Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

V.G.S. nieuws

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

V.G.S. nieuws

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

VAN DE BESTUURSTAFEL

Tot voor enige tijd was Mr. J.de Heer sekretaris/peimingmeester van de V.G.S. Vanaf het tijdstip, dat hij geen deel meer uitmaakt van ons bestui - • is deze funktie vakant.

De s'ids 16 april j.l. in dienst van de V.G.S. zijnde algemeen sekretar'-d.J.Verhage is mede belast met de werkzaamheden verbonden aan het sekretariaat en het penningmeesterschap. Hij is echter rechtens niet in alle gevallen bevoegd in laatstgenoemde hoedanigheden namens de V.G.S. op te treden, omdat hij geen deel uitmaakt van ons bestuur. Met het oog hierop hebben wij aangewezen als sekretaris/penningmeester het bestuurslid Ir. L. van der Waal, die uitsluitend in gevallen van noodzaak als zodanig zal fungeren.

Alle korrespondentie betreffende V.G. S.-aangelegenheden dient te worden gezonden aan de algemeen sekretaris. Ook voor zaken betreffende kontributiebetaling aan de V.G.S. en voor het bestellen van akten van benoeming voor het kleuter-, basis-en voortgezet onderwijs dient men zich tot laatstgenoemde funktionaris te wenden.

Het bestuur.

KONCEPT-WETSONTVfERP "WET OP.HET BASISONDERWIJS"

De minister van onderwijs en wetenschappen heeft op een perskonferentie op 4 juni 1976 een koncept-wetsontwerp "Wet op het basisonderwijs" geïntroduceerd. De Centrale Directie Voorlichting van genoemd ministerie heeft naar aanleiding van de bekendmaking van dit koncept-wetsontwerp een bulletin uitgegeven, hetwelk een aantal hoofdzaken van het ontwerp bevat. Omdat dezerzijds aangenomen wordt, dat de lezers van DRS hiervan gaarne kennis zullen nemen, wordt de inhoud van dit bulletin bij deze doorgegeven.

"Minister dr. J.A.van Kemena'de (onderwijs en wetenschappen) streeft naar één basisschool voor kinderen van 4 tot 12 jaar. Daarmee zal dan de drempel tussen kleuter-en lagere school, zoals die nu nog bestaat, worden weggenomen. Op de toekomstige basisschool moeten de leerlingen in beginsel binnen een periode van acht aaneensluitende jaren een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Een schoolwerkplan geeft aan hoe dit dient te gebeuren. Het verschil tussen kleuterleidsters en onderwijzers zal verdwijnen. In plaats daarvan komen er groepsonderwijzers. Het hoofd van de school heet voortaan direkteur. Bij de nieuwe basisschool wordt niet meer van vakken gesproken. Waar dat gewenst en mogelijk is, kunnen de verschillende aktiviteiten in onderlinge samenhang plaatsvinden. Het onderwijs dient gericht te zijn op de ontwikkeling van kennis, kreativiteit, culturele en sociale vaardigheden. Nieuwe elementen in dat onderwijs zijn: eenvoudig Engels, gezondheidsleer en kennis van maatschappelijke verhoudingen, waaronder eenvoudige staatsinrichtii^.

Er wordt geen bepaalde organisatie van het onderwijs opgelegd, maar de opzet van de basisschool houdt het streven in het leerstofjaarklassensysteem en het zittenblijven af te schaffen.

Aan elke school zal een schoolkommissie moeten worden verbonden, waarin de ouders de meerderheid vormen. Het bevoegd gezag hoort de schoolkommissie over beslissingen die voor de school van belang zijn en de schoolkommissie kan ook zelf met voorstellen komen. De schoolbesturen zijn verplicht ouders of vertegenwoordigers van de ouders in het bestuur op te nemen. Er komt een nieuwe stichtingsprocedure en voorgesteld wordt om alle schoolgebouwen eigendom van de gemeente te laten blijven.

Dat zijn enkele hoofdpunten uit het koncept-wetsontwerp "Wet op het basisonderwijs", dat minister Van Kemenade op 4 juni 1976 aan de Staten-Generaal en de onderwijsorganisaties heeft toegestuurd.

De wet moet een grootscheepse operatie op gang brengen waarbij alle kleuterscholen en lagere scholen samen zullen smelten tot de nieuwe basisscholen. Daarbij zullen meer dan 15.000 scholen, meer dan 70.000 onderwijsgevenden en bijna 2 miljoen leerlingen betrokken zijn.

Het huidige lager onderwijs wordt geregeld door de Lager-onderwijswet 1920; de Kleuteronderwijswet dateert van 1955. Sindsdien worden er heel andere eisen aan het onderwijs gesteld en bovendien zijn beide schooltypen meer naar elkaar toegegroeid. Toen staatssekretaris Grosheide in 1970 met een voorontwerp van een wet op het basisonderwijs kwam, vielen er in de kommentaren twee grote bezwaren te beluisteren. In de eerste plaats vroegen de organisaties unaniem het kleuteronderwijs bij deze operatie te betrekken. Ten tweede bekritiseerde men de zwakke plaats van de ouders in het onderwijsgebeuren. In de nieuwe regeling van minister Van Kemenade komen beide zaken aan hun trekken.

Doelstelling

In de memorie van toelichting op het koncept-wetsontwerp staat, dat de integratie van kleuter-en lager onderwijs geen doel op zichzelf is, maar een voorwaarde voor het zo goed mogelijk waarborgen van een doorlopend ontwikkelingsproces van de leerling. Een tweede voorwaarde is een gedifferentieerd en geïndividualiseerd onderwijs of, met andere woorden, een onderwijs waarin rekening wordt gehouden met de individuele verschillen tussen de leerlingen. Het ontwikkelings-en leerproces vindt plaats in relatie tot anderen. Het is een pedagogische en maatschappelijke eis, dat de leerlingen de gelegenlieid krijgen deze relaties te versterken en zo op te bouwen, dat zij leren medeverantwoordelijkheid te dragen voor de leefsituatie waarvan zij deel uitmaken.

Een derde voorwaarde is een goed plan van leerdoelen, onderwijsleerinhouden, didaktische wex'kvormen en van de interne schoolorganisatie. Bevoegd gezag, schoolleiding, onderwijzend personeel en ouders dragen hiervoor gezamenlijk de verantwoordelijklieid. Zij zullen dit alles, al of niet met behulp van externe deskundigen, moeten vastleggen in een schoolwerkplan. Als aan deze voorwaarden is voldaan, zal er een goede grondslag gelegd zijn voor de ononderbroken geestelijke, sociale, kreatieve, verbale en manuele ontwikkeling van de leerling in de basisschool, aldus de memorie van toelichting.

Demokratisering

Minister Van Kemenade schrijft in de memorie van toelichting, dat door de instelling van sohoolkommissie een reële invloed aan de ouders wordt gegeven op de inhoud van het onderwijs en de doelstelling van de school. Aan elke basisschool is een schoolkommissie verbonden. In deze kommissie hebben zitting ouders van de leerlingen, de direkteur, tenminste één ander lid van het onderwijzend personeel en zo mogelijk één lid van het niet-onderwijzend personeel. De meerderheid bestaat uit ouders. De schoolkommissie vergadert tenminste 4 maal per jaar en belegt tenminste 2 maal per jaar een ouderavond.

Het bevoegd gezag hoort de schoolkommissie over beslissingen die voor de school van belang zijn. De schoolkommissie kan eigener beweging aan het bevoegd gezag voorstellen doen die zij dienstig acht voor de school. Het bevoegd gezag stelt op verzoek van de schoolkommissie de ouders van de leerlingen in de gelegenheid ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de school en het onderwijs te verrichten.

In een gemeente die meer dan één school in stand houdt stelt de gemeenteraad een schoolraad in. In de schoolraad hebben zitting ouders van leerlingen, onderwijzend personeel en niet-onderwijzend personeel. De meerderheid van het aantal leden bestaat uit ouders.

Het bestuur van een bijzondere basisschool moet voor tenminste 1/3 van het totaal aantal leden worden gekozen door de ouders en tenminste een bestuurslid door het personeel. Dit zal de betrokkenheid van de ouders bij het beheer van de school ten goede komen en in sterke mate bevorderlijk zijn voor een goede samenwerking tussen bevoegd gezag, het personeel en de ouders van de leerlingen, aldus de minister in zijn toelichting. Naar zijn mening ligt het stellen van deze eis ook geheel in de lijn van de opvattingen die over de verhoudingen van de ouders tot de bijzondere school steeds hebben gegolden en waaraan men juist de laatste tijd meer vorm en inhoud tracht te geven. "Opvoeding en onderwijs worden immers beschouwd als een onvervreemdbaar recht van de ouders. "

Planning

De planning van de scholen is in dit koncept-wetsontwerp meer gedecentraliseerd. In de komende jaren wordt geen stijging van het aantal leerlingen meer verwacht. Mede daarom is het nodig dat er een nieuwe stichtingsprocedure komt in de vorm van een planprocedure. Een school zal in ieder geval op het scholenplan van de provincie moeten worden geplaatst indien zij zal worden bezocht door tenminste 100 leerlingen als de school gevestigd wordt in een gemeente met minder dan 50.000 inwoners. Gaat het om een school die komt te liggen in een gemeente met meer dan 50.000 inwoners dan moet de school door tenminste 200 leerlingen worden bezocht. De leerlingen voor wie op redelijke afstand een overeenkomstige school aanwezig is, blijven hierbij buiten beschouwing.

In deze nieuwe plarming zal elke provincie in een aantal gebieden worden verdeeld, die geschikt zijn als voedingsbodem voor een aantal scholen. Een grote gemeente kan, eventueel samen met de randgemeenten, één zo'n gebied vormen.

In een deelplan wordt aangegeven welke nieuwe onderwijsinstituten er in het gebied moeten komen en Sedeputeerde Staten stellen op grond van die

deelplannen een provinciaal plan op, dat drie jaar geldt. In deze procedure ligt een waarborg, aan de ene kant dat een school die nodig is er ook komt, aan de andere kant dat er niet meer scholen zullen worden gesticht, dan nodig zijn om alle leerlingen in het gebied het verlangde basisonderwijs te kunnen geven.

Bekostiging

In het koncept-wetsontwerp heeft de minister voorts een aantal bepalingen opgenomen met de bedoeling het bekostigingssysteem meer doorzichtig te maken.

De gemeente zorgt voor de voorziening in de huisvesting van de openbare en bijzondere scholen. De eigendom van gebouwen en terreinen die voor blijvend gebruik door een bijzondere school zijn bestemd, berust bij de gemeente. De gemeente draagt zorg voor het groot onderhoud van de openbare en bijzondere scholen.

Burgemeester en wethouders krijgen de bevoegdheid een gedeelte van een gebouw of terrein dat voor langer dan een jaar niet nodig zal zijn voor de daarin gevestigde school, als huisvesting aan een andere school in gebruik te geven.

De gebouwen van openbare en bijzondere scholen kunnen buiten de schooltijden voor het basisonderwijs voor ander onderwijs of andere culturele of maatschappelijke aktiviteiten gebruikt worden. De gemeenteraad stelt hiervoor een regeling vast die een volledige vergoeding van de kosten waarborgen.

Leerplicht

In het kader van dit koncept-wetsontwerp ligt het in de bedoeling de leerplicht met een jaar te vervroegen. Dit betekent dat alle vijfjarigen verplicht naar de basisschool zullen moeten gaan. Een en ander zal geen problemen opleveren omdat nu reeds 98% van de vijfjarigen naar de kleuterschool gaan. Er bestaan geen plannen om de leerplicht voor 4-jarigen in te voeren. Dit gebeurt vooral niet om rekening te kunnen houden met de verlangens van de ouders en met de schoolrijpheid, die van kind tot kind verschilt. De kinderen zullen wel omstreeks hun vierde jaar naar de nieuwe basisschool kunnen gaan.

Uitgangspunt van het koncept-wetsontwerp is, dat het onderwijs afgestemd moet zijn op de ontwikkelingsfasen die het kind doorloopt. De beginperiode van de basisschool zal daarom gekenmerkt moeten worden door een spelend bezig zijn van de kleuter. Dit min of meer gerichte spelen is een voorbereiding op het verwerven van de primaire culturele vaardigheden, zoals het voorbereidend en aanvankelijk lezen, schrijven en rekenen. Op basis van deze vaardigheden kunnen de leerlingen in volgende fasen hun vaardigheden verder ontwikkelen, hun kennis vermeerderen en hun inzicht verdiepen. Maar ook in deze ontwikkelingsperioden zal rekening gehouden moeten worden met de individuele verschillen tussen de leerlingen. De onderwijsleersituaties zullen hierop moeten worden afgestemd, zodat de gezamenlijke aktiviteiten ook individueel werk en werken in wisselende groepen voldoende aandacht krijgen. Het karakter van het onderwijs in de basisschool wordt dus duidelijk vastgelegd: een ononderbroken ontwikkelingsproces.

Schoolwerkplan

Het onderwijs wordt gegeven volgens een schoolwerkplan dat een overzicht geeft van de organisatie en de inhoud van het onderwijs. Daarbij gaat de minister ervan uit dat de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende jaren de school kunnen doorlopen.

Het schoolwerkplan vermeldt tenminste de volgende aktiviteiten:

a. de doelstelling van de school;

b. de toe te passen didaktische werkvormen;

c. het ontwikkelingsmateriaal;

d. de onderwijsleerpakketten;

e. welke voorzieningen worden getroffen voor de leerlingen die belemmeringen ondervinden in het leer-en ontwikkelingsproces;

f. de schooltijden, vakanties en andere vrije dagen.

Op voorstel van het onderwijzend personeel en na overleg met de schoolkommissie stelt het bevoegd gezag jaarlijks het schoolwerkplan, de werkschema's en het werkrooster vast.

Het onderwijs omvat in dit koncept-wetsontwerp tenminste de volgende aktiviteiten:

- gebruik en kennis van de Nederlandse taal, waaronder spreek-en schrijfvaardigheid;

- ontwikkeling van expressiemogelijkheden;

- rekenen en eenvoudige wiskunde;

- inleiding in kennisgebieden;

- lichamelijke oefening;

- eenvoudig Engels.

De ontwikkeling van expressiemogelijkheden omvat de bevordering van het taalgebruik, tekenen, muziek, handvaardigheid, spel en beweging. Bij de indeling in kennisgebieden wordt in elk geval aandacht besteed aan:

a. aardrijkskunde;

b. kennis van de geschiedenis;

e. kennis van de natuur, waaronder biologie en gezondheidsleer;

d. kennis van maatschappelijke verhoudingen, waaronder eenvoudige s taatsinrichting.

Speciaal onderwijs

Op de basisschool zullen voor zover mogelijk, ook leerlingen worden toegelaten die onder de oude wetgeving een bepaalde vorm van buitengewoon lager onderwijs zouden hebben gevolgd. In het belang van de leerlingen zowel van de basisschool als voor de school van speciaal onderwijs is nauwe samenwerking nodig tussen beide vormen van onderwijs.

Daarom is in het koncept-wetsontwerp een apart artikel opgenomen waarin staat vermeld dat Gedeputeerde Staten ervoor zorgen dat er een apart overlegorgaan tussen beide schooltypen komt, wanneer daarin niet wordt voorzien. Dit overlegorgaan heeft tot taak de samenwerking te bevorderen tussen het basisonderwijs en het speciaal onderwijs. Dit heeft in elk geval betrekking op de onderlinge afstemming van de toelating van leerlingen, de uitwisseling van gegevens over de inrichting van het onderwijs en het daarover doen van aanbevelingen aan de betrokken scholen.

Kommentaar

De onderwijsorganisaties krijgen tot 1 oktober 1976 de gelegenheid kommentaar te leveren op het koncept-wetsontwerp. Aan de Onderwijsraad is gevraagd vóór 1 november 1976 advies uit te brengen. Daarna wordt het wetsontwerp, na eventuele wijzigingen op grond van kommentaren en adviezen, om advies gestuurd naar de Raad van State. De minister streeft ernaar begin 1977 het ontwerp van wet bij de Tweede Kamer in te dienen. Tegelijkertijd zal een aantal maatregelen genomen worden om de overgang naar een nieuwe basisschool te vergemakkelijken. Het gaat hier om de vernieuwing van de opleiding voor onderwijsgevenden, de her-en bijscholing en de aanpassing van de rechtspositieregelingen, waarover het overleg met de organisaties zal worden geopend.

Daarnaast zullen de voorbereidingen voor het maken van een overgangswet van start gaan. In deze wet zal de inwerkingtreding van de Wet op het basisonderwijs worden geregeld. Minister Van Kemenade verwacht, als alles volgens plan verloopt, in 1983 over de hele linie met de nieuwe basisschool te kunnen beginnen. " Tot zover het bulletin.

Aan de geboden gelegenheid om tot 1 oktober a. s. kommentaar op dit ontwerp te leveren zal ook door de V.G.S. bijzondere aandacht worden besteed. De hiervoor gestelde termijn is helaas erg kort.

Van dit koncept-wetsontwerp moet gezegd worden, dat het uiterst bedenkelijk is en op een aantal punten onaanvaardbaar is. Bekrachtiging van dit koncept-wetsontwerp zal vérstrekkende gevolgen hebben, vooral voor het bijzonder basisonderwijs.

Ridderkerk.

J. J. Verhage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 1976

De Reformatorische School | 44 Pagina's

V.G.S. nieuws

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 1976

De Reformatorische School | 44 Pagina's