Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bewaar het pand

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bewaar het pand

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , 0 Timotheüs, bewaar het pand u toebetrouwd, een afkeer hebbende van het ongoddelijk ijdel roepen en van de tegenstellingen der valselijk genaamde wetenschap. Dewelke sommigen voorgevende zijn van het geloof afgeweken. De genade zij met u. Amen.

O Timotheüs!

Hoe persoonlijk sluit Paulus zijn eerste pastoraalbrief af aan zijn geestelijke zoon en broeder: o Timotheüs! Sommigen nemen aan dat de apostel het grootste deel van zijn brieven dicteerde en anderen liet opschrijven.

Maar de slotregels schreef hij eigenhandig. Zo ook de slotverzen van deze brief. O Timotheüs! M'n beste broeder in Christus.

Wat een liefde, wat een betrokkenheid spreekt daaruit. Wat heeft de apostel dan nog op z'n hart? „Bewaar het pand u toebetrouwd..." Pand. Dit woord spreekt van iets dat vast staat, dat waarde heeft. Toebetrouwd. De oorspronkelijke betekenis wil zeggen: iets in depot geven en als depositum bewaren. Wat is er dan in depot gegeven?

Om te beginnen valt te denken aan al de uitdrukkingen die Paulus gebruikt om Timotheüs' roeping te onderstrepen. Hij spreekt „over het Evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods dat mij toebetrouwd is" (1 : 11). Verder ook over het „getrouwe Woord dat aller aanneming waardig is" (1 : 15). Ook: et geloof, de goede strijd (o.a. 1 : 18). Of: de woorden des geloofs en der goede leer" (4 : 6) en „de gezonde woorden van onze Heere Jezus Christus, de leer'die naar de godzaligheid is" (6 : 3).

Dat is Timotheüs toevertrouwd, in beheer gegeven. En dat is tegelijk het depositum: het te bewaren goed en het te bewaken hart.

Het is als het ware een schat van onschatbaar hoog belang. En Timotheüs is een schat-bewaarder. Hij moet er voor zorgen dat de schat ongerept en ongeschonden blijft.

Paj-ilus is daar niet zondermeer gerust over, eerder ongerust dat de schat verkwanseld wordt, prijsgegeven raakt. Bewaar het pand!

Dat geldt nog ieder die Evangeliedienaar is of het Evangelie persoonlijk kreeg toebetrouwd door Gods genade. , .Niets ervan mag verloren gaan en wie zich deze schat heeft laten toevertrouwen moet weten, hoe groot de waarde is van hetgeen onder zijn berusting is" (Ridderbos).

Nog altijd geldt ons dit apostolisch vermaan. We kregen het Evangelie toebetrouwd. Daar mag niet mee gerommeld worden. Het is de apostolische prediking. Zeker, deze klinkt in een andere tijd dan de tijd van Paulus. En het Evangelie wordt verkondigd aan mensen uit de twintigste eeuw. Maar het wezen van het Evangelie is onveranderlijk en onaanpasbaar. Trouwens, ook de mens is naar zijn aard niet anders dan in de dagen van de apostel. En daarom, er mag ons alles aan gelegen zijn met „het Woord in de tijd" te staan. Toch blijft de substantie, de schat ons toebetrouwd, onveranderlijk.

Noch conservatisme in de slechte zin van het woord, noch progressiviteit in de modernistische zin zijn hier aan de orde. We hebben de schat te bewaren. De schat van het hoogheilig Evangelie.

Wat dat betreft zijn we conservatief in de zin van: bewaar-achtig. Maar ook progressief: we trekken voort door de tijden heen mèt de schat ons door Christus in handen gesteld. Bewaar het pand! Begrijpelijk dat verontruste gelovigen deze uitdrukking aangrijpen om hun ongerustheid te vertolken.

Tot hen die grote uitverkoop dreigen te houden, het pand in de antiquiteitenwinkel tegen een hoge prijs van de hand doen, te roepen: bewaar dat pand! Dat is maar geen menselijke afwijking om zoveel mogelijk uit het verleden en van vroeger te bewaren, gedreven door een soort nostalgie. Maar goddelijke opdracht en eerbiedig respecteren van wat ons door God is toevertrouwd. In deze tijd van toenemende onveiligheid van geld en goed vanwege inbraak en diefstal, deponeren velen in vakantietijd hun waardevolle bezittingen bij een bank of in een kluis. Stel dat de bank of instantie aan wie men zijn goed had toevertrouwd in tussentijd een en ander verkwanseld of verkocht had, de wereld zou terecht te klein zijn. God heeft Zijn Kerk Zijn pand, het Evangelie van Christus, toebetrouwd. Wie dat pand uitverkoopt of inruilt, beledigt de heilige God.

Calvijn ziet in het pand met name het ambt dat Timotheüs mag bekleden en bedienen. Pand is voor hem talent. God betrouwt ons dit pand, dit talent opdat wij er later rekenschap van zouden geven. We mogen door onze traagheid het nut van wat God ons toevertrouwt niet laten verloren gaan. Dat heeft te maken met de ijver waarmee men het pand, de talenten beheert. Het slaat ook op het hoog houden van de inhoud van het pand. We moeten ervoor waken dat het pand wordt verdorven of vervalst. Wie niet waakt, aldus Calvijn, die worden gaven soms ontnomen. We hebben in ambtsbediening trouw te zijn. Op wacht te staan.

Wachter te zijn op Sions muren. Maatstaf voor waardige en bijbelse ambtsvervulling is dus: trouw. Er wordt weieens sterk gelet op andere zaken als het gaat om waardering van met name voorgangers: 'vuurwerk' op de kansel, anders gezegd: kanselgaven, redenaarstalent. Opmerkelijk is dat daar in de bijbel niet zó over geschreven wordt. Wel staat er: bekwaam om te leren. Maar dat 'bekwame' heeft dan toch ook alles te maken met: trouwe inzet, consciëntieuze ijver om het 'pand te bewaren'. Is er een inzet om de kudde bij het Woord te bewaren en het Evangelie zuiver en onvervalst door te geven aan jong en oud?

Afkeer hebben

Dat bewaren van het pand' gaat gepaard, aldus de apostel met „een afkeer hebben van het ongoddelijk ijdel-roepen en van de tegenstelling der valselijk genaamde wetenschap". Met een andere vertaling ook zo te lezen: wend u af van de onheilige ledige praat en de tegenstellingen van de ten onrechte zo genoemde kennis (Ridderbos).

Met geen geringe scherpte wordt door Paulus opnieuw de dwaalleer gehekeld en afgewezen. Ongoddelijk ijdel-roepen. Dat woord ongoddelijk' kwamen we ook al tegen in 4 : 7. Het wil zeggen: rofaan, niet uit

God maar uit de mens. Ijdel-roepen, lett.: lege praat. Diskwalificatie van het zo schoon lijkende redeneren. Houd u er ver van, Timotheüs, laat je er niet mee in. Het stelt niets voor al kkinkt het nog zo welluidend.

En dan het woord 'tegenstellingen'. Te denken valt aan: woordenstrijd. Discussiemethoden, geliefd bij de dwaalleer. De waarheid wordt geboren uit de dialoog.

Niets ervan, zegt Paulus, de waarheid is ons geschonken door God Zelf. Ze is een gegeven, een geopenbaarde werkelijkheid.

We hoeven niet naar de waarheid te zoeken.

Het is evenmin nodig die waarheid te vinden langs allerlei methoden. Bewaar slechts het pand u reeds toebetrouwd. Laat u niet imponeren door de indrukwekkende manier van brengen en uitdragen. Het is 'valselijk genaamde wetenschap' of kennis. Ten onrechte noemt men het 'wetenschap' of 'kennis'. En wat nog erger is: het voert van het geloof af. „Dewelke sommigen voorgevende zijn van het geloof afgeweken". Zij die zich er aan overgegeven hebben, zijn erdoor van het geloof afgeraakt. De ten onrechte zo genoemde 'kennis' leek een nieuw geloof, maar voerde af van het ware geloof.

Van hèt geloof, staat er. Paulus bedoelt het geloof dat naar het Evangelie is. Er is maar één geloof, het ware geloof. Het geloof geboren uit het Evangelie door de werking van de Geest. Dat betreft het geloof waarméé we geloven. Maar er is ook het geloof dat we geloven, de inhoud van het geloof. Kennelijk staat ook dat vast. Er is niet een geloof dat wisselt. In principe is het geloof van de eerste christenen niet anders dan het geloof van de christenen in deze laatste dagen.

Afgeweken. Opmerkelijk dat Paulus met dat woord zijn brief ongeveer besluit. Daar spreekt al zo spoedig na Pinksteren in de christelijke gemeente zorg uit. We hebben weieens de neiging die begintijd te idealiseren en helder wit te kleuren tegen het zwarte van onze tijd. Maar Paulus kende al zorg.

Zorg om het pand, zorg om het Evangelie, zorg om het bewaren. De zorg van Paulus werd ingegeven door dwaalleer die onder

'schoonklinkende termen en de schijn van godzaligheid aan het ware evangelie voorbijgaat'. Kerk en kapel als werk van God en duivel. Wakker-zijn is kenmerkend voor een pandbewaarder. Toen en nu. We staan daar niet alleen voor. We staan onder de genade van Christus. De genade zij met ulieden. De kerk reist door de tijden heen in de kracht en onder het schild van deze genade. Aanvechtingen, gevaren, bedreigingen vergezellen haar immer. Maar de genade en in de genade de Heere van de genade is de Kerk nabij. Zo reist ze voort naar de glorievolle verschijning van haar Koning.

Daar wordt het pand, de schat uitbetaald.

Want, zo betuigt Paulus, ik weet, Wien ik geloofd heb en ik ben verzekerd, dat Hij machtig is, mijn pand bij Hem weggelegd te bewairen tot die dag.

C.a.d.IJ.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Bewaar het pand

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's