Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

John Henry Newman (1801-1890)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

John Henry Newman (1801-1890)

G. Puchinger

41 minuten leestijd Arcering uitzetten

Abstract:
Dit artikel biedt een korte biografie van John Henry Newman. Het eerste deel omvat een beschrijving vanNewmans ontwikkeling binnen de Anglicaanse kerk als geestelijk leider van de Oxford Movement waarin hij zich langzamerhand gewonnen gaf aan Rome. Het tweede deel behandelt vier elementen uit diens Rooms-katholieke periode (oprichting van de Catholic University oflreland, de publicatie van zijn encyclopedische colleges, zijn 'autobiografie' en zijn benoeming tot kardinaal). Het derde deel is een beschrijving van de Newmanreceptie in Nederland. De auteur concludeert dat deze geestelijke leermeester vanuit zowel zijn oeuvre als zijn leven ons verruimende inzichten biedt op de Anglicaanse en de Rooms-katholieke kerk, en ons tot grondige bezinning op de continentale reformatie noopt.

De anglicaanse Newman (1801-1845)
John Henry kardinaal Newman heeft in de wereld van de negentiende eeuw tot ver buiten Engeland nieuwe belangstelling voor de Anglicaanse Kerk gewekt, door—hoe vreemd het ook klinkt—haar op 9 oktober 1845 te verlaten. Maar voordien was hij tien jaar lang de spirituele leider geweest van de z.g. Oxford Movement, die mede beïnvloed is door John Keble, Edward Pusey en de jong gestorven Hurrell Froude. Iedere kerk dreigt gewoon te worden aan de boodschap die ze brengt, aan het werk dat ze doet, wanneer het Evangelie onbedoeld een vanzelfsprekendheid wordt. Daarom zijn er ook binnen en rondom de kerk steeds weer opwekkingsbewegingen nodig, om de kerk, haar geestelijkheid en leden wakker te schudden, om het Evangelie opnieuw te ontmoeten, te leren verstaan en aan anderen te brengen. Zo was het reeds in het Oude Testament, waar naast de rituele priesterdienst in de tempel onverwacht profeten optraden, die soms op strenge wijze priesters en volk opriepen weer ernst te maken met de dienst van Jahweh en de eisen die Hij in Zijn wet aan Zijn geheiligd volk stelde. Ook de kerk heeft zulke opwekkingsbewegingen hard nodig, maar de opwekkingsbeweging heeft op zijn beurt ook de kerk nodig als blijvend instituut. Want ieders beweging, ook al is haar gehalte zeer hoog en wordt zij door eminente voorgangers geleid, is tijdelijk en vergaat met de jaren. Zo is het ook Newman in zijn leven vergaan, die door velen honderd jaar na zijn dood nog steeds als groot voorbeeld wordt gezien, maar door anderen daarentegen als een briljante mislukkeling is gekwalificeerd.' Natuurlijk leggen sommigen het accent op zijn anglicaanse jaren, en zien zijn uitwijk naar Rome als een geheel verkeerde conclusie en fataal besluit; anderen echter wijzen er op dat hij zodoende niet één, maar twee wereldkerken vernieuwd heeft door zijn verfijnde geest en diep ernstige, ja soms aangrijpende geschriften, waarvan niemand de immense invloed op kerk en theologie ook van de twintigste eeuw kan ontkennen. Newman werd op 21 februari 1801 te Londen geboren als zoon van een bankier die verre Nederlandse voorvaderen had, terwijl zijn moeder van Franse hugenoten afstamde. Op zaterdag 14 december 1816 — dus nog geen zestien jaar oud — ging hij naar Oxford om te gaan studeren aan Trinity College, waarvan de strakke kapel een bijna calvinistische indruk maakt. Nu zal hem dat niet vreemd zijn geweest, want in zijn jeugd hebben calvinistische invloeden op hem gewerkt.2 Maar die calvinistische invloeden raakten geheel op de achtergrond sinds hij op 12 april 1822 zeer tot zijn verrassing tot fellow gekozen werd van het in die jaren zo vooraanstaande Oriel College, waar een jaar later, in april 1823, ook Edward Pusey als fellow mocht toetreden, terwijl op 31 maart 1826 Hurrell Froude tot fellow werd gekozen. Vanuit dit college is de Oxford Movement uitgegaan; hier bezon Newman zich op de kerk; hier las hij tweehonderd delen van de kerkvaders; hier beraadslaagde Newman met zijn geestelijke vrienden wat hem in de toenmalige Anglicaanse Kerk te doen stond. Maar bovendien, heeft de bekende dean R. W. Church later terecht opgemerkt, kan men zich de Oxford Movement niet indenken zonder de preken van Newman.3 Op 14 maart 1828 was Newman tevens predikant geworden van de beroemde Oxfordse Universiteitskerk St. Mary the Virgin, waar hij iedere zondagmiddag om vier uur preekte. Newman las zijn preken voor, met steeds lange momenten van stilte. Hij had niets oratorisch, maar desondanks waren zijn preken legendarisch vanwege de geheel persoonlijke stellingname en diep doordachte inhoud. Newman sprak tot de studenten: "Gij zijt niet van u zelf, gij zijt tegen een prijs gekocht, en een mysterieuze macht werkt in u."4 Maar bovenal bracht hij door zijn preken de voorstellingswereld van de studenten tot een ommekeer, door ze voor te houden dat niet de wereld van het geloof een bijzondere en verre wereld was, waarbij onze menselijke werkelijkheid zo moeilijk aansluiting vindt, maar dat veeleer het gewone leven een soort droom is — weliswaar een ernstige droom waarin wij steeds handelend moeten optreden, maar toch een soort van schaduw, zonder wezenlijke inhoud, geheel verschillend van de werkelijke, eeuwige existentie.3 Natuurlijk hebben ook preken van anderen bijgedragen aan het ontwikkelingsproces van de Anglicaanse Kerk van die jaren;6 ik denk bijvoorbeeld aan de beroemde en opzienbarende preek van John Keble, National Apostasy, nationale afval, op 14 juli 1833, eveneens gehouden in de Oxfordse Universiteitskerk St. Mary the Virgin, voor de rechters, welke aangrijpende gebeurtenis algemeen wordt beschouwd als de aanvang van de OxfordMovement.1 Maar de preken van Newman zijn en blijven tot op vandaag uniek,8 zodat Piers Brendon in zijn in 1974 gepubliceerde biografie over Hurrell Froude nog spreekt van "Newmans onsterfelijke preken".9 Daarnaast waren er de negentig losse theologische brochures, de Tracts for the Times, die door de leiders van de Oxford Movement van 1833 tot 1841 werden gepubliceerd, geopend door Newman zelf in september 1833 met een uiteenzetting over de apostolische successie. Deze serie traktaten, waaraan werd meegewerkt door Pusey, Keble, Froude en onderscheidene andere theologen, trok grote aandacht in het land. Het opmerkelijke was dat de Oxford Movement geen vast orgaan had, geen dag- of weekof maandblad — Newman hield niet van organiseren en vergaderingen10 — maar via een grote serie losse, anonieme brochures naar voren trad met een hernieuwde kerkelijke en theologische bezinning. Als derde vorm van publicatie waaruit de spiritualiteit van de Oxford Movement blijkt moeten worden genoemd de gedichten die uit hun kring voortkwamen, waarvan met name beroemd zijn de bundel The Christian Year (1827) van John Keble en de Lyra Apostolica alsmede de Vers es on various Occasions (1834), waarin vele verzen van Newman zijn opgenomen, waaronder het beroemde Lead kindiey light, gedicht op 16 juni 1833, vertaald door Jacqueline van der Waals.11 Deze verzen worden nog als hymns in de Engelse kerkdiensten gezongen, ook in sommige Nederlandse kerken. Wat de Oxford Movement wenste was "een tweede reformatie".12 Het uitgangspunt van Newman werd door hem in 1835 nog eens geformuleerd in een weinig bekende brochure: "Al wat ik zou willen zeggen is dit: laat ons zien waar wij staan; laten wij wat wij doen welbewust doen, opdat wij niet misschien eens, wanneer wij 's morgens wakker worden, ontdekken dat onze schat verdwenen is."13 Newman heeft, zoals iedere reformator en opwekker betaamt, de Engelse Kerk gedwongen tot een nieuwe bezinning op elk gebied van het geloof, en de Anglicaanse Kerk zou na zijn optreden nooit meer dezelfde zijn. Om slechts één ding te noemen: dankzij Newman leerde de Anglicaanse Kerk haar liturgieboek, het Book of Common Prayer, weer op de juiste manier te gebruiken. 14 Dat neemt niet weg dat Newman met de jaren voor grote moeilijkheden zou komen te staan die mede het eind van de Oxford Movement hebben veroorzaakt. De Engelse Kerk heeft zich altijd scherp tegen het pausdom verzet, maar stelde zich dogmatisch en liturgisch veel subtieler en minder rigoureus op tegenover de rooms-katholieke leer dan de continentale reformatie had gedaan. Ook Newman heeft zich aanvankelijk scherp tegen Rome gekeerd, haar nu eens mild kwalificerend als "onze vroegere moeder",15 dan weer haar noemend: de zetel van de Antichrist. Hij had in 1833 samen met zijn vriend Hurrell Froude vijf weken Rome bezocht en het zien van deze stad had Newman vervuld van bewondering én afkeer. Religieus zag hij Rome als "de grote vijand van God"16 omdat hij er "een corrupte religie in aantrof'.17 Vandaar dat hij op 9 april 1833 aan zijn zuster Jemima in een brief verzuchtte: "Oh that Rome were not Rome."18 Op die reis schreef hij in één van zijn brieven: "Een vereniging met Rome, zolang het is wat het is, is onmogelijk; het is een droom."19

Maar er hebben ook geheel andere invloeden op Newman gewerkt. Hij was een bekwaam patristicus en publiceerde in 1833 zijn vermaarde boek De Arianen van de Vierde Eeuw. Nu hebben ook de zestiende-eeuwse reformatoren hun kerkvaders goed gekend — dat kan iedereen nagaan die het naamregister op Calvijns Institutie naslaat — maar Newman ging meer en meer het accent op de kerkvaders leggen en meende ten slotte dat de reformatoren van de zestiende eeuw — vooral Luther! — eenzijdig waren geweest. Zo er gekozen zou moeten worden tussen de reformatoren en de kerkvaders, dan moest aan deze laatsten de voorrang worden verleend. Mede dank zij zijn vriend Hurrell Froude onderging Newman een sterk romaniserende invloed. Newman had het eerste traktaat van de Oxford Movement geschreven; hij zou ook het laatste van de genummerde tracts publiceren: op 27 februari 1841 het beruchte Tract 9020 met opmerkingen over de 39 Artikelen van de Anglicaanse Kerk, waarvan hij een interpretatie in de geest van het Concilie van Trente mogelijk achtte. De verbijstering was groot en de storm die tegen dit geschrift binnen de Anglicaanse Kerk losbrak verzwakte Newmans positie in sterke mate, en bracht niet alleen hem, maar ook de Oxford Movement in een hevige crisis, die de beweging niet meer te boven is gekomen. Newman was over deze reactie diep teleurgesteld maar het was niet zo dat hij zich hierna direct aan Rome gewonnen gaf. Een maand later, op 23 februari 1841, schreef hij aan zijn vriend J. R. Bloxham: "Rome moet allereerst van geest veranderen. Ik moet in haar meer heiligheid zien dan ik nu doe. Helaas! Ik zie geen tekenen van heiligheid. Ik denk werkelijk dat, met al onze zonden er meer heiligheid is in de Kerk van Engeland en Ierland dan in de Rooms-katholieke lichamen in dezelfde landen."21 Newmans positie was echter van nu af aan ondermijnd, want velen vertrouwden hem niet meer. Hij trok daarvan volop de consequenties, daar hij meende dat de Anglicaanse Kerk zijn poging tot herstel en reformatie had afgewezen. Hij ging in 1842 met enkele geestverwante vrienden in het vlak bij Oxford gelegen gehucht Littlemore in een soort kloostergemeenschap wonen. In 1843 nam hij ontslag als predikant van de St. Mary the Virgin Church, en nam hij op 3 oktober 1843 in een éénregelig briefje — korter kon het niet! —voorgoed afscheid van Oriel College, waar hij eenentwintig jaren gelukkig was geweest. Zoals hij in 1848 in zijn roman Loss anaGain beschreven heeft, riepen de muren van het college hem als het ware toe: "Wat doet gij hier?"22 Maar nog één keer zou hij, op 25 september 1843, in het kleine kerkje van Littlemore, dat zijn moeder had laten bouwen, als anglicaans geestelijke voor zijn vrienden ten afscheid preken. Hij deed het over dezelfde tekst waarover hij op 23 juni 1824 voor het eerst gepreekt had, t.w. Psalm 104: 23: "De mens gaat voort naar zijn werk en zijn arbeid tot de avond." Voor zover de Anglicaanse Kerk zijn boodschap had verwaarloosd, uitte hij zijn klacht, zoals zo menig teleurgestelde in de kerk, maar hij deed het op zo diep menselijke wijze, als alleen hij dat kon:

O mijn moeder, hoe is dit in U gekomen dat Ge goede gaven in U hebt uitgestort en Gij kunt ze niet bewaren; en Gij baart kinderen en Ge durft ze U niet toe te eigenen? Ja, hoe is dit in U gekomen dat Ge de bekwaamheid
niet meer bezit om haar diensten te gebruiken, noch een hart om U in hun liefde te verheugen? Hoe komt het dat wat edelmoedig in bedoeling is en teder en diep in toegewijde vroomheid, dat deze Uw bloem zo vol beloften valt van Uw borst en geen thuis meer vindt in Uw armen? Wie heeft U aldus voorbeschikt om 'een misdragen schoot en droge borsten' te bezitten, om een vreemde te zijn jegens eigen kroost, de vrucht van Uw schoot dat U liefheeft en dat voor U zou willen zwoegen, staart Ge aan met vrees als ware het een slecht voorteken, of Ge verafschuwt het als een belediging — op zijn best verdraagt Gij hen slechts alsof zij geen recht hadden op Uw geduld, Uw zelfbeheersing en waakzaamheid om maar van hen bevrijd te zijn zo gemakkelijk als Gij slechts kunt. Gij doet ze 'heel de dag ledig staan' met als enige bestaansconditie om ze te verdragen ofwel Gij smeekt hen heen te gaan naar waar ze meer welkom zijn en geeft ze prijs aan een voorbijgaande vreemdeling, zonder er iets voor terug te ontvangen. En wat zal van dit alles het einde wezen?...23

Van zijn vrienden en medestanders, overgekomen uit Oxford, nam Newman in milde en warme woorden afscheid, en besloot daarom zijn preek met de woorden:

Welnu, o mijn broeders, o menselijke en toegenegen harten, o liefhebbende vrienden, indien gij iemand kent, wiens roeping het is geweest, door geschreven en gesproken woord, u enigszins te helpen om aldus te handelen; indien hij u ooit heeft aangezegd wat gij wist of niet wist omtrent uzelf; iemand die uw behoeften of gevoelens u deed kennen en u daardoor vertroostte; die u deed beseffen dat daar een hoger dan het dagelijkse leven was en een schoner wereld dan de zichtbare; of die u een weg van onderzoek heeft geopend of de verslagenen heeft opgebeurd; indien wat hij ooit gezegd of gedaan heeft belangstelling en genegenheid voor hem bij u gewekt heeft — denk dan nog eens in later tijden aan zo iemand, al hoon gij hem niet meer en bid voor hem, opdat hij in alle dingen Gods wil moge weten en te allen tijde bereid te zijn die te vervullen. 24

De aanwezigen begrepen welk een dramatisch moment zij meemaakten in het kleine onaanzienlijke dorpskerkje. Pusey bediende na de preek onder tranen het sacrament. Zo was het afscheid van Newman van de Anglicaanse Kerk.

De rooms-katholieke Newman (1845-1890)
Men heeft gezegd dat de jaren die Newman in Littlemore doorbracht (1842-1846) voor hem zelf de gelukkigste van zijn leven zijn geweest, omdat hij zich hier, bevrijd van zorgen en verplichtingen, volkomen kon geven aan geconcentreerde bezinning.25 Men toont u vandaag in Littlemore nog het bescheiden gebouw, schuin tegenover het dorpskerkje, waar hij die jaren met enige geestelijke vrienden geleefd heeft. De kerkgeschiedenis ontmoet men soms het duidelijkst op onaanzienlijke plaatsen. Afgezien van zijn afscheidspreek op 25 september 1843 is hier het voornaamste moment geweest de komst van de rondtrekkende Italiaanse prediker, de Passionist pater Dominicus Barberi (1792-1849)26 op 8 oktober 1845, die Newman de volgende dag opnam in de Roomskatholieke Kerk. Newman meende na lang afwegen in de lijn van de kerkvaders te zijn door zijn overgang naar Rome, een daad die door velen, onder anderen door Keble, met ontsteltenis vernomen werd, door anderen daarentegen gezien werd als nuchter gevolg van het feit dat Newman in zijn denken altijd al rooms-katholiek zou zijn geweest. Op 14 februari 1847 beëindigde Newman een lange brief aan J. D. Dalgairns — één van de leden van de Littlemore-gemeenschap — geschreven vanuit het Collegio di Propaganda te Rome, met de woorden: "Ik wens mijn loopbaan in de Rooms-katholieke Kerk niet te beginnen met een veroordeling of herroeping."27 In oktober 1846 was hij naar Rome gereisd waar hij de doctorstitel ontving en op 30 mei 1847 opnieuw tot priester werd gewijd. Eerst met Kerstfeest 1847 was Newman te Londen terug. Maar wat moest Rome verder met deze uitzonderlijke erudiet beginnen? Paus Pius IX deed hem de suggestie in Engeland iets te doen voor het vormen van een tak van de Oratorianen van St. Philippus Neri (1515-1559). Newman werd Oratoriaan en bevorderde de uitbouw van deze orde te Oscott, Londen en Birmingham. Over de relatie tussen de anglicaanse en de rooms-katholieke jaren van Newman — ze waren gelijk in aantal — is eindeloos veel geschreven. Edwin Abbot (1838-1926) publiceerde in 1892 twee grote boekwerken over de anglicaanse Newman.28 De historicus en rooms-katholieke apologeet Wilfred Ward (1856-1916) publiceerde in 1912 twee monumentale boekwerken, die grotendeels over de rooms-katholieke Newman handelen. 29 Velen, waaronder de bekende dean of St. Paul's te Londen, William Ralph Inge (1860-1954), hebben niet afgelaten te beweren dat Newmans rooms-katholieke periode toch eigenlijk één grote neergang is geweest. Zijn grootheid was volgens Inge in alle opzichten gelegen in zijn anglicaanse tijd te Oxford, en wat daarop volgde was volgens hem een "droevig, geïsoleerd en gebroken leven".30 In dit alles steekt enige waarheid; het valt zelfs niet geheel te ontkennen. Daarbij komt dat de Rooms-katholieke Kerk vaak meer welwillendheid betoont jegens in haar geïnteresseerde protestanten, dan hartelijk is voor wie zich op latere leeftijd bij haar als lid melden. Dat heeft ook Newman volop ondervonden. En toch is het oordeel als dat van Inge, hoezeer ook door feiten ondersteund, maar zeer ten dele waar. Het geeft in zekere mate meer een persoonlijke visie weer van de beoordelaar, dan dat het oordeel werkelijk inzicht biedt in Newmans latere leven. Men kan Newmans rooms-katholieke jaren, althans vergeleken met de periode van de Oxford Movemeni, beter zijn stille jaren noemen — te stiller, zoals bij iedereen, naarmate hij ouder werd. Maar het zijn tevens jaren geweest waarin hij belangrijke boeken en artikelen bleef schrijven en met velen intensief correspondeerde. Zijn biograaf Ian Ker vermeldt dat van Newman twintigduizend brieven bewaard zijn gebleven.31 Met name vier feiten zijn te noemen die, hoe ook verschillend van aard, voor zijn rooms-katholieke periode belangrijk zijn geweest, al is ook hier sprake van voldoening én teleurstelling.

Ik denk allereerst aan de vererende opdracht van de Ierse rooms-katholieke bisschoppen, die aan Newman vroegen leiding te willen geven aan de stichting van en de arbeid aan een rooms-katholieke Universiteit, die op 3 september 1851 geopend werd met twintig studenten. Newman meende dat God hem hier een taak gaf en werd op 12 november 1851 geïnstalleerd als President of the Catholic University of Ireland te Dublin. Op 4 juni 1854 werd hij tot haar eerste rector benoemd. Het ondernemen mislukte echter, ondermeer omdat Newman geen man was voor vergaderingen, organisatie en administratie, zoals hij later op 25 november 1856 zelf in één van zijn brieven aan David Moriarty, de bisschop van Kerry, ruiterlijk toegaf: "Wat mij betreft, zelfs al was ik Bisschop en Ier, ik heb het talent niet om te regeren. Ik had het nooit — ik bestuurde nooit — ik was nooit in de positie van een regent geweest — ik kan met dingen beginnen, maar ik heb niet de eerzucht om méér te doen."32 Het is een typerende uitspraak van Newman, die ons veel inzicht geeft in zijn gehele levensloop. In 1858 keerde Newman daarom voor goed terug naar de Oratory te Birmingham. En toch hebben deze jaren iets heel belangrijks nagelaten: de bundeling in 1852 van Newmans colleges te Dublin (Idea of a University) waarin hij zijn opvattingen over universiteit en wetenschap heeft uiteengezet en wel op dusdanige wijze dat ook dit boek behoort tot de Engelse classics van de negentiende eeuw. Van nog veel groter belang zou echter een geschrift zijn dat Newman in 1864 publiceerde. Met Kerstfeest schreef Charles Kingley (1819-1875), de hoogleraar in de moderne geschiedenis te Cambridge, die zeer vijandig stond tegenover de Oxford Movement en vooral tegen het roomskatholicisme, in het openbaar: "Waarheid om de waarheid is nooit een deugd geweest bij de Roomse geestelijkheid. Pater Newman zegt ons ook dat dat niet behoeft, en dat dat in 't geheel ook niet hoeft."33 Newman was geschokt; zozeer, dat hij besloot uitvoerig uiteen te zetten niet alleen hoe zijn inzichten als rooms-katholiek nu werkelijk waren, maar ook hoe hij tot die inzichten gekomen was. Hij schreef daarom een ideen-geschichtliche autobiografie van groots gehalte; voor wat emst en religieuze openhartigheid betrof in zekere zin te vergelijken met de Confessiones van Augustinus en de Tischreden van Luther. Op dit geschrift, dat later de titel Apologia pro sua vita droeg, heeft Newman intens zijn best gedaan; vele stukken zijn, alvorens ze te publiceren, herhaaldelijk herschreven. Hij merkte op 29 april in een brief aan R. W. Church erover op: "Mijn vingers hebben bijna 20 mijl per dag gewandeld."34 Het schrijven van dit boek, dat aanvankelijk in afleveringen verscheen, betekende voor hem tevens een herbeleving van zijn Oxford-periode, waardoor hij als het ware in de geest weer herenigd was met zijn vroegere Oxfordvrienden. Dean Church schreef op 22 juni 1864 over dit boek in de Guardian: "De Apologia is de geschiedenis van een grote strijd tegen het Liberalisme, Liberalisme verstaan als het oogmerk van het moderne denken om te vernietigen de basis van de geopenbaarde religie, en uiteindelijk van alles wat religie kan worden genoemd."33 Maar het boek was zo schitterend geschreven dat de zeker niet erg orthodoxe Dean Inge in 1912 Newman noemde: "de prins onder de autobiografen".36 De Apologia biedt een openhartige blik in Newmans religieuze overtuiging, en beschrijft ons stap voor stap hoe en waarom hij vanuit het anglicanisme is overgegaan naar het rooms-katholicisme. Maar hij tekent ons ook met fijne pen het Oxford van zijn dagen, de colleges en fellows, tegen de achtergrond van de theologische overtuigingen van die eeuw, toen de theologische faculteit nog de 'centrale interfaculteit' van Oxford was. Wie de Apologia van Newman leest moet aan Oxford denken; wie in Oxford rondwandelt, wordt telkens weer herinnerd aan de Apologia. Newman heeft zich met zijn Apologia een eerherstel verschaft dat in feite door heel Engeland is aanvaard. Zelfs zozeer dat Newman heeft overwogen zich met een groep Oratorianen alsnog te Oxford te vestigen. Het is er niet van gekomen, maar wel werden dankzij de door en door integere en sympathieke wijze waarop Newman zijn Oxfordperiode had beschreven, persoonlijke banden met oude vrienden als Keble, Pusey en Church weer aangehaald en definitief hersteld. Het zou Trinity College zijn, het college waar de jonge Newman gestudeerd had, dat voor de verzoening een passende vorm vond. In december 1877 werd hij benoemd tot honorary fellow van Trinity College, erelid van het college waar hij student was geweest. Zijn verrassing was groot, en hij noemde dit gebeuren in een schrijven aan de bisschop van Birmingham op 18 december 1877 "misschien het grootste compliment dat ik ooit heb ontvangen."37 Zijn dankbaarheid was groot, want hij begreep dat de verwijdering van weleer, veroorzaakt door zijn toetreding tot de Rooms-katholieke Kerk, geweken was, en dat hij ook in Oxford weer aanvaard werd ondanks de aanvankelijke scheiding van zoveel vrienden. In februari 1878 bracht hij, op verzoek van de fellows van Trinity College, voor het eerst sinds 1845 weer een bezoek aan Oxford en bezocht zijn oude college, waar hij aanzat aan de high table. Hij bracht een bezoek aan zijn negentigjarige, nu blinde vroegere tutor T. Short die, toen hij zijn stap hoorde, uitriep: "Is that dear Newman?" 38 Een jaar later was hij met Trinity Sunday opnieuw in Trinity College en preekte in de St. Aloysius Church. Wie vandaag Trinity College bezoekt, zal in de eetzaal een schilderij van Newman en in de tuin zijn borstbeeld aantreffen. Maar de meest opzienbarende benoeming wachtte hem in het jaar 1879. Er was sprake van geweest dat Newman het eerste Vaticaans Concilie zou bijwonen, maar hij zag daarvan af — mede omdat de officiële wereld van kerkelijke prelaten en bisschoppen die tijdens een concilie te Rome natuurlijk aanwezig zou zijn, hem niet lag en het bovendien aan twijfel onderhevig was of hij met alles wat daar beslist zou worden, kon instemmen. Op 7 februari 1878 was paus Pius IX na een bewogen pontificaat van bijna tweeëntwintig jaren op 85-jarige leeftijd gestorven39 en op 20 februar i 1878 werd de reeds 68-jarige kardinaal Pecci (1810-1903) ai bij derde ronde tot paus gekozen. Hij zou nog vijfentwintig jaren regeren als Leo XIII en belangrijke encyclieken als Aeterni Patris (1879), over de wijsbegeerte van Thomas van Aquino, en Rerum Novarum (1891), over het sociale vraagstuk, publiceren. Als zeer jeugdige nuntius te Brussel (1843-1846) had Pecci de hoogtijdagen van de Oxford Movement op de voet gevolgd en hij had zelfs in 1845 pater Dominicus Barberi in zijn nuntiatuur te Brussel ontvangen, direct nadat deze Newman in de Rooms-katholieke Kerk had opgenomen. Met het werk en de inzichten van Newman was hij goed op de hoogte en hij had rondweg bewondering voor hem, zoals Newman waardering had voor deze nieuwe paus die de problemen, waarvoor het christelijk geloof ook in die jaren stond, recht in het gezicht wilde zien.40 Zoals dean Inge zo treffend opmerkte, liet de nieuwe paus geen tijd verloren gaan om Newman kardinaal te maken.41 Nadat Newman gepolst was en zijn aarzelingen overwonnen had, vooral nadat hem op 11 maart 1879 officieel door het Vaticaan werd toegezegd dat hij in Engeland mocht blijven wonen42 en hij dus hoofd kon blijven van de kleine gemeenschap van Oratorianen te Birmingham waar hij al weer zo lang leefde, werd het kardinalaat hem op 15 maart 1879 verleend, wat in Engeland grote voldoening wekte en ook binnen anglicaanse kring waardering vond.43 Op 16 april 1879 reisde Newman opnieuw naar Rome om daar op 12 mei 1879 door Leo XIII tot kardinaal te worden gecreëerd.44 In Newmans leven is, mede door zijn ouderdom, door het kardinalaat weinig veranderd. Toch mogen allen die het geestelijk belang van Newmans werk en geschriften erkennen, paus Leo XIII dankbaar zijn voor deze benoeming, omdat vooral daardoor Newmans werk, zowel binnen de Anglicaanse als binnen de Rooms-katholieke Kerk, binnen en buiten Engeland, grotere bekendheid heeft gekregen en de gereserveerdheid, die ook vele rooms-katholieken jegens deze "bekeerling" gevoelden, verminderde. Zonder zijn kardinalaat zou Newman buiten Engeland nu wellicht vergeten zijn en een onbekende zijn gebleven. "The long life is closed", opende Dean Church zijn prachtige herdenkingsartikel in de Guardian op 13 augustus 1890, nadat Newman op maandagavond II augustus gestorven was.45 Die lange weg heeft veroorzaakt dat hij ons protestanten via zijn leven en geschriften nog steeds indringende vragen stelt; en voor wat de rooms-katholieken betreft, blijft waar wat dean Inge in 1912 opmerkte: "De Roomse kerk is in Engeland minder impopulair geworden, sinds Newman van haar de hoogste eer ontving die ze kon verlenen."46

Newman in Nederland
In de eerste helft van de twintigste eeuw is in Nederland aan Newman de nodige aandacht besteed. Maar het zou onjuist zijn hier voor de negentiende eeuw niet tevens de naam te noemen van de cultuurheros Allard Pierson (1831-1896) die bij de dood van Newman in 1890 een artikel met veel waardering aan hem wijdde.47 Het was een merkwaardig artikel, grotendeels geschreven in de vorm van een gefingeerde redevoering van Newman zelf, waarin enige gedachten van hem naar voren worden gebracht. Allard Pierson ving zijn artikel aan met de waarschuwing: "Niemand kan hem ongestraft verwaarlozen" 48 — een aanwijzing die, van zijn kant komend, ook nu, een eeuw later, nog van waarde is. De bekende thomistische filosoof J. V. de Groot (1848-1922) publiceerde in 1910 zijn boek Denkers van onzen tijd, waarin een uitgebreid opstel over Newman is opgenomen, vooral over diens Grammar of Assent uit 1870.49 Het was daarna H. Stoel (1878- 1966) die te Groningen als eerste in Nederland op Newman promoveerde met een dissertatie Kardinaal Newman (1801-90), waarvan het eerste deel als titel Zijn strijd om de ware kerk (1801-45) had, waarin veel betrouwbaar, in het Nederland van die dagen nog onbekend materiaal over de Oxford Movement verzameld is.50 Na hem valt te noemen de Leidse hoogleraar F. Pijper (1859-1926), die in zijn in 1921 verschenen bundel Het Modernisme en andere stroomingen in de Katholieke Kerk één opstel publiceerde over de Oxford Movement en één over kardinaal Newman. Inmiddels had het eeuwfeest van de Oxford Movement, dat men in Engeland in 1933 uitgebreid vierde, ook Nederland niet geheel onberoerd gelaten. J. H. Gunning J. Hzn. (1858-1940), de redacteur van het destijds zo bekende tijdschrift Pniël, publiceerde in dat jaar een volumineus boek over Newman met een inleiding van W. J. Aalders waarvan de kwaliteit is dat het, hoewel uitgebreid, overzichtelijk en voor een ieder begrijpelijk geschreven is.52 Gunning was oecumenisch en had grote bewondering voor kerkelijk-gereformeerden als Colijn en Schilder, terwijl hij als protestant diep geïnteresseerd was in de levensloop van Newman, wiens keuze voor Rome hij niet deelde, maar wiens geestelijke signatuur hij bleef bewonderen. Hoe grote invloed Newman ook op de oudere Gunning had, bewijst wat hij op 24 mei 1939 aan C. J. de Vogel schreef:

Ik heb sinds een jaar al mijn Newmanniana naar mijne Bibliotheek in Utrecht verzonden. (U weet wellicht dat ik bijna ± 12 000 boeken aan de Un. Bibl. aldaar geschonken heb.) Dat was voor mijn gevoel een middel (een laf middel) tot zelfbehoud. Newman kreeg zulk een greep op mijn kerkelijk bewustzijn, dat ik mij gewelddadig aan hem wilde onttrekken. Ik was voor driekwart voor Rome gewonnen. Ik brak met de lectuur van en over Newman."53

Het is nahem vooral W. H. van de Pol (1897-1988) die ten aanzien van Newman onze aandacht vraagt. Hij was één van de voorlopers van de Nederlandse oecumene, die hij in zijn jonge jaren vooral in de NCS V beleefde. De theologie had zodanig zijn aandacht, dat hij op later leeftijd in zijn avonduren — hij was aardrijkskundeleraar te Zeist — alsnog te Utrecht theologie ging studeren. Het was een voordeel dat hij dit op rijpere leeftijd deed, bovendien in een tijd dat erbinnen de Hervormde Kerk werkelijk belangrijke theologen waren als G. van der Leeuw, W. J. Aalders, O. Noordmans, en niet te vergeten Maarten van Rhijn, zijn latere promotor. Hierbij kwam dat Van de Pol levenslang anglofiel was; zijn grote kerkelijke belangstelling ging uit naar Engeland, iets wat ook in die dagen bijzonder was. Hij leerde de Anglicaanse Kerk van binnenuit kennen en liefhebben, zowel door bezoeken aan Engeland als door theologische studie en kerkbezoek. Hij bleef hervormd maar bezocht in Utrecht, waar hij woonde, steeds tevens de anglicaanse kerkdiensten, wier liturgie een diepe indruk op hem maakte. Hij kwam door studie ook met Newman in aanraking, en was vanuit oecumenisch perspectief met name geestelijk geboeid door Newmans verhouding tot de kerk. Van de Pol ondervond dat het voor inzicht in eigen kerkelijk leven heel verhelderend kan zijn het kerkelijk leven van een geheel ander land te bestuderen, omdat men daar doorgaans dezelfde problemen, maar in geheel andere vorm en omstandigheden, aantreft.

Op 31 maart 1936 promoveerde Van de Pol cum laude op het proefschrift De kerk in het leven en denken van Newman — een boeiend boek, dat ook vandaag nog, na meer dan zestig jaren, lezenswaard is. Noordmans oordeelde:

De dissertatie van dr. W.H. van de Pol, De kerk in het leven en denken van Newman, zou men kunnen lezen als een psychologische roman. Zij houdt iemand van begin tot het einde geboeid. Deze geschiedenis van een ziel verloopt zelfs met een noodwendigheid, die de fictie nauwelijks zou kunnen bereiken.54

Van de Pol heeft evenmin als Newman de trek naar de Rooms-katholieke Kerk weerstaan, maar bij hem waren het niet zozeer de kerkvaders die hem naar Rome dreven, zoals bij Newman, als wel de toenmalige tamelijk anti-roomse tendens van de oecumenische beweging die zich in die jaren méér dan Van de Pol gewenst achtte, opstelde tegenover Rome — waarbij moet worden opgemerkt dat Rome in die dagen van de oecumenische beweging nog niets wilde weten. Een volgende figuur die onze aandacht vraagt in verband met Newman is Cornelia de Vogel (1905-1986). Anders dan Van de Pol, die zeer kerkelijk was opgevoed, was zij van huis uit nauwelijks christelijk. Zij kwam via een min of meer toevallige ontmoeting met de NCS V tot het christelijk geloof, dat zij zeer bewust aanvaardde en waarover zij werkelijk alles wilde weten. Misschien moet men van buitenaf komen om met zoveel ijver kennis te nemen van de patristische, middeleeuwse, reformatorische en eigentijdse theologische geschriften als zij deed. Daarbij had zij een scherp intellect en een even strijdbare ziel als Hadewych en Anna Bijns. Als leerlinge van de grote Ovink promoveerde zij in 1936 op een knappe Plato-dissertatie,55 maar zij rustte daarna niet op haar lauweren. Het merkwaardige is veeleer dat zij in die jaren een tweesporig wetenschappelijk leven leidde. Enerzijds classica, gespecialiseerd in de klassieke filosofie, waardoor zij in 1946 te Utrecht tot hoogleraar in de klassieke filosofie werd benoemd; anderzijds rusteloos studerend in de theologie, waarbij zij zich onder meer tot een bekwaam patristica ontwikkelde. Min of meer toevallig kwamen haar de Lectures on Justification van Newman uit 1838 onder ogen, waarvan de lezing zo'n diepe indruk op haar maakten dat ze later zei deze destijds onder tranen te hebben gelezen.56 De indruk van deze lectuur en de overweging daarvan heeft ze in 1939 vastgelegd in haar massieve boek Newmans gedachten over de Rechtvaardiging, hun zin en recht ten opzichte van Luther en hetprotestantsche christendom. De publicatie van dit waardevolle boek heeft een droevig lot ondergaan. Wel zijn enkele recensie-exemplaren de deur uitgegaan en schaften de universiteitsbibliotheken en sommige theologen het boek aan, maar in mei 1940 zijn door oorlogshandelingen alle te Wageningen bij de uitgever Veenman in voorraad zijnde exemplaren verbrand, zodat het boek ook in Nederland nauwelijks bekendheid geniet en zelfs erkende Newmankenners het vaak niet hebben gelezen of ook maar ooit gezien. Gelukkig bestaat het plan dit boek opnieuw uit te geven, want het is een van de meest gedegen Newmanstudies die er bestaan.57 Het is mede van belang omdat de schrijfster het boek in sterke mate vanuit de Hervormde Kerk heeft geschreven, hoewel haar gelaat reeds naar Rome was gekeerd, en omdat ze, afgezien van de behandeling van de Lectures on Justification, vooral de Oxfordse preken van Newman grondig heeft geanalyseerd. Ze poogt in dit boek nog wat Newman deed in 1841 bij de publicatie van Tract 90: tot een vrede komen tussen Trente en de Reformatie, op grond van de kerkvaders. Noordmans schreef over "de belangrijke publicatie van deze begaafde schrijfster" in een uitvoerige kritische boekbespreking: "Het boek van dr. De Vogel herinnert hier en daar aan Augustinus. Er is iets in van zijn Confessiones. Maar dat is het ook nog niet helemaal. Wij moeten iets verder terug naar de Alleenspraken van de kerkvader."58 De Vogel bestudeerde nadien met name Athanasius, over wie ze eveneens een boek publiceerde, 59 en ging, evenals Newman, vanuit haar visie op de kerkvaders in 1944 over tot de Rooms-katholieke Kerk. Zij schreef daarop het boek Ecclesia Catholica waarin zij een streng theologische verantwoording gaf van haar stap.60 Noordmans bestreed het boek, maar erkende tevens: "Dr De Vogel is een figuur in onze kerkhistorie. Men kan dit zeggen, ook als men haar verantwoording niet laat gelden."61 Wij hebben reeds aangegeven hoezeer Noordmans zich in enkele grondige boekbesprekingen over Newman heeft uitgesproken, maar moeten nog met name noemen zijn machtige opstel — in de zin van groots én zwaar — dat hij schreef voor de bundel Geschiedenis. Een bundel studies over den zin der geschiedenis, opgedragen aan W. J. Aalders bij gelegenheid van zijn aftreden als hoogleraar te Groningen, in 1944, en wel: "Newman en de historie".62 In dit opstel zegt Noordmans over Newman wat ook voor hem zelf zou kunnen gelden: "Hij is geen vakfilosoof, maar een visionair schrijver." 63 De meest verassende en onvergetelijke uitspraak die Noordmans doet, lijkt mij de volgende:

"Achter een apostel, een kerkvader, een kerkhervormer ontstaat altijd een soort luchtledig. Het was er achter Paulus, achter Augustinus, achter Luther. De opvolgers zijn niet in staat te werken met de machten die in het denken van hun grote voorganger voorkomen. De negativiteit ontgaat hen. Zij brengen eenvoudig de positieve grootheden tot enige ontwikkeling en het eigenlijke blijft als een zaad liggen voor de toekomst. — Zo is het ook met Newman gegaan. Wat de roomse apologetiek en de protestantse liturgische beweging zich voorshands van hem hebben toegeëigend, is te veel ontleend aan de taal der eeuw waarin Newman sprak. Wat deze in die taal gezegd heeft is echter een macht die de historie mede zal bewegen."64

Ik zou hierna nog het werk kunnen noemen van P. Zeno (1903-1993), A. J. Boekraad en van C. Duivesteyn, allen van rooms-katholieke zijde, en opmerken dat vooral Zeno met zijn geschriften veel heeft gedaan om aan Newman meerdere bekendheid te geven.65 Afgezien van de theologen van de Gereformeerde Kerken, die bij mijn weten, op G. Th. Rothuizen (1926-1988) na, nooit over Newman gepubliceerd hebben, is het merkwaardige dat het Newman-onderzoek in Nederland binnen protestantse kring na 1945 vrijwel gestokt is.66 Wat mag daarvan de reden zijn? Eerlijk gezegd geloof ik dat de hervormde theologen geschrokken zijn van de overgang van twee Newman-coryfeeën als Van de Pol en De Vogel naar de Rooms-katholieke Kerk. Het is alsof men dacht, al sprak men het niet uit: indien een Romevaart het gevolg is van Newmanstudie, dan géén Newman-studie. Het door mij weergegeven brieffragment van Gunning zegt dit eigenlijk met zoveel woorden. En toch doet mij dit denken aan een vader die het boek Das Kapital op de studeerkamer van zijn zoon aantrof en hem ernstig vermaande dat boek vooral niet te lezen, omdat men daar communist van werd! Dat neemt niet weg dat er ook thans in Nederland nog veel stille Newman-studie bestaat en dat er ook op menige Nederlandse protestant van de Apologia van Newman een onweerstaanbare bekoring uitgaat. Newman verruimt ons inzicht in twee wereldkerken: de Anglicaanse en de Rooms-katholieke Kerk. Hij noopt ons tevens ons grondig op de continentale reformatie te bezinnen. Hij geeft ons vooral een diepe kijk in het christelijk geloof en geloofsleven en sterkt ons ook vandaag met het woord uit de Apologia: "Tienduizend moeilijkheden maken nog niet één twijfel." Bij hem gaat het niet zozeer om abstracte theologische vragen, want zijn theologische vragen hebben vorm gekregen gedurende zijn levensloop en zijn een onderdeel geworden van zijn biografie, van de stad Oxford en van zijn vriendenkring. Hij is er door verrijkt en heeft er anderen mee verrijkt, maar heeft ook van veel afscheid moeten nemen. Er is een niet te miskennen vereenzaming in zijn leven die hij zich deels zelf heeft opgelegd maar die hem deels ook is aangedaan. Zijn leven is als alle leven een kruising van geluk en verdriet, van succes en mislukking, maar hij behoort tot de weinige theologen wier oeuvre niet alleen, maar wiens leven een leerschool kan zijn voor ons allen. Maar bovenal: hij voert ons weg van de tijdelijke dingen, die hij als voorbijgaande schaduwen zag, en voert ons omhoog naar de wezenlijke, de eeuwige dingen. Allen die dat doen mogen wij in de kerk terecht onze voorgangers en leermeesters noemen. En geestelijke leermeesters sterven niet maar blijven ons altoos nabij.

Canterbury, 29 januari 1992.


Noten
1. Zie Lytton Strachey, Portraits in Miniature, and Other Essays (London: Chatto & Windus, 1932), 11-57. Dean W. R. Inge, "Cardinal Newman," in Outspoken Essays , 3rd ed., vol. 1 (London: Longmans, 1927), 204: "That his life is for the most part a record of sadness and failure is no indication that he was not one of the great men of his time." Zie ook J. R. Shane Leslie, Studies in Sublime Failure, (London: Benn. 1932), 9-57.

2. Newman: "I loved Trinity Chapel at Oxford more than any other buildings". Zie Ian Ker, John Henry Newman, A Biography, revised ed. (Oxford: Oxford University Press, 1989), 323.

3. "His sermons have done more perhaps than any one thing to mould and quicken and brace the religious temper of our time; they have acted with equal force on those who were nearest and on those who were farthest from him in theological opinion." En: "The movement which he led, and of which these sermons are the characteristic monument, is said to be a failure; but there are failures and even mistakes, which are worth many successes of other sorts, and which are more fruitful and permanent in their effects." Dean Church, "Newman's Parochial Sermons" in Occassional Papers selectedfrom the Guardian, the Times, and the Saturday Review, 1846-1890, ed. by Mary C. Church, vol. 2, (London: Macmillan, 1897), 441, 462.

4. Newman, "Righteousness not of us, but in us," in Parochial Sermons, vol. 5 (London: Rivington, 1845), 151.

5. Newman, "The greatness and littleness of human life," in Parochial Sermons, vol. 4 (London: Rivington, 1839), 252.

6. John Keble, Isaac Williams, E. B. Pusey, J. H. Newman, Thomas Keble, Sir George Prevost and Robert Francis Wilson, Plain Sermons by contributors to the "Tracts for the Times", 10 vols. (London: Rivington, 1839-1848).

7. John Keble, National Apostasy, Considered in A Sermon Preached in St. Mary's Oxford before His Majesty's Judges of Assize on Sunday, July 14th, 1833, Centenary ed. (London: Mowbray, 1931).

8. Voor een verslag en analyse van de preken van Newman, zie vooral Cornelia de Vogel, Newmans gedachten over de rechtvaardiging, hun zin en recht ten opzichte van Luther en het protestantsche christendom (Wageningen: Veenman, 1939).

9. Piers Brendon, Hurrell Froude and the Oxford Movement (London: Elek, 1974), 89.

10. Newman aan William Palmer op 24 oktober 1833: "I am for no comittee, secretaries etc. — but merely for certain individuals in every part of the country in correspondence with each other instructing and encouraging each other, and acting with all their might on their respective circles." John Henry Newman, The Letters and Diaries, ed. and intr. by Ian Ker and Thomas Gornall, vol. 4 (Oxford: Clarendon Press, 1980), 70. Newman aan Hugh James Rose op 15 december 1833: "We do not want regular troops, but sharpshooters." Newman, Letters and Diaries, vol. 4, 143. Cf: "He was at his best when he had only one thing to do, and he would gladly devote himself completely either to study or to pastoral work." Ker, Newman, 118.

11. Opgenomen in J. H. Gunning J. Hzn., John Henry kardinaal Newman, een boek voor protestanten en rooms-katholieken, ingeleid door W. J. Aalders (Amsterdam: Paris, 1933), 186-87.

12. Ker, Newman, 86.

13. John Henry Newman, The Restoration of Suffragan Bishops Recommended, As a Means of Effecting a More Equal Distribution of Episcopal Duties, As Contemplated By His Majesty's Recent Ecclesiastical Commission (London: Rivington, 1835), 27.

14. De bisschop van Gloucester, A.C. Headlain, over het Book of Common Prayer. "The Oxford Movement made it real." A. C. Headlain, "What the Church as a whole owes to the Oxford Movement," in The Church Quarterly Review 58 (1933), 179.

15. "Our ancient Mother". John Henry Newman, A Letter to Godfrey Faussett (Oxford: Parker, 1838), 32.

16. Zie Ker, Newman, 62.

17. Newman aan zijn zuster Jemima Newman op 20 maart 1833 vanuit Rome: "[...] still as a system the corrupt religion (and it is very corrupt)" Newman, Letters and Diaries, vol. 3, 265.

18. Newman aan zijn zuster Jemima vanuit Rome op 11 april 1833, zie Newman, Letters and Diaries, vol.3, 284.

19. Newman aan John Frederic Christie vanuit Rome op 6 april 1833, zie Newman, Letters and Diaries, vol. 3, 277.

20. Tracts for the Times. Single Tracts by Newman, no. 90 (1841) (Oxford: Parker, 1870).

21. R. D. Middleton, Newman and Bloxham, An Oxford Friendship (London: Oxford University Press, 1947), 118.

22. Over zijn overgang naar de Rooms-Katholieke Kerk zie John Henry Newman, Apologia Pro Vita Sua (London: Longman, Green, Longman, Roberts & Green, 1864). Naast dit beroemde werk verscheen ook een roman: John Henry Newman, Loss and Gain (London: Burns, 1848), die verschillende malen herdrukt werd.

23. J. H. Newman, Sermons, Bearing on Subjects of the Day (London: Rivington, 1843), 461-462. In zijn Advertisement schrijft Newman op 25 november 1843 te Littlemore: "The Sermons which follow were all preached in St. Mary's, Oxford." Maar de laatste preek in deze bundel, XXVI, "The Parting of Friends", werd gehouden in het nabijgelegen dorp Littlemore.

24. Zie Newman, Sermons, 463-464.

25. "His few years at Littlemore meant far more to him than all his years at Oxford." Ker, Newman, 319. Zie ook Newman aan mrs. William Froude op 15 februari 1846: "Oxford then is not to me in the 20 to 30 years I have been there more or less, what Littlemore has been for 4 or 6." Newman, Letters and Diaries, vol. 11, 113, 125-126.

26. Alfred Wilson cp, Blessed Dominic Barberi: Supernaturalized Briton (London & Glasgow: Sands, 1967).

27. Newman, Letters and Diaries, vol. 12, 36.

28. Edwin A. Abbott, The Anglican Career of Cardinal Newman, 2 vols. (London: Macmillan, 1892).

29. Wilfried Ward, The Life of John Henry Cardinal Newman, 2 vols. (London: Longmans, 1912).

30. Inge, "Cardinal Newman," 181.

31. Ker, Newman, vii. Newman aan zijn zuster Jemima op 18 mei 1863: "It is ever been a hobby of mine (unless it be a truism, not a hobby) that a man's life lies in his letters." Newman, Letters and Diaries, vol. 20, 443. Newman noemde de briefwisseling "that kind of literature which more than any other represents the abundance of the heart, which more than any other approaches the conversation." Zie John Henry Newman, "The last years of St. Chrysostom," in Historical Sketches, vol. 3 (London: Basil Montagu Pickering, 1873), 221.

32. Newman, Letters and Diaries, vol. 27, 460.

33. Zie Abbott, Anglican Career, vol. 2, 1.

34. Letters and Diaries, vol. 21, 105.

35. Dean R. W. Church, "Newman's Apologia," in Occassional Papers Selected from The Guardian, The Times, and The Saturday Review, 1846-1890, ed. by Mary C. Church, vol. 2, (London: Macmillan, 1897), 386

36. Inge, "Cardinal Newman," 172.

37. Newman, Letters and Diaries, vol. 28, 283.

38. Meriol Trevor, Newman. Light in Winter (London: Macmillan, 1962), 547.

39. Newman aan Lady Simeon op 18 november 1870: "It is not good for a Pope to live 20 years. It is anomaly and bears no good fruit; he becomes a god, has no one to contradict him, does not know facts, and does cruel things without meaning it." Newman, Letters and Diaries, vol. 25, 231.

40. Newman op 27 oktober 1878 over de nieuwe paus Leo XIII: "I only wish he was 10 years younger — that he is not, is his only fault." Newman, Letters and Diaries, vol. 28, 415.

41. Zie Inge, "Cardinal Newman," 181.

42. Ward, Life, vol. 2,451.

43. "Then at last, neglected by Pius IX, he was remembered by Leo XIII. The Pope offered him the Cardinalship, he said, because he thought it would be "grateful to the Catholics of Engeland, and to England itself." And he was not mistaken. Probably there is not a single thing that the Pope could do which would be so heartily welcomed," Newman, Letters and Diaries, vol. 21, 465.

44. Leo XIII over Newman: "My Cardinal! It was not easy, it was not easy. They said he was too liberal, but I had determined to honour the Church in honouring Newman. I always had a cult for him, I am proud that I was able to honour such a man." Newman, Letters and Diaries, vol. 29, 426.

45. Dean R. W. Church, "Cardinal Newman's Course" in Occasional Papers, vol. 2,470-78 en "Cardinal Newman's Naturalness," in Occasional Papers, vol. 2, 479-482.

46. Inge, "Cardinal Newman/' 202.

47. Allard Pierson, "John Henry Newman," in Mannen van beteekenis in onze dagen, deel 21, red. E. D. Pyzel (Haarlem: Tjeenk Willink, 1890), 293-332.

48. Pierson, "John Henry Newman," 293.

49. J. V. de Groot, "John Henry Newman over de gronden van godsdienstige zekerheid," in Denkers van onzen tijd, red. J.V. de Groot, (Amsterdam: Veen & Van Langenhuysen, 1910).

50. Het tweede deel is niet verschenen.

51. Het artikel over de Oxford Movement was getiteld: "The Tractarians of the Puseyism in de Anglicaanse Kerk". De beweging werd destijds vaak naar E. B. Pusey genoemd.

52. Gunning, John Henry Kardinaal Newman.

53. Zie G. Puchinger, "Inleiding tot de tweede uitgave," in C. J. de Vogel, Newmans gedachten over de Rechtvaardiging, hun zin en recht ten opzichte van Luther en het protestantsche Christendom, facsimile ed. (Zoetermeer: Boekencentrum, 1994), xv (cf. noot 57).

54. O. Noordmans, "Newman en de Oecumenische Beweging," in Verzamelde werken, deel 6 (Kampen: Kok, 1986), 362.

55. Een belangrijke uitspraak in deze studie is: "Men heeft er dan slechts aan te denken, dat ook achter conventionele vormen soms een diep en edel leven staat, en dat inspiratie slechts gevoeld wordt door dengeen in wiens ziel de vonk heeft vlam gezet." C. J. Vogel, Een keerpunt in Plato's Denken, (Amsterdam: s. n., 1936), 115.

56. G. Puchinger, "Prof. dr. C. J. de Vogel," in Toekomst van het Christendom (Delft: Meinema, 1974), 184-85.

57. C. J. de Vogel, Newmans gedachten over de rechtvaardiging. Hun zin en recht ten opzichte van Luther en het protestantsche christendom (Wageningen: Veenman, 1939) In 1994 verscheen bij Boekencentrum inderdaad een facsimile editie van dit boek met een 'inleiding tot de tweede uitgave" van de hand van G. Puchinger (i-xxiv) (cf. noot 53).

58. Zie O. Noordmans, "Newman en de Reformatie," in Verzamelde werken, deel 6, 371.

59. Athanasius, Aartsbisschop van Alexandrië, 328-373, Redevoeringen tegen de Arianen, vert. en ingel. door C. J. de Vogel (Utrecht: Spectrum, 1949).

60. Cornelia J. de Vogel, Ecclesia Catholica, Redelijke Verantwoording van een persoonlijke keuze (Utrecht: Spectrum, 1948).

61. O. Noordmans, "Oudheid en Waarheid," in Verzamelde werken, deel 6, 410.

62. O. Noordmans, "Newman en de historie," in Verzamelde werken, deel 3 (Kampen: Kok, 1981), 276- 92.

63. Noordmans, "Newman," 286.

64. Noordmans, "Newman," 283-84.

65. P. Zeno, Newman 's leer over het menselijk denken. Inleiding op Newman 's Grammar of Assent en zijn psychologische ontdekking: de illatieve zin (Dissertatie Kahtolieke Universiteit Nijmegen, Nijmegen, 1942);
A. J. Boekraad The personal conquest of truth according to J. H. Newman (Dissertatie Gregoriana, Rome, 1955);
D. C. Duivesteyn, Newman en het liberalisme (Dissertatie Katholieke Universiteit Nijmegen, Nijmegen, 1946).

66. G. Th. Rothuizen, "Christen en gentleman. Bij een beschouwing van John Henry Newman," in W. F. de Gaay Fortman et al.,1 Achter den tijd'. Opstellen aangeboden aan dr G. Puchinger ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag (Haarlem: Aca-Media, 1986).


Noot van de redactie
G. Puchinger (1921-1999) was historicus en hoofd van het Historisch Archief- en Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme 1800-heden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Deze bijdrage is de laatste van drie artikelen over de negentiende-eeuwse Oxford Movement in de Anglicaanse kerk en vormt tevens het slot van de serie over Engelse theologen. Eerdere afleveringen gingen over Augustinus, J. Lanfranc, Anselmus van Canterbury, Thomas Becket, John Wycliff, Julian of Norwich, Thomas Cramer, William Laud, Richard Hurell Froude and Richard William Church (Radix 23-26, 1997-2000). Correspondentie richten aan: Redactie Radix, p.a. Peter Mulder, Marco Polostraat 193-hs, 1057 WK Amsterdam. Elektronische post: radix@gwg.nl.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2000

Radix | 100 Pagina's

John Henry Newman (1801-1890)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2000

Radix | 100 Pagina's