Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke begeleiding als zorgen voor de spirituele dimensie van het leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke begeleiding als zorgen voor de spirituele dimensie van het leven

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

H.C. van der Meulen, Om het geheim van het leven. Over spiritualiteit en geestelijke begeleiding, Zoetermeer 2013

De afgelopen tien jaar is Van der Meulen als docent pastoraat bezig geweest met de thematiek van ‘geestelijke begeleiding’. In 2004 verscheen zijn De pastor als reisgenoot en vorig jaar zag Om het geheim van het leven het licht. Beide boeken hebben ‘geestelijke begeleiding’ in de ondertitel staan. Hoewel spiritualiteit als domein van het menselijk bestaan en pastoraat als functie van de christelijke gemeente in beide boeken centraal staan, valt in het nieuwe boek op dat Van der Meulen langer stilstaat bij de fenomenen van het menselijk zijn en minder snel de stap maakt naar de taak en functie van de pastor. Bovendien komt in het nieuwe boek het onderscheid tussen pastoraat en geestelijke begeleiding scherper in beeld. Het beeld van de pastor als ‘reisgenoot’ krijgt op die manier meer reliëf. Daarmee wordt ook een derde verschil zichtbaar: in Om het geheim van het leven gaat Van der Meulen nog een stap verder mee met de antropologie en houdt hij het zogezegd langer uit met de wat vagere begrippen als ‘religie’ of ‘zingeving’. Zo wil hij – terecht! – recht doen aan de veelheid van zoekers, binnen en buiten de kerk, en is het boek ook heel bruikbaar voor hen die op de grenzen van de kerk als instituut werkzaam zijn in pastorale velden, zoals de geestelijke verzorging. Een laatste verschil betreft de weg die Van der Meulen als praktisch theoloog in dit tweede boek aflegt. Passend bij de thematiek is die weg veel zoekender en inductiever van aard. Helemaal in het slothoofdstuk waagt hij zich aan een beschrijving van wat zijns inziens onder geestelijke begeleiding moet worden verstaan. En pas in het vijfde hoofdstuk is er ruimschoots aandacht voor de bijbelse begripsvorming rond mysterie (mustèrion) en geheim. Niet alleen meer aandacht voor antropologische categorieën, maar ook de voorzichtigheid waarmee Van der Meulen toewerkt naar een typering van het specifiek christelijke in de geestelijke begeleiding en de rol van de openbaring daarin, zijn kenmerkend voor dit tweede boek.
Het boek verkent het eigen veld van de geestelijke begeleiding ten opzicht van het pastoraat, waarbij Van der Meulen veel aandacht geeft aan het begrip ‘geestelijke’. Zorgvuldig gaat hij in op allerlei onderscheidingen, waarbij het geestelijke wordt besproken in samenhang met en onderscheiding van het spirituele, het religieuze en de zingeving. Geestelijke begeleiding vraagt om een grote sensitiviteit met betrekking tot de persoonlijke levensweg van mensen, de soms vage verbondenheid met godsdienstige instituties en de open en zoekende spiritualiteit die zo kenmerkend is voor de laatmoderne of postmoderne mens, buiten én binnen de kerk. De grote nadruk op wat onder ‘geestelijk’ verstaan kan en moet worden, zorgt ervoor dat het thema van de begeleiding pas relatief laat in het boek de ruimte krijgt die het verdient. Minder dan de Duitse praktisch theoloog Manfred Josuttis, de grote gesprekspartner van Van der Meulen, houdt hij zich bezig met het ‘handwerk’ van de religie. In het slothoofdstuk komt in een aantal waardevolle paragrafen enkele methodische aspecten aan de orde die in de geestelijke begeleiding een rol spelen, zoals het vertrouwen, de (dubbele) empathie, de bereidheid tot geestelijke begeleiding, het gesprek en de meditatie. Toch is dit meer aanduidend van aard en minder methodisch. Het proces van begeleiding blijft daarbij wat op de achtergrond, zodat de lezer wat minder erg krijgt in de verschillende fasen waarin begeleiding zich zou kunnen voltrekken, zoals bijvoorbeeld het begin van het contact, de verschillende wegen die in de begeleiding ingeslagen kunnen worden en hoe begeleiding wordt afgerond.
Van der Meulen bespreekt de geestelijke begeleiding die een pastor kan bieden in relatie tot de vier bekende functies in het pastoraat die Heitink heeft onderscheiden: helen, bijstaan, begeleiden en verzoenen. Opvallend daarbij is dat Heitink hieronder ook de tucht noemt, binnen het geheel van de boetepraktijk en de heiliging van het leven. Heitink legt in dit verband ook een lijn naar de wijsheidsliteratuur: begeleiden als vorm van wijsheid. Daarmee krijgt het leiding geven ook een zekere autoriteit. Die autoriteit, voorzover zij ambtelijk van aard zou kunnen zijn, speelt bij Van der Meulen veel minder een rol. Minder ambt, meer expertise en professionaliteit. Al blijft de pastor, ondanks zijn kunde en vaardigheden, boven alles ‘geestelijke’. Op deze manier weet Van der Meulen te ontkomen aan een sterke verkerkelijking van het pastoraat. Het boek is daardoor ook goed bruikbaar voor geestelijk verzorgers in instellingen. Dat neemt niet weg dat het boek ook voor het pastoraat in de gemeente van groot belang is. Hoewel Van der Meulen niet zozeer aandacht vraagt voor de missionaire situatie, zou het de moeite waard zijn de bruikbaarheid van het boek te beproeven in situaties waarbij mensen (opnieuw) toetreden tot de christelijke gemeente om te zien welke processen van geestelijke begeleiding daarin een rol spelen. Juist dat niet-institutionele, de buitenkerkelijke spiritualiteit, interesseert Van der Meulen. Hoe kunnen spirituele beelden, ervaringen, liederen, duidingen van mensen in verband komen te staan met het grote geheim van Gods openbaring in Christus? Die interesse geeft het boek een grote openheid, waarbij het niet loszingt van het bijbelse getuigenis, maar voortdurend op zoek is om de grote begrippen van religie, spiritualiteit, zingeving en trancendentie te verbinden met het christelijk getuigenis. Daarmee is het boek zelf ook een soort begeleiding. De lezer wordt door een kundige gids geleid door het veld van geloof en spiritualiteit. Als gids is Van der Meulen open voor wat zich aan hem voordoet in de cultuur en in de literatuur, ook in de breedte van de christelijke traditie en zelfs over de randen van het christendom heen en tegelijk blijft hij voortdurend in contact met wat in hoofdstuk 5 breed wordt uitgewerkt, het geopenbaard geheim. ‘Geestelijke begeleiding als pastorale arbeid die opkomt uit de christelijke traditie met haar joodse wortels en zich verbonden weet met de christelijke gemeenschap, werkt ten bate van elk mens die zij ontmoet vanuit het besef dat in Christus het laatste geheim van de scheppingswerkelijkheid openbaar geworden is’ (257).
Eén van de belangrijke vragen die in het boek aan de orde komen, betreft de relatie tussen de ‘gewone’ pastorale ontmoeting en de geestelijke begeleiding. Er zijn allereerst veel overeenkomsten. De attitude van de pastor is goeddeels dezelfde. In het pastorale gesprek gaat het ook over de verbinding tussen het gewone leven en de ervaringen (of het gemis daaraan) met God. Toch zijn vanuit Van der Meulens boek drie belangrijke verschillen af te leiden tussen pastoraat en geestelijke begeleiding: (1) het procesmatige; (2) het spirituele leven als thema; en (3) de rol van begeleider.
Allereerst veronderstelt geestelijke begeleiding meer een proces dan een eenmalig contact. Pastoraat kan overgaan in geestelijke begeleiding (312-313). Waar pastoraat spontaan kan zijn, in een spontane korte ontmoeting of heel gericht vanuit een directe aanleiding in het leven van de pastorant, vertrekt geestelijke begeleiding veel meer vanuit een soort contractsluiting, voortkomend vanuit een wens van een gemeentelid, een zinzoeker of een bewoner in een instelling. Pastor en pastorant spreken een traject af; een serie gesprekken waarin de pastor een tijdje oploopt met degene die om geestelijke begeleiding vraagt. Als een pastorale ontmoeting een moment is waar levens elkaar kruisen, waar even stil wordt gestaan op de levensweg, is geestelijke begeleiding een samen oplopen. Hier vallen dan ook de metaforen van de pastor als ‘reisgenoot’ of als ‘gids’ meer op hun plek. Zo kan een eerste pastorale ontmoeting overgaan in een langduriger traject. Aan het begin van dit proces vindt ook het verhelderen plaats van de vraag van de begeleide.
Die vraag is met nadruk een vraag over het spirituele leven. Dat is een tweede kenmerk van geestelijke begeleiding. Bij een pastorale ontmoeting kunnen vele vragen naar voren komen. De pastor zal deze vragen in verband proberen te brengen met het geloofsleven. Maar in de geestelijke begeleiding is het geloofsleven zelf onderwerp van de ontmoetingen. Of zoals Van der Meulen het uitdrukt: ‘Geestelijke begeleiding is een vorm van pastorale zorg, die zich richt op de spirituele dimensie van het leven’. Nadrukkelijk wordt de aandacht gericht op de relatie met God, op de verborgen omgang met God. Het geloofsleven zelf is onderwerp van de gesprekken. Of met wat andere bewoordingen: het spirituele leven of de existentiële laag in het menselijk leven waarin vragen naar zin zich voordoen. Het is wel van belang om Van der Meulen op dit punt goed te volgen. Hij treedt nadrukkelijk buiten de paden van een vastgelegde geloofsbeleving. Zoekers bewegen zich niet vanzelfsprekend in het veld van de christelijke spiritualiteit. Als in onze tijd de kerk haar missionaire roeping zoekt te volgen en daar present wil zijn waar de mensen zijn (de pioniersplekken van de Protestantse Kerk in Nederland), is het van belang om in het repertoire aan praktijken ook met minder gearticuleerde spirituele levenservaringen mee te kunnen lopen. De begeleider moet ook mee kunnen lopen met hen die minder beschikken over een gelovig vocabulaire. Doordat Van der Meulen de aandacht vraagt voor het spirituele als thema in de begeleiding, ontstaat een veel breder veld van pastorale praktijk, dan dat binnen het gewone pastoraat het geval is. Ook de begeleiding van een Alpha-cursist, om maar een voorbeeld te geven, heeft dan kenmerken van geestelijke begeleiding. Het is overigens opvallend dat in de uitwaaiering van aspecten die Van der Meulen bespreekt als het gaat om het geestelijke leven, de wat klassiekere thema’s die vanouds met het begrip ‘bevinding’ worden aangeduid, niet zo’n rol spelen. De heilsordelijke elementen van wedergeboorte, geloof en heiliging, vertonen een zekere ordening van het geloofsleven waar geestelijke begeleiding haar winst mee kan doen. De begrippen die vooral in de Nadere Reformatie pastoraal zijn gemunt en verdiept, slaan ook op bepaalde aspecten van christelijke spiritualiteit die een verrijking van het discours in de geestelijke begeleiding kan betekenen. Van der Meulens benadering sluit dat zeker niet uit. Geestelijke begeleiding waarin het geestelijke en het spirituele tot thema van de ontmoeting tussen begeleider en begeleide gemaakt worden, schept juist ruimte om de oude pastorale begrippen uit de bevindelijke traditie op een nieuwe manier te integreren.
Naast de aandacht voor het geestelijk leven en de weg die begeleide en begeleider gaan, neemt de pastor een andere plaats in, in vergelijking met de andere functies in het pastoraat, zoals troosten en helpen. De rol van begeleider veronderstelt dat de pastor thuis is in geestelijke zaken. Hij moet ingewijd en toegewijd zijn (351). De pastor als geestelijke is enerzijds een expert. Aan de andere kant is hij helemaal betrokken in de weg die wordt afgelegd met de begeleide. De eigen spiritualiteit van de pastor doet er nadrukkelijk toe. De theoloog moet ook (vooral) geestelijke zijn. Dat neemt niet weg dat de begeleider ook moet beschikken over een aantal vaardigheden. Hij moet kunnen werken met beelden, begrippen, verhalen, symbolen; hij moet de christelijke traditie weten te bewaren en te verbinden met het leven van degene die hij begeleidt; hij moet kunnen bidden en mediteren. De begeleider is een pastor die leiding neemt en leidinggeeft. De meest toegespitste vorm is misschien wel die van de begeleider van begeleiders, of met een begrip dat in de kerkelijke gesprekken over het ambt van predikant ook regelmatig terugkeert, de pastor pastorum. Van der Meulen schrijft mooie dingen over het pastoraat aan pastores. Tegelijk blijft dit een terugkerend onderwerp, waarvan je je kunt afvragen of dat in de gereformeerde gelijkheid van ambten wel helemaal goed uitgewerkt kan worden. Niet voor niets is het hele thema van geestelijke begeleiding in episcopale tradities veel dieper verankerd. ‘Spiritual guidance’ is een rode draad in de Starbridge-serie van de Engelse schrijfster Susan Howatch. In elk boek is één van de hoofdpersonen een geestelijke in de Anglicaanse Kerk die op enig moment van zijn leven onder de hoede komt van een andere geestelijke. Hoe geestelijke begeleiding werkt, wordt in deze boeken goed zichtbaar – weliswaar ingebed in een kerkelijke traditie waarin het ambt veel gedifferentieerder is dan in onze gereformeerde wereld. Vanuit het boek van Van der Meulen kan ook een verbinding gelegd worden met een andere christelijke traditie, die van het ‘ministry’ in meer charismatische kringen, waarin gebed, zegening en geestelijk onderscheidingsvermogen worden toegepast in de begeleiding van pastoranten. Deze vormen van pastorale omgang brengen een specifieke rol van de pastor met zich mee. Voor de verdere doordenking daarvan is het boek van Van der Meulen een prachtige aanwinst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2014

Theologia Reformata | 107 Pagina's

Geestelijke begeleiding als zorgen voor de spirituele dimensie van het leven

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2014

Theologia Reformata | 107 Pagina's