heeft gedrukt (zij het tijdelijk) op de openbare belijdenis des geloofs blijkt uit de belijdenisvragen, die in die tijd gesteld werden, waarin niet eens over de sacramenten werd gesproken.
Wat onze tijd betreft, vooral in het begin van de 70-er jaren was er een voortdurend in discussie stellen van de noodzaak van de openbare belijdenis des geloofs, met daaraan verbonden de onmogelijke vraag, of het niet mogelijk was lidmaat van DE kerk te worden? Laten we dankbaar zijn dat dit jaarlijks weerkerende hoogtepunt in de kerk er nog is. Juist in een tijd van verval, in een tijd, waarin vele dingen ook in de kerk worden gerelativeerd, is het meer dan ooit nodig maar ook verheugend, dat er nog jongere en oudere gemeenteleden zijn, die door Gods genade openlijk willen uitspreken, gekozen te hebben voor de Heere Jezus Christus, en die begeren door diezelfde genade bij deze belijdenis te volharden." —
Inderdaad, het is noodzakelijk dat in de kerk de „openbare geloofsbelijdenis" een levende zaak blijft. En men kan niet dankbaar ge.nocg zijn wanneer men door Gods genade tot de „goede keuze" komt. Een gedegen catechetische opleiding dient echter wel aan het doen van geloofsbelijdenis vooraf te gaan. En in de gemeente mag wel een sterke bede leven dat de Heere hen die belijdenis van hun geloof afleggen bij die belijdenis moge bewaren.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Kleine kroniek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's