Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een boodschap op reis naar de eeuwigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een boodschap op reis naar de eeuwigheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Eer dan de zon en het licht, en de maan en , , de sterren verduisterd worden, en de wolken wederkomen na de regen." Prediker 12 : 2.

De avond van het aardse leven komt voor de één eerder dan voor de ander. Soms komt die avond alreeds als een zuigeling slechts weinige uren of dagen telt. Soms komt die avond in de prille jeugd, soms wanneer we in de lentebloei van het leven zijn.

Het gebeurt ook dat die avond komt als we in de kracht der jaren zijn, en we nog menig plan hebben voor de toekomst. We zien het ook als de eerste levenskracht is weggevloeid en we bij de ouderen gaan behoren. Soms komt die avond als we (naar menselijke maatstaven) een hoge ouderdom mogen bereiken.

Hoe het ook zij: Die avond komt, en dan dé nacht van sterven. Dan komt de eeuwigheid. De nimmer-eindigende eeuwigheid, waar we van nature geen rekening mee wensen te houden. En ook van Gods kinderen moet vaak getuigd worden dat ze nog zo zeer aan het aardse verkleefd zijn, dat ook zij de dag des doods verre weg stellen. Toch komt voor u en mij het einde. En zalig dan degene die hier op aarde voorbereid werd voor die grote en laatste reis. Wie wat jaren in het ambtelijke leven meeloopt, heeft wel op verschillende wijzen kennis gemaakt met het feit dat de dood in de vensteren klimt van elk mensenkind. En laten we toch nooit vergeten dat de dood ook ambtsdragers wegmaait, en dat we niet zalig kunnen worden omdat we een ambt hebben mogen bekleden in Gods kerk op aarde.

Ook de wijze van sterven is zeer verschillend. Soms gaat er een lang en pijnlijk lijden aan vooraf. Ook gebeurt het dat een mens in een ogenblik wordt weggenomen. God snijdt de adem af en we sterven. Ook kan een ongeluk een door de mens niet verwacht einde aan ons leven maken. Wij weten de dag van onze dood niet.

Hoewel het gebeuren kan dat de Heere Zijn kinderen voorbereidt op een of andere wijze. Ze losmaakt van het aardse en met verlangen doet uitzien naar de dag dat ze voor eeuwig van . zichzelf verlost zullen zijn. Jacob mocht het uitroepen: Op Uwe zaligheid wacht ik Heere. En van vader Abraham lezen we: En Abraham gaf de geest en stierf in goede ouderdom, oud en des levens zat (hij was hier niet meer thuis), en hij werd tot zijn volken verzameld. En van de door genade oprechte Job is het neergeschreven: En Job stierf oud en des levens zat. Al zijn aardse bezittingen hadden voor hem geen waarde meer. Ook David, de man naar Gods hart, verlangde naar de overgang in het Koninkrijk dat ook hem bereid was. Nadat hij getuigd had in 2 Samuel 23 van zijn Koning, mocht hij het meedelen: Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij (merkt u dat het persoonlijk doorleefd was? ) een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is.

Nadat hij zijn zoon wijze lessen had mogen geven voor het tijdelijke en het eeuwige ontsliep hij met zijn vaderen. Toen was ook voor hem de laatste vijand overwonnen. Nu wordt er wel eens gezegd dat Gods Woord maar een pessimistische kijk heeft op de ouderdom, omdat het ons spreekt van de aftakeling van het menselijk lichaam en soms ook van zijn geest. Men wijst dan wel naar dat bekende Schriftgedeelte: Prediker 12 : 2 tot 7. Maar om een bepaald Schriftgedeelte te verstaan is het altijd goed om Schrift met Schrift te vergelijken. Daarom let naast dit indringende hoofdstuk ook eens op Spreuken 16 : 31: De grijsheid is een sierlijke kroon, zij wordt op de weg der gerechtigheid gevonden.

Zullen we eens bedelen aan de Heere of Hij dat laatste wil laten verstaan in het persoonlijke leven? Zie ook Spreuken 20 vers 29: Der jongelingen sieraad is hun kracht (verhoovaardig je er niet op, jonge mensen, want het is maar voor korte tijd), en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. Ook deze laatste regel hebben we te verstaan in deze weg: als een mens door genade achter de Heere aan mag wandelen. Want buiten de gerechtigheid van Christus geldt het aangrijpende gezegde in Jesaja 65: Maar een zondaar, honderd jaar oud zijnde, zal vervloekt worden.

Daartegenover roemt Paulus in 2 Korinthe 4: wetende dat Hij, die de Heere Jezus opgewekt heeft, ook ons door Jezus zal opwekken en met ulieden daar zal stellen. Dat is het getuigenis van iemand die zichzelf op het einde van zijn aardse reis (en hij was nog maar even 60) een oud man noemde. En door genade verlangde hij om deze aardse en broze tabernakel te mogen verlaten. Och, als het recht ligt (en was dat maar meer de ervaring) dan is er wel eens een hunkering om voor eeuwig van zichzelf en de zonde verlost te worden.

Nu moeten we niet vergeten dat voor de Prediker over de aftakeling van het menselijk leven spreekt, hij zich in de eerste plaats tot de jeugd richt. Wie kent niet het welbekende woord: En gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer de kwade dagen komen, en de jaren naderen, van dewelke gij zult zeggen: Ik heb geen lust in dezelve.

Het is alsof hij zegt: O jeugd, leert toch ernst maken met uw leven. Leert toch vragen of de Heere u vroeg wil bekeren en leert zoeken de dingen die Boven zijn en niet die op de aarde zijn.

Zeker, we weten wel dat als we jong zijn, dan zien we zo graag de dingen van deze aarde in een schoonschijnend licht, maar het is alsof de Prediker zegt: Mijn lieve jonge vrienden, het schijnschoon van de wereld of van wat vormengodsdienst is zo spoedig voorbij. De tegenvallers blijven niet uit. De zorgen komen over u voor u er erg in hebt, en straks ben je oud. Dat noemt de Prediker „de kwade dagen". Immers, bij de één eerder, bij de ander later, de aftakeling komt. Dan verliezen veel wereldse dingen hun uiterlijke glans, maar dan is het gevaar o zo groot dat we zullen zeggen „ik heb geen lust in dezelve". Dan verliezen veel zondige geneugten hun aantrekkingskracht, maar als God het niet verhoed dan blijven de zonden ons nawandelen. En veel erger is het nog, dat als resultaat daarvan, we ook geen lust hebben om de Heere te zoeken. Een mens stelt immers de dag van zijn dood zo ver weg, en de nood tot bekering is er dan veelal ook niet. Daarom is dit deel van hoofdstuk 12 niet een boodschap van een zwaarmoedig mens, die in zwartgallig pessimisme het leven, en speciaal de ouderdom zo zwart mogelijk voorstelt. O neen! Het is juist zijn bedoeling om jonge mensen te laten verstaan: Laat je toch niet betoveren door het klatergoud van de wereld, maar leer verstaan bij hemels licht, dat door de zonde alles bedorven is. Dat door de zonde pijn, leed, rouw en dood over ons gekomen zijn. En nu is voor een jong en oud mens beide er een mogelijkheid om voorbereid te worden voor de dag dat we God zullen ontmoeten. Zonder genade zal dat eeuwig tegenvallen. Door genade mag het voor een arme Sioniet eeuwig meevallen.

De ernstige woorden van de Prediker mochten nog eens ingang vinden, opdat we de Heere leren zoeken voor het te laat is voor eeuwig. Dit is de reden dat het me goed dacht om over de boodschap van de Prediker enkele meditaties te schrijven. We hopen dat te doen aan de hand van de verzen 3 tot en met 7. Maar eerst nu kort wat over vers 2: Eer dan de zon en het licht, en de maan en de sterren verduisterd worden, en de wolken wederkomen na de regen.

Oud worden lijkt op een winter in Kanaan, heel veel regen en wolken onderscheppen het licht van de zon, maan en sterren. Wat kan het dan somber schijnen. De zon van onbekommerde levensvreugde gaat onder, en het licht van de vrolijke levenslust verdwijnt, en de maan en de sterren, beelden van ongestoord levensgeluk verduisteren, en de donkere wolken van ramp en droefenis komen weer terug nadat allerlei regen van moeite en verdriet over ons kwamen.

Nu weten we wel dat in het leven der mensen bij de een de zorgen en bekommernissen eerder en zwaarder komen dan bij de ander. Maar kom^n doen ze in elks leven. Wat een bezwaren komen er voor de dag als \ye oud worden. Daarom begint de Prediker het al aan de jeugd voor te stellen. Daarom wil hij, door Gods genade, ons allen Sen les geven. Ons leven buiten God is een ijdel leven, een verwachtingloos leven. Want alles waar wij onze hoop op bouwen buiten Christus zal niet kunnen bestaan in de dag der dagen. Adam en Eva mochten zich in het Paradijs verheugen in het licht des Heeren. Er waren geen zonden en ook geen wonden. Er was geen pijn en er was geen dood.

Nu is dat alles zo anders. De aarde is een groot kerkhof geworden. En het klinkt ons toe uit Genesis: En hij stierf, en hij stierf! De Heere bepale onze harten er bij, opdat we de duisternis van ons bestaan mogen leren kennen, en het licht op mocht gaan in de harten, tot onze eeuwige winst. Ja, dat door de diepte van het leren kennen van onze nood, een ster der hope op mocht gaan, namelijk Hij die het Licht des Levens is. De blinkende Morgenster. Maar voordat dit kan geschieden zullen we toch onze schild moeten leren bewenen voor God. Hij is heilig en rechtvaardig en Hij doet nooit geen onrecht. Al is dat ook vaak in het leven van Gods kind een ding zwaar om te verstaan. Maar als Hij wolken en donkerheid zendt, als we geen licht kunnen zien, dan is Hij de Enige die de hemel kan scheuren, ook in de ouderdom, en licht kan schenken in een arm zondaarshart.

De Heere lere jong en oud te zoeken de dingen die Boven zijn. Dan kunnen er in de dagen van verdriet en leed, en als onze dierbaarste panden worden afgenomen, toch tijden zijn dat we het met de Heere eens mogen worden. En dat we maar mochten leren verstaan: De Heere slaat niet uit lust tot plagen. Hij geve de onbekeerde haast, de ware bekommerde in alle nood (bovenal zielenood) tot Hem te vluchten. En zij die weten mogen dat ze uit de dood in het leven overgegaan zijn, lere Hij meer op Hem betrouwen in alle smart en rouw, ook als het lichaam wordt afgebroken. Dan kan het eenmaal waar worden: Die na kortstondig ongeneugt, mij eindeloos verheugt. (Wordt vervolgd)

Chilliwack

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 1978

De Saambinder | 8 Pagina's

Een boodschap op reis naar de eeuwigheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 1978

De Saambinder | 8 Pagina's