Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

r —s I Corresporn/enlie uoor deze rubriek ann: | T. MOLENAAR. Leede 18. Rotterdam-Zuid V. - J

J. VV. te R. vraagt wat we te verstaan hebben onder „naturalisme".

Antwoord: In 't algemeen is dit een richting, die alleen de natuurlijke wereld erkent en van bovennatuurlijke openbaring niets wil weten. Dit naturalisme kan echter ondescheiden betekenis hebben. Nu eens valt 't samen met het pantheïsme, dan weer met 't materialisme.

Ook kan er onder verstaan worden, die richting, die we gewoon zijn te bestempelen met de naam Deïsme of rationalisme. Deze richting belijdt nog wel een persoonlijk God, erkent ook nog een algemene, openbaring Gods in de natuur, de geschiedenis en het innerlijke leven van de mens, maar verwerpt de mogelijkheid en zelfs de noodzakelijkheid aan een bijzondere, bovennatuurlijke openbaring. Het naturalisme heeft gevoerd tot 't ergste rationalisme, dat niet alleen alle openbaring Gods, maar ook alle religie verwerpt. Consequent moet 't naturalisme hierop uitlopen.

Wie de boven-naturele openbaring Gods loochent, wie de natuurlijke wereld alles acht, wie alles, wat boven de natuur uitgaat, onmogelijk acht, maakt deze wereld onafhankelijk van God. Religie en bovennatuurlijke openbaring hangen ten nauwste met elkaar samen; 't een is zonder 't ander niet mogelijk.

Daarom is ook elke poging om de grote openbaringsfeiten en de heilswonderen naturalistisch te verklaren uitgelopen op een pertinente loochening van deze feiten, en daarmee heeft 't naturalisme zich gesteld tegenover de H. Schrift. Wonder en genade zijn overbodig, natuurkracht en natuurgodsdienst zijn alles, maar daarmee vervalt de waarachtige godsdienst, die zijn grond vindt in die God, Die Zich in Zijn genade en de Persoon van de Heere Jezus aan zijn volk openbaart.

In de vragenrubiïek van 29 Mei 1953 heb ik het boekje van Engelbregt genoemd. Dat moet zijn N. J. Engelberts.

De heer C. J. S. te L. schreef mij, dat ook aan te bevelen was voor de studie over de .Afscheiding", de triologie van Ds J. C. Rullman. Deze werkjes zijn chronologisch bijzonder goed.

J.V. „Obadja" te H.I.A. vraagt mij iets mede te delen over Swedenborg.

Antwoord: Emanuël von Swedenborg, zoon van de hofprediker, werd te Stockholm in 't jaar 1688 geboren. Hij was eerst natuur-filosoof, daarna theosoof. Op 57-jarige leeftijd meende hij te Londen in z'n kamer God als een man te zien, Die hem roept de verborgen zin der Schrift te prediken. Van dat ogenblik treedt hij op als ziener. Hij meent met de geesten-wereld in nauwe verbinding te staan. Hij ontvangt openbaringen uit de onzichtbare wereld en zegt, dat de dingen in die wereld gelijk zijn als die in de zichtbare wereld, maar dan met 't verschil, dat de eerste veel fijner en volkomener zijn.

De H. Schrift moet niet letterlijk maar geestelijk en hemels verstaan worden. Hij gaf een allegorische uitlegging der Schrift en beschouwde naar z'n critisch systeem Ruth, Kronieken, Ezra, Nehemia, Esther, Job, Spreuken, Prediker, Hooglied, Handelingen en al de brieven van Paulus, Jakobus, Judas en Johannes, niet te behoren tot de Canon (H. Schr.) Naar zijn zeggen waren die wel geïnspireerd, maar bekleedden een tweede rang.

't Is niet te verwonderen, dat iemand die het waagt zich zo te vergrijpen aan Gods W r oord, blootstaat voor alle ketterse gevoelens.

Zo kwam hij tot de voorstelling, dat God een hemels lichaam had. De Drieëenheid loochende hij. In Christus is God geopenbaard geworden als Vader, Zoon en Geest. Van 't verzoenend lijden van de Heere Jezus wilde hij niets weten. Voor de laatste verzoeking ('t lijden a.h. kruis) te doorstaan werd 't menselijke in Christus met 't Goddelijke Zijns Vaders verenigd. Hij leerde de vrije wil en noemde de leer der uitverkiezing een noodlottige leugen, In de leer der „goede werken" was hij Rooms evenals in de leer van „de voleinding der eeuwen." Hij leerde dat de zielen na 't sterven in een tussenplaats komen en dat later over hun lot wordt beslist.

Volgens hem waren engelen eigenlijk mensen, 't Innerlijke wezen van de mens is een engel en de mens is bestemd om engel te worden.

Ik eindig dit antwoord met de opmerking: hij was vijand, aartsfantast en een dweper.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1953

Daniel | 8 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1953

Daniel | 8 Pagina's