Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vrouw kandidaat. Wat nu?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vrouw kandidaat. Wat nu?

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het decennium waarin de SGP werd opgericht, was de invoering van het actieve en passieve vrouwenkiesrecht (respectievelijk het mogen stemmen en gestemd kunnen worden) een actueel onderwerp in de Nederlandse politiek. Bij de grondwetsherziening van 1917 werd met (bijna) alle stemmen niet alleen het algemeen (mannen) kiesrecht ingevoerd, maar ook het passieve kiesrecht voor vrouwen mogelijk gemaakt. Tevens werd geregeld dat in een later stadium door middel van een wet aan vrouwen het actieve kiesrecht verleend kon worden. In het jaar daarop werd de SGP opgericht, te weten op 24 april 1918.

Weer een jaar later, in 1919, kwam in de Tweede en Eerste Kamer reeds een initiatiefwet van de fractievoorzitter van de vrijzinnig-democraten, mr. H.P. Marchant, in stemming die het actieve kiesrecht voor vrouwen regelde. Dit wetsvoorstel werd met grote meerderheid aangenomen. Dit betekende dat bij de Kamerverkiezingen van 1922 zowel mannen als vrouwen naar de stembus moesten. Ja, moesten, want er gold opkomstplicht. Bij de grondwetswijzigingen van 1922 werden het algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht zelfs in de Grondwet verankerd. De revolutionairen hadden hiermee de strijd gewonnen.

De slappe, het beginsel verkwanselende opstelling van de antirevolutionairen in deze strijd was er mede de oorzaak van dat in 1918 naast de Antirevolutionaire Partij (ARP of AR) een Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) werd opgericht die het actieve en passieve vrouwenkiesrecht als in strijd met de Schriftuurlijke roeping van de vrouw niet alleen in theorie of in een ideale situatie, maar ook in de weerbarstige politieke praktijk helder afwees.

Nu recent - voor het eerst in de 95-jarige geschiedenis van de SGP - het diep trieste feit zich voorgedaan heeft dat een vrouw als kandidaat aanvaard is voor een SGP-kandidatenlijst, dringt zich dan ook de prangende vraag op welke (vergaande) consequenties hieraan verbonden moeten worden door hen die het vrouwenkiesrecht op grond van de Schrift afwijzen? Laat ons daartoe eerst in het kort de geschiedenis van de ARP en de SGP ten aanzien van het vrouwenkiesrecht bezien.

Antirevolutionairen

Het beginselprogramma van de Antirevolutionaire Partij uit 1916 liet er geen onduidelijkheid over bestaan hoe de AR over het vrouwenkiesrecht dacht: "Krachtens beginsel (...) wraakt zij een staatkundig vrouwenkiesrecht." Dus niet zomaar, nee, krachtens beginsel was de AR erop tegen. Dat beginsel vloeide voort uit de gegevens die de Schrift over de taak en roeping van de vrouw verstrekt.

Helaas hadden de Eerste en Tweede Kamerfractie van de AR bij de grondwetswijzigingen van 1917 met dit beginsel een loopje genomen. De confessionele partijen (CHU, ARP en RKSP) lieten bij die stemmingen de bezwaren tegen het vrouwenkiesrecht tijdelijk varen in ruil voor steun van de niet-confessionele partijen voor de financiële gelijkstelling van het bijzonder met het openbaar onderwijs. De antirevolutionairen bedreven dus koehandel met beginselen. Naast dit 'tijdelijk' laten varen van de bezwaren tegen het vrouwenkiesrecht kwam kort daarna een nog veel ernstiger situatie aan de oppervlakte, namelijk het feit dat een deel van de AR-Kamerleden tegen het vrouwenkiesrecht sowieso weinig of geen bezwaar (meer) had. De AR-Kamerfracties begonnen op dit punt te schuiven. Dit was ook enigszins op te maken uit de opmerking die de fractievoorzitter van de antirevolutionairen in de Tweede Kamer, de hervormde predikant C. van der Voort van Zijp (1871-1935), op 14 november 1918 in de Kamer maakte. Hij zei namelijk dat de antirevolutionairen, hoewel zij "niet de warmste voorstanders" van het vrouwenkiesrecht waren, aan een voorstel tot behandeling van het vrouwenkiesrecht wel hun medewerking zouden verlenen.1

Toen een dergelijk voorstel - het al eerder genoemde voorstel van Marchant - in de Tweede Kamer in stemming kwam, stemden nota bene twee van de dertien AR-Kamerleden voor het voorstel en onthielden zich drie van stemming (9 mei 1919). En in de Eerste Kamer stemden zelfs drie van de negen AR-senatoren voor en onthielden zich eveneens drie van stemming (10 juli 1919).

Ook bij deze stemmingen was er dus in de praktijk bij de AR geen sprake meer van een krachtig en onverdeeld verzet tegen het revolutionaire vrouwenkiesrecht, zoals het beginselprogram eiste.

Prof. Van der Schuit

Kort hiervoor (28 maart 1919) had de Christelijk-gereformeerde prof. J.J. van der Schuit (1882-1968) inzake de AR en het vrouwenkiesrecht al deze treffende opmerking gemaakt: "Wat vroeger heilig heette om des beginsels wil, wordt tegenwoordig als oudroest weggeworpen." En waarom werd het beginsel weggeworpen?

Prof. H. Bavinck, die voor de AR zitting had in de Eerste Kamer, had in een lezing waarin hij zelfs een pleidooi voor het vrouwenkiesrecht had gehouden, gezegd dat de antirevolutionairen hierin "nooit zover gegaan" zouden zijn, "wanneer niet de tijdgeest en het socialisme" hen "in die richting hadden gedreven." Dit ontlokte aan prof. Van der Schuit de scherpe reactie dat op deze wijze "heilige beginselen weggedoezeld" worden en dat er zo sprake is van een naar het stuur grijpende "egoïstische belangenpolitiek. Men vreest zijn invloed te verliezen en nu vindt men het uit oogpunt van tactiek beter en raadzamer om maar met de stroom mee te gaan. Waarlijk, het kielwater zuigt sterk!!"2, zo analyseerde prof. Van der Schuit de situatie inzake de AR en het vrouwenkiesrecht. Maar zijn hier deels al geen parallellen te trekken met de SGP van nu?

Geen handhaving in de praktijk

Ook de behoudende antirevolutionaire prof. D.P.D. Fabius liet er destijds geen onduidelijkheid over bestaan hoe hij over de situatie dacht: "Het getol en het gesol met het vrouwenkiesrecht (...) toont wel hoe papperig de bodem door beginselloosheid werd. En dat in een tijd die wellicht meer dan ooit rotsvastheid eist"3. De redacteur van De Banier voegde hieraan nog fijntjes toe dat alle antirevolutionaire Kamerleden die afwijkend gestemd hadden, binnen de AR gehandhaafd werden, "ook al hadden ze vierkant in strijd met het program gehandeld."4 Aan afwijkingen van het beginselprogram op dit punt werd dus niets gedaan.

Hetzelfde is al jaren ook binnen de SGP het geval. Zij die op dit wezenlijke punt het beginselprogram niet onderschrijven, kunnen gewoon SGP-lid worden, ja, zelfs de SGP vertegenwoordigen in Kamers, Staten en raden. Het droeve gevolg hiervan is dat de groep 'afwijkers' binnen de SGP als maar groter en groter wordt en mogelijk zelfs binnen afzienbare tijd de meerderheid zal hebben. Uitholling vanbinnen uit! Volgens de parlementaire redacteur van het antirevolutionaire dagblad De Standaard, de heer J. Hollander, was in 1925 het officiële partijgeluid nog dat de AR het "staatkundig kiesrecht der vrouw" afwees. Wel gaf hij toe dat een klein aantal leden voor het vrouwenkiesrecht was en een "iets bredere groep" zich er niet druk over maakte.

Ten aanzien van het passieve vrouwenkiesrecht had de deputatenvergadering in 1921 nog besloten dat vrouwen zich niet mochten kandideren - een verbod dat tot 1953 in theorie en in de praktijk van kracht gebleven is -, maar ondertussen stond het aan partijleden wel vrij om een afwijkende mening uit te dragen.

Ze behoefden zich daarin niet geremd te gevoelen. En ten aanzien van het actieve vrouwenkiesrecht was de praktijk dat reeds bij de Kamerverkiezingen van 1922 door de AR aan vrouwen geadviseerd werd naar de stembus te gaan om langs deze weg te voorkomen dat de linkse, niet-confessionele partijen de meerderheid zouden behalen. Ds. G.H. Kersten: "Het vrouwenkiesrecht beweren zij principieel te veroordelen, maar gebruiken willen zij het. Bijbelse vrouwen moeten ten voorbeeld dienen. Dat is niet recht. Voor wie stemt of niet stemt, kan leider noch enig bestuur verantwoordelijk gehouden worden, maar wel voor het gegeven advies. En het advies luidde bij de AR: 'Vrouwen stemt!' Bij de SGP: 'Vrouwen, blijft thuis!'. Is er geen verschil? Kunnen wij tezamen wandelen?"5Die laatste vraag beantwoordden de oprichters van de SGP met een duidelijk 'néé'. Zij konden zich niet met de antirevolutionairen in één partij verenigen en richtten mede daarom de SGP op.

Daar de strijd tegen het vrouwenkiesrecht ook na de oprichting van de SGP door de AR niet waardig gevoerd werd, adviseerde de redacteur van De Banier - bijvoorbeeld bij de Kamerverkiezingen van 1929 - aan de kiezers om hun stem uit te brengen op ds. Kersten, "die eerst alleen onverzwakt tegen het revolutionaire vrouwenkiesrecht heeft gestreden in de Kamer en later na 1925 met ds. Zandt."6 We onderstrepen de laatste woorden: "met ds. Zandt". Gezamenlijk hebben ze gestreden tegen het actieve en passieve vrouwenkiesrecht en alzo het partijstandpunt uitgedragen. Daarin onderscheidde de SGP zich toen in positieve zin van de AR. Helaas onderscheidt de SGP zich nu op dit punt niet meer van de AR. De huidige SGP roept ook vrouwen op om te gaan stemmen. En het kandideren van vrouwen wordt in het SGP-beginselprogramma nog wel veroordeeld zoals destijds ook bij de AR het geval was, maar in de praktijk heeft de SGP in maart dit jaar onder druk van de Hoge Raad en op voorstel van het hoofdbestuur de formeel-juridische belemmeringen voor het kandideren van vrouwen weggenomen, met als gevolg dat de weg daartoe nu openligt. Inmiddels ging in Vlissingen al het eerste 'schaap' over de dam, terwijl niets erop wijst dat door het hoofdbestuur of door de partij wezenlijke stappen hiertegen ondernomen gaan worden om deze bres in de dijk alsnog te dichten. Van een bezielend strijden tegen het vrouwenkiesrecht lijkt geen sprake meer. Alles wijst dus bij de SGP - op dit punt - op een snelle afloop der wateren.

Waarom tegen?

De reden waarom de SGP destijds wel "onvermoeid tegen vrouwenkiesrecht" protesteerde, had ds. Kersten reeds in 1922 in De Banier uiteengezet. Het is nu des te nuttiger hiervan kennis te nemen. We laten ds. Kersten zelf aan het woord:

"Het vrouwenkiesrecht is vrucht van de emancipatiebeweging die de gelijkheid van man en vrouw eist, en de laatste tijd weer met grote kracht opkwam. (...) Voor wie de Bijbel gelooft, staat vast dat eenmaal alle onderscheid tussen man en vrouw zal worden opgeheven. Dat zal zijn als er geen tijd meer is en het sterfelijke van de mens onsterfelijkheid en het verderfelijke onverderfelijkheid zal hebben aangedaan. Zo toch leert ons de Heere Jezus in Zijn weerlegging van de Sadduceeën, die de opstanding loochenden. (...) Maar dat verschil der beide geslachten zal hier op aarde wél zijn. Alle pogen dat verschil op te heffen, is een indruisen tegen Gods ordinantie. Hier op aarde is de man man en de vrouw vrouw. Twee menselijke wezens van onderscheiden bouw, vorming en aanleg, en (dienovereenkomstig) met tweeërlei roeping. Ook de bedeling van het Nieuwe Verbond hief dat onderscheid niet op. Want toch als Paulus in Galaten 3 vers 28 spreekt: Daarin is noch Jood noch Griek, daarin is noch dienstbare noch vrije, daarin is geen man en vrouw, wil de apostel allerminst beweren dat nu met de dagen van de nieuwe bedeling alle soortverschil onder de mens niet meer meetelt. (...) Zulke conclusie uit Paulus' woorden is geheel ten onrechte. De grote heidenapostel spreekt in de genoemde tekst van de heerlijke genadestaat die nu alle gelovigen gemeen is, en waarin de een geen voorrecht boven de ander heeft, van wat volk, geslacht of staat hij ook zij. Of wij Jood zijn of Griek, dienstbare of vrije, man of vrouw, de genade van Jezus Christus stoot ons niet af. Zij is in deze zin aller, geen onderscheid makende. Maar die geestelijke gelijkheid in Christus heft het natuurlijk soortverschil niet op. Ware dat zo, de vrouw zou toch zeker in de kerk aan de man gelijk zijn en evenals hij ook daar deelnemen aan alle kerkelijke handelingen en dienen kunnen in het ambt. En dat nu is onzes inziens niet zo. Hoe duidelijk leert ons dat dezelfde apostel in de Korinthebrief. In Korinthe toch schijnt men te zeer de vrouw op de voorgrond gebracht en ook haar toegestaan te hebben dat zij sprak. En hoe nu treedt Paulus daartegen op? Met een beroep op Gods Wet in Genesis 3 vers 16, dat de man over de vrouw heerschappij hebben zal, betoogt hij: Dat uw vrouwen in de gemeente zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de Wet zegt. En zo zij iets willen leren, laat haar te huis haar eigen mannen vragen; want het staat lelijk voor de vrouwen dat zij in de gemeente spreken (1 Kor. 14:34-35). Paulus ziet in het openbaar spreken van de vrouw een wijze van doen die strijdt met de houding die haar aanbevolen wordt én door de natuur der dingen én door het bevel des Scheppers (vergelijk 1 Kor. 11:1-16).

Eigen plaats

God beschikte voor de vrouw een eigen plaats en schonk haar een eigen leven. Uit de Wet Gods nu volgt dat zolang de wereld staat, het verschil tussen man en vrouw standhoudt en de regel gelden blijft dat de vrouw aan de man onderdanig is, en dat de man is het hoofd van de vrouw. En naar die regel is het sieraad van de vrouw niet het publieke optreden, maar een zachtmoedige en stille geest. Hoe liefdevol maant dan ook het tedere woord van Petrus daartoe: Desgelijks gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig; opdat ook zo enigen het Woord ongehoorzaam zijn, zij door den wandel der vrouwen zonder woord mogen gewonnen worden, als zij zullen ingezien hebben uw kuisen wandel in vreze. Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten des haars, en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken, maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedigen en stillen geest, die kostelijk is voor God. Want alzo versierden zichzelven eertijds ook de heilige vrouwen, die op God hoopten, en waren haar eigen mannen onderdanig; gelijk Sara Abraham gehoorzaam is geweest, hem noemende heer, welker dochteren gij geworden zijt, als gij wel doet en niet vreest voor enige verschrikking (1 Petr. 3:1-6). Desgelijks vermaant Paulus in de Efezebrief de vrouwen aan de man onderdanig te zijn gelijk aan de Heere. En de grote apostel ontziet zich niet de verhouding tussen Christus en de gemeente ten voorbeeld te stellen voor de verhouding tussen man en vrouw. Gelijk die gemeente Christus onderdanig is, alzo moeten ook de vrouwen aan haar eigen mannen onderdanig zijn in alles. En dat Bijbels onderdanig zijn, gedoogt het publieke optreden van de vrouw niet. In de gemeente zwijge de vrouw: op de ledenvergadering is haar plaats niet, zelfs niet als het slechts gaat over stoffelijke belangen. Veel minder betrede zij de kansel, noch ook diene zij als ouderling of diaken. Het ambt past haar niet. Haar plaats is thuis; zij is tot regeren niet geroepen. (...) Regerende vrouwen kent de Schrift niet; noch in Juda noch in Israël, dan Athalia, die de ondergang van het land verhaastte, de andere Izébel!7 (...)

'Geen vrouw in het ambt', zo luidde het oude parool, al werd hulp van de vrouw in de gemeente niet altijd versmaad. De plaats van de vrouw is thuis. Dat zij [daar] haar man vrage. En wij zullen wel doen ons aan deze regel te houden op kerkelijk terrein, maar ook op staatkundig gebied. Want ook in dat staatkundig leven ligt de roeping van de vrouw in het afzonderlijke, niet in het publieke leven. Zij hoort niet in de colleges van Generale en Provinciale Staten of in gemeenteraden. Zij hoort ook aan de stembus niet. In het publieke leven zwijge zij, want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de Wet zegt. Juist omdat Paulus zijn betoog grondt op de ordinantie Gods die haar aan de man onderwierp, juist daarom geldt onzes inziens Zijn Woord op de gemeente te Korinthe toegepast, de vrouw niet alleen in de gemeente, maar in geheel haar leven. Die ordinantie is zelfs scheppingsordinantie. Wel wordt na de val uitdrukkelijk de vrouw onder de heerschappij van de man gesteld, maar de vrouw werd de ondergeschikte niet door de zonde. Eer God haar schiep, sprak Hij: Ik zal de man een hulpe maken, die als tegen hem over zij (Gen. 2:18), en daarmee wees God zelf de plaats van de vrouw aan: ze zij een hulpe. Wat nu juist niet zeggen wil, dat de vrouw een wezen is van een lagere orde dan de man. (...) Verlaging van de vrouw wil Gods ordinantie niet. Hulpe te zijn is de vrouw een eer. Dat ook is in haar het bekoorlijke: de man zal om haarvader en moeder verlaten en haar aanhangen. (...)


EEN KROON

Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren; maar die beschaamd maakt, is als verrotting in zijn beenderen. (Spr. 12:4). Ds. J. Kok: "Elke vrouw sta er naar, kroon te zijn. Eervolle bestemming is haar gegeven. Alle vrouwen zijn met deze bestemming niet tevreden, die liever een kroon dragen dan er een zijn. Maar wie worden wil wat hij niet kan en niet mag zijn, wordt niets. Hier vindt de eerzucht van de vrouw haar grens. Zij zij er mee tevreden dat haar man wegens haar geprezen wordt. Dan zal de man haar eren en haar naam zal op veler lippen zijn.

Een kloeke huisvrouw is kuis (Tit. 2:5; 1 Petr. 3:2), voorzichtig en naarstig in het besturen van haar huishouding (Tit. 2:4), vriendelijk zorgende voor allen rondom haar, welopgevoed, zedelijk sterk, gehoorzaam (Ef. 5:22), haar man behagende en boven alles God vrezende. Zulk een vrouw geeft aanzien, eer (hier 'kroon' genoemd) aan haar man, zij is het sieraad, de heerlijkheid des mans (1 Kor. 11:7). (...)

O vrouw, wilt gij de kroon van uw man zijn of hem beschaamd maken? Wilt gij zijn wat God de vrouw maakte, 'een hulpe', ja, 'een kroon', of wat de duivel de vrouw maakt, zijn strik en des mans schande? Zoekt toch uw geluk waar het te vinden is. Dat gij een huisvrouw mocht zijn als Ruth, van wie Boaz zei: de ganse stad mijns volks weet, dat gij een deugdelijke vrouw zijt (Ruth 3:11b)."

-Ds. J. Kok, Salomo's Spreuken, dl. 2, Kampen 1902, p. 544-545 (herspeld)-


Haar huis bouwen

Kostelijke paarlen zijn te gering om de waardij van een deugdelijke huisvrouw af te malen. Zo hoog weet Gods Woord de vrouw te schatten op haar plaats, dat is: in haar huis. Elke wijze vrouw bouwt haar huis, maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar handen (Spr. 14:1). Hoe toch bouwt de wijze vrouw haar huis? Als ze deelneemt aan het publieke leven? Als ze gelijk de man haar avonden geeft aan allerlei vergaderingen? Haar kracht en tijd besteedt aan stembusstrijd en verkiezingsactie? Lid wordt van kiesvereniging of besturen? Straks van gemeenteraad of Staten? Immers nee! Die vrouw breekt haar huis af met haar handen. De moderne vrouw moge dit alles als haar taak beschouwen, Gods Woord wijst naar andere arbeid. Het prachtige gedicht uit Spreuken 31 vers 10-31, kunstig samengesteld als sommige psalmen, is een abc voor vrouwen. Het is een portret van een vrouw door een vrouw. Het geheel geeft ons in heerlijke kleuren een vrouw te zien als echtgenote, huisvrouw en moeder. (...) Alleen - in de poort, waar het openbare leven vloot, waar de rechtspraak geschiedde - zit deze vrouw niet. Haar vreugde en eer is dat niet zij, maar dat haar man bekend is in de poorten als hij zit met de oudsten des lands (Spr. 31:23). Haar levensdoel, haar levenstaak, haar levenslust is thuis. Zulk een vrouw eren wij naar het Woord Gods als de wijze die haar huis bouwt. En we verafschuwen de vrouw die zich haar huis onttrekt en haar leven zoekt buiten in het publieke leven. Daar hoort zij niet krachtens de bestemming die God haar gaf. Artikel 13 van het program der Staatkundig Gereformeerde Partij is gegrond op het getuigenis des Heeren Heeren, wortelt in de ordinantie Gods, als het uitspreekt: 'Vrouwenkiesrecht strijdt met de roeping van de vrouw'.

En zeg nu niet: 'Vroeger was dat zo, in vorige tijden, toen het leven zo geheel anders was ingericht dan nu.' Want toch dan blijft het eis het gedeformeerde leven weer te reformeren naar de ordinantie Gods, waarvan het afweek. Maar nooit heeft een volk dat de belijdenis des Woords handhaven wil, mee te gaan met de tijdstroom. En moge zulk een volk nog minder verdedigen gaan, wat door die verkeerde tijdgeest wordt voorgestaan en ingevoerd. En de tijdgeest, die tegen Gods inzetting indruist, vorderde als eerste stap op de voorgestelde weg het vrouwenkiesrecht, de politieke gelijkstelling van man en vrouw.8 (...)

Een grote zwenking

De rechtse partijen, met name ARP en CHU, kantten zich [voor 1917] tegen het algemeen en tegen het vrouwenkiesrecht in het bijzonder (...), daar vrouwenkiesrecht in strijd werd geacht met de roeping van de vrouw. (...) Helaas, er kwam een grote zwenking. Van rechts nam men met schier algemene stemmen in de Tweede en Eerste Kamer het algemeen en het vrouwenkiesrecht aan. (...) Wat door mannen die de ordinantie Gods en de ere Gods ook op het publieke terrein des levens wilden handhaven, als heilig beginsel was verklaard, werd weggeworpen. En sindsdien werd vrouwenkiesrecht verdedigd als liggend in de lijn [van het individueel kiesrecht]. Moeten we ons niet in ernst afvragen: 'Waar blijven de beginselen?' Wat is te wachten van zulk morsen met wat eens heilig was? Hoe te betrouwen langer zulke leiding die u rechtsomkeer doet maken en verwerpen wat ge weleer met hand en tand verdedigen moest? Vrouwenkiesrecht stoelt niet op Christelijke bodem. Vrouwenkiesrecht vloeit voort uit een liberalistische staatsbeschouwing. Niemand minder dan dr. Abr. Kuyper heeft dit aangetoond (...). Het vrouwenkiesrecht wordt ons opgedrongen, het behoort niet op onze erve. Dat de vrouw zwijge en haar arbeid verricht aan de binnenkant van het leven. Geen vrouw in gemeenteraad of Statencollege, geen vrouw in onze kiesverenigingen, maar ook geen vrouw aan de stembus. Dat zij ons devies: 'De vrouw blijve thuis', en dele daar de buit door de man bevochten.

Behoefte aan moeders

Een volk moet opgevoed! Maar daarom juist heeft ons volk behoefte aan moeders, niet aan stembusvrouwen, niet aan geëmancipeerde vrouwen, niet aan mannennadoeners en mannenverdringers, niet aan vrouwen-politiek en politieke opvoeding van de vrouw. (...) Geeft, moeders, uw allerhoogste roeping nimmer prijs voor wat men u in de wereld ook biedt! Of is er groter en heerlijker en heiliger dan de opvoeding van uw kind dat ge eerst onder uw hart droeg en sindsdien toch van dag tot dag op uw hart draagt?9 (...)

De gelijkstelling van man en vrouw is een gruwelijke aanslag op het gezin, op de maatschappij en op de staat. Ook hier zal blijken dat een land zinkt, snel zinkt, dat naar Gods Woord niet hoort en Zijn inzettingen veracht. Met alle ernst protesteert de Staatkundig Gereformeerde Partij tegen de huidige kieswet. Omdat Gods ordinantie erin vertrapt is, omdat ook het landsbelang eist dat de vrouw thuis blijft. (...) Liever laten wij onze vrouwen veroordelen dan ze aan te sporen tegen het door God gebodene te handelen en haar van God gegeven positie te verloochenen. De vrouw die stemmen gaat, doet een knieval voor het socialisme, voor de revolutie-idee die de vrouw emancipeert en met de man gelijkstelt.10(...) Alleen van stoere handhaving van het principe is heil te wachten. Om geen utiliteitsredenen mogen wij wijken van het beginsel. Het belang wordt alleen in handhaving van het principe gediend, ook al schijnt het anders."11 Tot zover ds. Kersten. Wie meer hierover wil weten, verwijzen we naar de door de Landelijke Stichting samengestelde en uitgegeven, zeer lezenswaardige brochure Het vrouwenkiesrecht veroordeeld van dezelfde schrijver.

Bijna geheel verkwanseld

Uit het bovenstaande moge duidelijk zijn dat ds. Kersten in de functie als voorzitter van de SGP, als hoofdredacteur van De Banier en leider van de SGP-Tweede Kamerfractie klip en klaar het partijstandpunt van de SGP inzake de vrouw uitdroeg. Dit partijstandpunt omvatte drie aspecten, te weten het afwijzen van het actieve vrouwenkiesrecht, het afwijzen van het passieve vrouwenkiesrecht en het afwijzen van het vrouwenlidmaatschap van de kiesvereniging. De afwijzing van het actieve en passieve vrouwenkiesrecht was vastgelegd in artikel 13 (later artikel 12) van het SGP-beginselprogramma: 'Vrouwenkiesrecht echter strijdt met de roeping der vrouw', terwijl de afwijzing van het vrouwenlidmaatschap van de kiesvereniging zo vanzelfsprekend was dat dit niet eens in een reglement of statuut was opgenomen. Zo was de situatie onder de eerste SGP-voormannen ds. G.H. Kersten, ds. P. Zandt en ir. C.N. van Dis sr. Maar hoe is de situatie nu?

Bij de vaststelling van het nieuwe SGP-beginselprogram in 1989 werd de veroordeling van het actieve vrouwenkiesrecht geschrapt door de partij. Daarvoor in de plaats kwam de kool en de geit sparende clausule: "De vrouw zij in haar eigen consciëntie overtuigd of zij haar stem kan uitbrengen met inachtneming van de haar door God gegeven plaats." De huidige SGP stelt zich op dit punt niet neutraal op. Onder de eerste SGP-voormannen werden vrouwen bij het naderen van verkiezingen gewaarschuwd om thuis te blijven, nu roept de SGP in feite al jaren vrouwen actief op om te gaan stemmen. Dat is precies het tegenovergestelde. Van het afwijzen van het actieve vrouwenkiesrecht door de SGP als partij is dus helaas beslist geen sprake meer.

In de jaren negentig werd bewust - na een uitvoerige discussie - op grond van de Schrift in de statuten van de SGP opgenomen dat 'mannen' lid konden worden van een SGP-kiesvereniging. Daarmee werden vrouwen van het lidmaatschap uitgesloten. In feite was dit niet meer dan een formele vastlegging van wat vanouds het zo vanzelfsprekende partijstandpunt was. Helaas was dit van korte duur. Tien jaar later, in 2006, draaide de partij namelijk op dit punt op voorstel van het hoofdbestuur 180 graden. Het woord 'mannen' werd uit de statuten geschrapt om zo het lidmaatschap van een SGP-kiesvereniging ook voor de vrouw open te stellen. Argument? Het hoofdbestuur zei dat het functioneren in een kiesvereniging niet alleen juridisch, maar nu ineens ook in beginselmatig opzicht tot het private terrein behoorde. En het private terrein is het terrein van man en vrouw, dus... Meer dan twee derde van de afgevaardigden liet zich door zo'n totaal niets zeggend schijnargument overtuigen. Velen van hen volgden kennelijk naïef als kuddedieren het hoofdbestuur. Onbegrijpelijk daar tien jaar eerder nog meer dan twee derde van de afgevaardigden op Bijbelse gronden van het tegenovergestelde overtuigd was. Met de openstelling van het partijlidmaatschap voor de vrouw had de SGP inmiddels al twee derde van het oorspronkelijke vrouwenstandpunt losgelaten.

Het hoofdbestuur stelde dat nu echt de uiterste grens bereikt was: het afwijzen van het passieve kiesrecht kon en mocht in het licht van de Schrift niet opgegeven worden. Desondanks stelde hetzelfde hoofdbestuur begin dit jaar - dus zeven jaar later - onder druk van de uitspraak van de Hoge Raad toch voor om de formeel-juridische belemmeringen voor het kandideren van vrouwen op SGP-kandidatenlijsten op te ruimen. Omdat naar schatting inmiddels 70 procent van de SGP-jongeren en 40 procent van de SGP-leden principieel gezien geen moeite (meer) hebben met het kandideren van vrouwen en omdat in een aantal SGP-kiesverenigingen de voorstanders van het passieve vrouwenkiesrecht reeds in de meerderheid zijn, betekende het opruimen van die belemmeringen dat in de praktijk de deur voor het kandideren van vrouwen werd opengezet. In dit blad en in het RD werd daar meer dan eens ernstig voor gewaarschuwd12, maar men was helaas horende doof. Opnieuw volgden velen naïef het hoofdbestuur toen het verklaarde dat het allemaal zo'n vaart niet zou lopen en dat het nu op de verantwoordelijkheid van de leden aankwam. Bijna 80 procent zelfs van de afgevaardigden steunde het door Rhenen licht geamendeerde hoofdbestuursvoorstel. Daarmee was feitelijk ook de handhaving van het derde en laatste onderdeel van het oorspronkelijke partijstandpunt, het afwijzen van het passieve vrouwenkiesrecht, in de praktijk verleden tijd en in theorie een papieren letter geworden.

Een en ander betekent dat in amper 25 jaar tijd de SGP het oorspronkelijke vrouwenstandpunt bijna geheel verkwanseld heeft. Het is pijnlijk om zeggen, maar helaas wel waar. Verweet de SGP onder de eerste voormannen de AR beginselverloochening inzake het vrouwenkiesrecht, diezelfde kritiek is nu ten volle op de SGP zelf van toepassing. De ARP had in de praktijk een grote zwenking gemaakt ten aanzien van het vrouwenkiesrecht, de SGP thans niet minder.

Een vrouw kandidaat

Helaas heeft de Landelijke Stichting gelijk gekregen: met het oog op de komende gemeenteraadsverkiezingen heeft zich in de persoon van mevrouw L. Janse reeds de eerste vrouw kandidaat gesteld, te weten voor het aanvoeren van de SGP-kandidatenlijst in de gemeente Vlissingen. Zij heeft zich gekandideerd, nadat zes mannen het lieten afweten. Het bestuur van de Vlissingse kiesvereniging stelde zich al snel achter haar kandidatuur op. Vervolgens stemden op de ledenvergadering van 26 augustus jongstleden 23 leden voor haar kandidatuur en lijsttrekkerschap en 14 tegen. Daarmee was haar kandidatuur een feit. Een en ander trok veel aandacht in de pers. Men had wel door dat haar kandidaatstelling revolutionair was.

Dit betekent dat het bestuur en de meerderheid van de leden van de Vlissingse SGP-kiesvereniging 'Wees getrouw' ontrouw zijn aan het Bijbelse beginsel dat de vrouw het regeerambt niet toekomt. Om het enkele feit dat ze een vrouw is, hadden ze haar vanwege het beginsel moeten weigeren. Zij hadden in dezen Gode meer gehoorzaam moeten zijn dan de mensen, dan het partijbesluit en dan de Hoge Raad.

Bovendien is het nog altijd een eis dat kandidaten 'beginselgetrouw' zijn. Maar mevrouw Janse had van tevoren al te kennen gegeven dat ze het afwijzen van het passieve vrouwenkiesrecht, zoals verwoord in het beginselprogramma van de SGP, niet onderschreef. Dat spreekt ook voor zich, want anders had ze zich niet kandidaat gesteld. Bestuur en leden hadden ook op grond daarvan haar zonder meer moeten afwijzen. "Ik lees namelijk nergens in het kandidaatstellingsreglement", zo stelde de zelfstandige juridische onderzoeker R. Kooijman uit Wageningen terecht, "dat er uitzonderingen gemaakt mogen worden ten aanzien van het huldigen van de beginselen."13

Op 6 januari 1931 hield de SGP-kiesvereniging 'Wees getrouw' haar tweede jaarvergadering sinds haar oprichting. Op die vergadering kwam eveneens de samenstelling van de kandidatenlijst voor de toen aanstaande gemeenteraadsverkiezingen aan de orde. In dat verband werd "ook nog over het vrouwenkiesrecht gesproken, als verwerpelijk en tegen Gods Woord", zo lezen we in het door secretaris G. Sturm in De Banier gepubliceerde korte verslag van die vergadering.14 Ruim 80 jaar later is van dit Bijbelse standpunt bij de nazaten kennelijk weinig tot niets meer over. Zij hebben de Bijbelse orde op dit punt losgelaten.

Mevrouw Janse zei dat ze de rest van het partijprogramma wel onderschreef. De toekomst zal het leren, maar ook daarover bestaan op zijn zachtst gezegd gerede twijfels. Mede gezien haar tv-bezit15 en haar haardracht en kledij, bijvoorbeeld tijdens het skeeleren door Vlissingen. Zij heeft kennelijk meer van de wereld omarmd dan alleen het passieve vrouwenkiesrecht. Velen in de wereld weten dat mevrouw Janse met haar kandidatuur tegen het eigen SGP-beginselprogram ingaat en volgens de SGP ook tegen de Bijbel. Daarom zal zowel het zich als vrouw kandideren als het toelaten van vrouwelijke kandidaten door bestuur en leden bij buitenstaanders echt hypocriet overkomen, wat betekent dat de Naam des Heeren er door gesmaad wordt.

Wat nu?

De cruciale vraag is nu: hoe verder? Aan de SGP-achterban in de gemeente Vlissingen ontneemt de SGP-kiesvereniging met mevrouw Janse als kandidaat en lijsttrekker in ieder geval de mogelijkheid om Deo volente bij de komende gemeenteraadsverkiezingen verantwoord een stem uit te brengen. Dit betekent dat behalve de vrouwen ook de mannen in Vlissingen thuis zullen moeten blijven. Of beginselgetrouwe staatkundig gereformeerde mannen zouden daar nog snel een Gereformeerde Beginsel Partij moeten oprichten met alleen beginselgetrouwe mannen als kandidaat. Meer mogelijkheden zijn er niet... Ja, toch wel. Er is nog een derde mogelijkheid en dat zou het meest wenselijke zijn, namelijk dat de Vlissingse SGP-kiesvereniging zou belijden dat ze verkeerd gehandeld heeft, en daadwerkelijk op haar schreden zou terugkeren door alsnog een kandidatenlijst op te stellen met alleen beginselgetrouwe mannen als kandidaat. Zeker nu er een man beschikbaar is.

Te vrezen is echter dat de Vlissingse kiesvereniging zich zal verharden op de ingeslagen weg. En dat mevrouw Janse binnen de partij wel het eerste, maar niet het laatste 'schaap' zal zijn dat over de dam gaat. Gezien het reeds grote en groeiende aantal partijleden dat geen moeite heeft met vrouwen op de lijst of daar zelfs een voorstander van is, is het helaas reëel om te verwachten dat meer kiesverenigingen vroeg of laat tot het kandideren van vrouwen zullen overgaan. Dit is het begin van het einde. Kiesverenigingen die vrouwen kandideren, geven in feite daarmee te kennen dat ze geen rekening meer willen houden met andere kiesverenigingen en partijgenoten die op grond van de Schrift het vrouwenkiesrecht afwijzen ofwel dat ze de eenheid van de partij opgeven om hun eigen afwijkend standpunt door te drijven. Ja, ten diepste scheiden ze zich hierdoor af van de rest van de partij. Het niet onderschrijven van een scheppingsordinantie is per slot van rekening geen bijzaak. Wanneer deze in- en indroevige ontwikkelingen zich doorzetten, dan zal het noodgedwongen tot een pijnlijke hergroepering moeten komen, waarbij het meest eerlijke zou zijn dat allen die het SGP-beginselprogramma niet (meer) onderschrijven naar de ChristenUnie vertrekken of anders een andere partij oprichten.

Ten slotte

Maar voordat het zover is, willen we aan het slot van dit artikel voor de zoveelste maal nog een klemmend en indringend beroep doen op partij en hoofdbestuur om toch terug te keren van de ingeslagen wegen die van God en Zijn Woord afleiden, door een en ander eerlijk te belijden en dienovereenkomstig maatregelen te treffen. Een van de eerste maatregelen zou dan moeten zijn dat geen nieuwe leden meer worden aangenomen en geen kandidaten meer worden gesteld die het beginselprogram niet onderschrijven op het punt dat het regeerambt de vrouw niet toekomt. En ook dat kiesverenigingen die toch halsstarrig blijven vasthouden aan het kandideren van vrouwen, noodgedwongen geroyeerd worden. Alleen langs deze weg is er nog zegen te verwachten en kan veel schade voorkomen worden.

Op één aspect willen we nog wijzen, namelijk dat zij die niet (meer) onderschrijven dat de vrouw het regeerambt niet toekomt, vaak ook niet (meer) de handhaving van artikel 36 NGB onderschrijven, of anders gezegd: de huidige godsdienstvrijheid niet (meer) veroordelen, wat zonder meer een kernbeginsel is binnen het Bijbelse, Staatkundig Gereformeerde getuigenis. Ook deze zeer ernstige afwijking van het SGP-beginselprogram wordt binnen de partij op zijn beloop gelaten. Bijvoorbeeld doordat er nieuwe leden worden aangenomen en kandidaten gesteld die op dit punt afwijkend denken. Door iemand is wel eens uitgedrukt dat men op deze wijze bezig is het Bijbelse, Staatkundig Gereformeerde geluid te begraven, en dat is inderdaad zo. Mocht dit nog bijtijds worden ingezien. We willen met het oog hierop toepasselijk ter waarschuwing en opscherping eindigen met een citaat uit het openingswoord dat ds. G.H. Kersten als partijvoorzitter op de partijdag van 20 april 1922 uitgesproken heeft, nadat hij eerst hoofdstuk 13 van Openbaring had voorgelezen. In dat openingswoord zei hij onder meer:

"Onze vaderen stelden zich ook in hun staatkundig, ook in hun maatschappelijk leven onder de heerschappij van de Koning der koningen. En dat te eisen voor geheel ons volk blijft onze roeping. Geen duimbreed mogen wij van die eis ooit wijken,ook al is onze macht klein, ook al tiert tegen ons de vijand, ook al woeden beide het beest uit de zee en uit de aarde. Geve de Heere ons getrouw te zijn, onbeweeglijk te staan bij het beginsel en niet af te dolen op zijpaden, gedreven door de zucht naar overwinningen. Het is geen overbodige waarschuwing, hier gegeven. Denkt u alleen aan onze strijd tegen het vrouwenkiesrecht, tegen de weg die de regering insloeg op sociaal terrein, aan onze strijd voor de vrije Christelijke school en aan zoveel meer. Want zó is het: overal, op elk terrein, staat het beginsel des groten Konings tegen al wat het beest volgt. Hebbe het Woord des Konings dan ook op deze dag de overhand en zij het ons gegeven, bij verloochening van onszelf en alle eigen doelen, onder de leiding van Hem Die regeert in hemel en op aarde, te besluiten en te doen datgene wat onder Zijn zegen medewerken kan tot het waarachtig heil van ons zinkend Nederland."16

Noten:

1) Handelingen Tweede Kamer, 1918-1919, 14 november 1918, p. 380. Volgens hem was "er aan de rechterzijde niet zulk een geweldig verzet tegen" het vrouwenkiesrecht. Dat hij daarin gelijk had, bleek wel toen het voorstel van Marchant in stemming kwam. In de Tweede Kamer stemden van de 31 confessionele leden er maar 10 tegen het voorstel (9 mei 1919). De anderen waren afwezig of stemden voor.

2) J.J. van der Schuit, 'De Kerk der Reformatie XIII', in: De Wekker, 28 maart 1919

3) Zie: 'Vrouwenkiesrecht', in: De Banier, 28 juni 1929

4) Zie: 'Vrouwenkiesrecht', in: De Banier, 28 juni 1929

5) Zie: 'Vrouwenkiesrecht', in: De Banier, 5 februari 1925

6) Zie: 'Vrouwenkiesrecht', in: De Banier, 28 juni 1929

7) Zie: 'Vrouwenkiesrecht', in: De Banier, maart 1922

8) Zie: 'Vrouwenkiesrecht (II)', in: De Banier, april 1922

9) Zie: 'Vrouwenkiesrecht vloeit uit liberalistische staatsbeschouwing (IV)', in: De Banier, mei 1922

10) Zie: 'Vrouwenkiesrecht (slot)', in: De Banier, 12 juni 1922

11) Zie: 'Nog eens: Vrouwenkiesrecht', in: De Banier, september 1922

12) Zie bijvoorbeeld: 'Gods Woord van de troon en de deur open', in: In het Spoor, februarinummer 2013, p. 37-43; 'Laat de SGP belemmeringen voor vrouwen niet wegnemen', in: RD,5 december 2012, en: G. Hoogerland, 'Laat SGP zich niet meevoeren met emancipatiegolf', in: RD, 5 februari 2013

13) G Vroegindeweij, 'Juridisch onderzoeker Kooijman: SGP moet Lilian Janse afwijzen', in: RD, 24 augustus 2013

14) Zie: 'Souburg', in: De Banier, 8 januari 1931

15) Zie: 'Jij bent wel een type voor de politiek, zei Ko', in: Provinciale Zeeuwse Courant, zaterdag 7 september 2013, Spectrum, p. 2

16) Zie: 'Kort verslag', in: De Banier, mei 1922

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2013

In het spoor | 52 Pagina's

Een vrouw kandidaat. Wat nu?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2013

In het spoor | 52 Pagina's