Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

J.D. Imelman e.a., Tussen leuren en leren. Analyse van elf methoden voor godsdienstonderwijs. Uitg. Kok, Kampen 1986. 190 blz. f. 35,50.

Dit boek is een eerste publikatie van een aantal theologen en pedagogen van de Groninger onderzoeksgroep godsdienstpedagogiek. De studie gaat uit van de triadische pedagogiek, die de structuur van de godsdienstige opvoeding laat bepalen door de triade van opvoeder, kind en kennis, en nodigt uit tot een fundamenteel gesprek over godsdienstige vorming en het onderwijs in de kennis van de geestelijke stromingen. Een vervolg zal deze triadische godsdienstpedagogiek nader positief uiteenzetten. Want de eerste publikatie is meer negatief. In elf leermethoden voor het godsdienstonderwijs voor het V.W.O. in Nederland - van rooms tot orthodox-reformatorisch („streng calvinistisch” wordt dit genoemd!) - wordt aangewezen, hoe het niet moet, met een kleine uitzondering voor het boek „Spoorzoeken” van B. van Gelder en E.G. Hoekstra.

Deze studie behoort een „must” te zijn om door te nemen voor alle godsdienstleraren en studenten, die de graad of aantekening van godsdienstonderwijzer willen halen. Het boek informeert op velerlei wijze, prikkelt tot nadenken, provoceert vanwege zijn kritiek en strijkt telkens tegen de haren in! Het boek dwingt keer op keer tot tegenspraak. Onder godsdienstonderwijs verstaat men een wegwijs maken in bepaalde geestelijke stromingen en dat op rationele manier. Men laat daarbij in het midden of een godsdienstige bewering kennis verschaft over een bestaande God; men beperkt zich slechts tot die godsdienstige bewering. En die moet onpartijdig plaatsvinden. Het gaat immers om „teaching”, niet om „preaching”, d.w.z. men wil kennis overdragen van rituelen en mythen, liturgieën en boeken, moraal en teksten en niet van geloofsinhouden. Het gaat om „rational believe”. Men wil op geen enkele wijze indoctrineren. Zo reikt men het kind, de jongere, kennis van de gegevens van godsdiensten aan. Wat hij daar, volwassen geworden, mee doet, is niet de verantwoordelijkheid van opvoeders en pedagogen, maar van de toekomstige volwassene zelf. Het gaat alleen om informatie en niet om verkondiging. De onderzochte methoden blijken alle, behalve „Spoorzoeken”, in de lijn van verkondiging te liggen en zijn daarom verwerpelijk!

Hier komt dit boek, kort gezegd, op neer.

In besprekingen van hun boek vliegen van verschillende kanten terecht de vragen om de oren van de auteurs. Is hun uitgangspunt wel onpartijdig? Kan men over godsdienst op zo’n afstandelijke manier spreken, ook als men zelf als leraar door de een of andere of geen godsdienstige overtuiging is gegrepen, en dat speciaal binnen het christelijk onderwijs? Sturen christelijke ouders met deze bedoeling hun kinderen naar confessionele scholen?

Wordt hier godsdienstonderwijs niet tot een kennis geven van geestelijke stromingen? Wat voor mensvisie ligt er achter de gedachte, dat men een jongere een kennisbagage bezorgt dat zonder uitwerking blijft, totdat hij volwassen is geworden! Is ook de constructie van de tegenstelling van preaching en teaching vol te houden in het kader van de godsdienstige vorming? Ik geloof er niets van. Kan men onderwijzen zonder waardeoordelen in te bouwen of mee te nemen? Wat voor leraars creëren de Groningers? Is een robot niet beter voor de groep?

Deugt de triadische pedagogiek dan niet? Dat wil ik niet beweren. Het komt er echter op aan, hoe men die vult en gebruikt. Dat zal het tweede boek ons openbaren.

Dit boek zet in elk geval aan tot veel doordenken. Ik acht dat waardevol.

J. Arntz, De ander tegemoet. Etische verkenningen. 221 blz. f. 35,-. Uitg. Kok, Kampen 1985.

De auteur was hoogleraar aan de Katholieke Hogeschool in Tilburg. Hij is vanaf 1967-1981 daar werkzaam geweest in de subfaculteit van de sociaal-culturele wetenschappen. Dit boek bevat opstellen, die reeds eerder gepubliceerd zijn. Ook zijn Tilburgse oratie uit 1968 staat erin. Ik moet volstaan met een korte karakterisering. De inhoud is wijsgerig van aard; vooral de antropologie komt aan de orde, in verband met de sociale ethiek en sociale filosofie. Daarnaast is er een deel over fundamentele ethiek, en over de relatie kerk, theologie en wereld. Ik heb de indruk dat de schrijver Thomas’ wijsbegeerte wil verbinden met het existentialisme. Dat geeft een merkwaardig mengprodukt. De kwaliteit is modern, bepaald gedachtengoed traditioneel. Vanuit de opvatting over God, wordt voor de mens en zijn rede autonomie geclaimd. Humaan en humanisering zijn trefwoorden in deze verkenningen. Ik zie deze bundel als vertegenwoordiging en karakterisering van een bepaalde ontwikkeling in rooms-katholieke kring. Zij is geen eindpunt. Vandaar het terechte gebruik van „Verkenningen” in de ondertitel.

Arnold Mol, Samen winnen in je huwelijk. 163 blz. f. 21,50. Uitg. Buijten en Schipper- heijn, Amsterdam 1986.

Er wordt veel over het huwelijk geschreven. Er wordt ook tegen het huwelijk geschreven. Dit boek is een pleidooi pro het huwelijk. Het is nog meer. Het is een hulp om het huwelijk gelukkig te houden of te maken. De titel is positief. Hij is het tegenovergestelde van de gedachte dat de een kan winnen ten koste van de ander. Dan verliezen beiden.

Dat is eigenlijk de kern van de boodschap. Je moet samen winnen. Anders heb je het verloren.

De schrijver blijkt veel seminars (cursussen als conferentie) over het omgaan van gehuwden met elkaar te geven. Hij behandelt achtereenvolgens: Konfliktbronnen, temperamentsverschillen, gezamenlijke besluitvorming en communicatie. Hij gaat uitermate praktisch te werk, onder andere door uit zijn eigen huwelijk voorbeelden te geven van hoe het niet moet en hoe het veranderen kan.

Het hoofdstuk over temperamentsverschillen is wat technisch, maar wel een draad die door heel het betoog heenloopt.

Luisteren naar elkaar, praten met elkaar, tijd hebben voor elkaar en werken aan verbetering van de relatie. Er worden heel praktische wenken gegeven. Het slothoofdstuk „De sleutel tot huwelijksgeluk” is eigenlijk de toepassing. Realistisch, zonder ideaalbeeld van het huwelijk, maar wel met idealen wordt er geschreven. Telkens wordt verwezen naar de relatie tot God. Dat genade geschenk is, en dat de opdracht tot strijd voor herstel, alleen als geschenk beleefd kan worden, had sterker benadrukt kunnen worden. Een boek dat aandacht en lezers verdient.

R.A. Houtman e.a., Zo nemen wij de kinderen mee. 128 blz. f. 19,95. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 1986.

Uit gereformeerde (vrijgemaakte) kring komt dit boekje. Een predikant, twee mannen uit het onderwijs, een docente van een PABO en een moeder die als journaliste heeft gewerkt, hebben voor de verschillende hoofdstukken gezorgd.

Over bijna alles wat te maken heeft met godsdienstige opvoeding in relatie tot de kerk wordt geschreven. Zo over de vraag of er kindernevendiensten moeten worden gehouden. Het antwoord is ontkennend. Wel wordt gevraagd om aandacht voor de kinderen in de dienst. Over het huisbezoek en de aanwezigheid van en aandacht voor kinderen worden stimulerende opmerkingen gemaakt. De schrijfster bedankt haar man, vader en schoonvader. Ik had het wel aardig gevonden als ook de moeder en de schoonmoeder erin betrokken waren.

Over kinderbijbels treffen we een vlot, principieel en helder oriënterend hoofdstuk aan. Hetzelfde kan gezegd worden van de plaats van het zingen („om de zegen”) in gezin en gemeente. Een boekje dat helpt, stimuleert tot het gesprek en dat midden in de praktijk staat. Moeite heb ik met de gedachte dat gedoopte kinderen het heil bezitten. „Hoe het kind zich opstelt ten aanzien van de Here bepaalt mede de opvoedingsdaad” (blz. 35). De vraag rijst of over bekering en wedergeboorte alleen gesproken moet worden, als het kind deze gaven niet blijkt te bezitten.

Een boekje dat ik met waardering heb gelezen en ter lezing aanbeveel aan allen, aan wie de plaats van het kind in de kerk en de zorg van de kerk voor het kind ter harte gaat.

J. van Reenen, De grote geschiedenis van een klein land. Deel 1, van Pré-historie tot 1517. 195 blz. Uitg. Kool b.v., Veenendaal 1986.

Dit is het eerste deel van een serie van vier over de vaderlandse geschiedenis. Het boek is geschreven voor jongeren van 10-15 jaar, maar is ook voor ouderen het kennisnemen waard, zo lezen we op de achterkant. Mij trof dat de schrijver zich voor zijn geloof niet schaamt. Vooral in het begin worden er verbindingslijntjes getrokken naar gegevens uit de Bijbel. De stijl is zakelijk; waar het leven van mensen uit bepaalde perioden wordt getekend, vind ik de schrijver het best op dreef. 24 hoofdstukken voor de tijd van de hunebedbouwers tot aan Erasmus betekent: Er is veel gecomprimeerd. Dat geldt vooral van de periode na het jaar 1000. Veel graven, hertogen, vorsten, koningen en pausen worden genoemd. De tekeningen zijn eigentijds en functioneel. Dr. J.H. van den Bank heeft o.a. zijn oog over de kopij laten gaan. Ik vraag mij af of het juist is in verband met „voorlopers” van de Reformatie te schrijven: „Zo zijn er wel overal gissingen, die soms onder het oppervlak blijven en soms boven komen borrelen” (blz. 190v.). Gaat het misschien om gistingen? Het boek is keurig uitgegeven en zal zijn weg wel vinden. Dat is het ook waard.

W. van ’t Spijker, De heilige Geest als Trooster. 84 blz. f. 12,50. Uitg. De Groot, Goudriaan-Kampen 1986.

De schrijver is bekend om zijn kennis van (de geschriften van) de reformatoren èn om zijn interesse in de relatie kerk en charismatische beweging, ook al is die interesse overwegend van kritische aard. In dit boekje heeft hij beide gecombineerd met onderzoek van de Schrift. De vijf teksten die over de Heilige Geest als Trooster gaan, worden besproken. Prachtige dingen staan erin over het werk van de Geest, over de ervaring van de Geest, over de band van de Geest met de Vader en de Zoon. Hij typeert de reformatoren in hun spreken over de Geest. Luther: Troost van de rechtvaardiging. Bucer: Effectiviteit van het volle heil. Calvijn: Actieradius van het heil. Het slothoofdstuk draagt tot titel: De Geest in de missionaire gemeente. De schrijver is soms wat breed van stof en herhaalt zich weleens (zie b.v. blz. 18 en 67). Wekkerlezers hebben van de inhoud al kennis kunnen nemen, zij het bijna drie jaar geleden. Ik moet eerlijk bekennen dat ik er nu meer profijt van gehad heb dan toen ik de Wekker-artikelen las. Ze lijken me ook meer geschikt voor afzonderlijke publikatie dan voor ons kerkelijk weekblad. Ze worden, zo in een boekje bijeengebracht, meer gelezen en werken verder door! Een boekje om ter hand te nemen, ook als men het eenmaal gelezen heeft.

H.J. Takken, Evangelie en moslims. 66 blz. f. 10,-. De Groot, Goudriaan-Kampen 1985. Er zijn veel moslims in ons land. Er komen ook steeds meer contacten tussen moslims en christenen. De schrijver werkt bij een stichting die dezelfde naam draagt als dit boekje. Hij is in staat om zelfstandig Koranteksten te vertalen, zoals uit het boekje blijkt. Hij heeft gewerkt in Turkije. Het is een man van de praktijk voor de praktijk. Dat blijkt uit heel de inhoud. Hij vertelt iets over het ontstaan, over stromingen, over leer en praktijk van de islam. Verder treft men een aantal hoofdstukjes aan over de moslims hier, hun problemen, vriendschap met hen en getuigenis tot hen. Het is een van opzet en uitwerking bescheiden boekje. Juist daardoor spreekt het aan. Wellicht dat een lijst met verdere literatuur en adressen goede diensten zou kunnen vervullen.

A.G. Knevel e.a., Bijbel en exegese, 2, Verkenningen in Exodus. Theologische verkenningen. 168 blz. f. 25,90. Kampen 1986.

Dit boek is bij wijze van spreken een vervolg op dat over Genesis. Het eerste deel heb ik met waardering besproken. Die waardering wil ik ook nu uitspreken. Met kennis van zaken worden de onderwerpen besproken. Over het Pascha, de Tien Geboden, het Bondsboek, de Tabernakel en de Feesten krijgt men belangrijke voorlichting. Met name het laatst genoemde hoofdstuk (van de hand van dr. Ouweneel) geeft verrassende perspectieven naar de heilsfeiten in het Nieuwe Testament.

Ik heb er wat moeite mee, dat de ene schrijver de uittocht in de 13e eeuw dateert en de ander dat in de 15e eeuw doet. De redacteur zegt: Een teken ervan dat we er zelf ook niet uit zijn. Ik had een apart hoofdstuk, als gesprek tussen beiden, op prijs gesteld. Daarvoor hadden de beide laatste hoofdstukken wat mij betreft plaats mogen maken. Ook vind ik het jammer dat de voorstelling van drs. Paul, als zouden alle Tien Geboden op één tafel (aan twee kanten beschreven) zijn overgeleverd, terwijl er dan „voor beide partijen” een exemplaar (in dit geval in de ark) zou zijn, niet van commentaar voorzien wordt door die schrijvers, die kennelijk die voorstellen niet delen (of niet kennen). Deze „oneffenheden” hadden beter behandeld moeten worden. Men behoeft het niet met alles eens te zijn, om toch waardering voor deze bundel te hebben!

M. Verduin, Een man van smarten. 86 blz. f. 13,95. De Groot, Goudriaan-Kampen 1986. De schrijver heeft een boekje met preken over Jona gepubliceerd. In dit boekje wordt Jesaja 53 in verschillende hoofdstukken behandeld. De opzet is meditatief èn exegetisch. Men vindt onderaan de bladzijde telkens verwijzingen naar Hebreeuwse (werk) woorden. De winst hiervan vindt men in de tekst. De schrijver gaat associatief te werk. Hij doet denken aan Kohlbrugge en enigermate aan Luther. Men vindt herhaaldelijk een citaat van Calvijn. Wie de kopjes van een bepaald hoofdstuk op een rij zet - wat mij betreft had dat ook in de inhoudsopgave mogen gebeuren - zal de associatieve denk- en schrijfwijze spoedig ontdekken. Kern van alle verklaring is Jezus Christus, overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardiging. Appellerend en vertroostend worden toepassingen gemaakt naar de lezer. Het boekje lijkt mij niet geschikt voor bespreking in een kring, wel voor persoonlijke overdenking. Dan kan men er goede uren mee beleven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1987

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1987

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's