Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KINDERKOFFER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KINDERKOFFER

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De laatste jaren wordt steeds breder de klacht gehoord dat catechisanten (veel) minder weten van de bijbel dan vroeger en daarbij ook een steeds geringere kennis hebben van elementaire geloofsbegrippen. Als er vervolgens over de oorzaak wordt gesproken, hoort men vaak dat de angel van het probleem zit in een tekortschietende geloofsopvoeding. Geloofsopvoeding die vooral thuis plaats dient te vinden en die in de eerste plaats een taak van de ouders is. Daarmee worden vooral de ouders aangewezen als bron van het probleem. Over het algemeen is het plaatsen van mensen in een beklaagdenbank echter niet de meest vruchtbare invalshoek om wegen naar verbetering te zoeken. Er zijn ook andere manieren om naar het geconstateerde probleem te kijken. Zo is er tot nu toe te weinig aandacht geweest voor de vormende en stimulerende rol van de kerk ten aanzien van de geloofsopvoeding thuis.

Inventarisatie van het probleem

Uit het steeds verder teruglopen van bijbelkennis bij catechisanten en de informatie die vanuit de huisbezoeken komt over de ‘huisgodsdienst’ blijkt dat de kloof tussen gewenst en werkelijk steeds groter wordt. In veel gezinnen gaat de bijbel (“Anne de Vries, want die hadden we thuis vroeger ook”) met meer na elke maaltijd open en wordt er, als hij al open gaat, nooit nagesproken over het gelezen gedeelte. De gebeden treft eenzelfde verschraling: het vrije gebed is geen gewoonte meer. De kinderen bidden nog wel hardop voor en na het eten (“Here, dank U voor deze spijze. Amen”) en voor het slapen gaan (“Ik ga slapen, ik ben moe”) maar de ouders doen het stilzwijgend of met een standaardgebed. Zo gauw de kinderen de genoemde gebedjes te kinderachtig vinden worden (en dat is tegenwoordig al vrij snel) gaan ook zij over op het stille gebed, meestal enkele seconden lang.

Het opbouwen van bijbelkennis en het ervaren van de eerbiedige omgang met God en Zijn Woord raakt op deze manier geweldig m de verdrukking. Vroeger werd dit, als het thuis met gebeurde, voor een deel opgevangen op de lagere scholen. Helaas moet geconstateerd worden dat er in het algemeen chnstelijk basisonderwijs de laatste decennia op zeer veel plaatsen sprake is van een verwatering en verschraling van de chnstelijke identiteit. Daarmee verdwijnt langzaamaan het elke dag vertellen van een verhaal uit de bijbel, het wekelijks aanleren van een psalm of bijbellied, het hardop voorgaan van een meester of juf in de klas, het leren van de bijbelboeken, enz.

Ook de belangstelling voor de clubs en het verenigingsleven loopt terug. Kinderen van de basisschoolleeftijd zijn tegenwoordig al drukbezette planners geworden: muziek, zwemmen, trainen, verjaardagsfeestjes, enz.

Voor sommige ouders betekent dit trouwens ook evenzovele keren halen en brengen. Als er al belangstelling voor de club zou zijn, dan ontbreekt het aan de benodigde tijd. 1)

De kaders waarbinnen vroeger de geloofsopvoeding plaatsvond zijn dus geleidelijk aan het verdwijnen. In sommige kerken wordt geprobeerd de geconstateerde lacune op te vullen met cursussen ‘geloofsopvoeding’. Een pnma imtitatief, maar helaas zie je op deze avonden vrijwel uitsluitend een kleine groep gemotiveerde ouders. Juist zïj, voor wie de cursus het minst bedoeld was. De grote groep waar de problemen verwacht worden, blinkt op deze avonden uit door afwezigheid.

Dit alles heeft tot gevolg dat op de catechisatie veel verhalen uit de bijbel en tal van geloofsbegrippen niet meer voorondersteld kunnen worden. Hier moeten deze zaken dan alsnog aangeleerd worden en dat juist op een leeftijd waarop vaak de weerstand tegen alles wat met geloof en kerk te maken heeft exponentieel groeit. Dat dit uiteindelijk meestal niet het succes oplevert wat we zouden willen, mag duidelijk zijn.

Hoe dan?

Als we geloofsopvoeding thuis en op school niet meer kunnen vooronderstellen, zullen we als kerk onze eigen verantwoordelijkheid hienn moeten gaan nemen. En daarvoor zijn meer mogelijkheden aanwezig dan we misschien in eerste instantie denken. Wellicht moeten we als kerk (weer) veel vroeger gaan beginnen met de catechisatie. In veel grote godsdiensten (Jodendom, Rooms-katholieke kerk, enz.) vindt het belangrijkste deel van de geloofsopvoeding plaats op de basisschoolleeftijd. Daarna wordt het, nog vóór de puberteit begint, officieel afgesloten met bijvoorbeeld bar-mitswa of eerste communie. Ook Calvijn had een voorkeur voor de jonge leeftijd. Zo onlogisch is dat trouwens ook niet: kinderen van die leeftijdsgroep zijn nieuwsgierig en willen graag van alles en nog wat leren. Een kind van negen jaar leer je sneller de bijbelboeken aan dan een kind van veertien.

In Hoogeveen is men sinds een aantal jaren bezig met het geven van catechese aan 10-en 11-jangen. 2) Om tegemoet te komen aan één van de meest gehoorde bezwaren (de kinderen nog vaker moeten halen en brengen), vindt deze catechese plaats tijdens de tweede dienst. De eerste ervaringen zijn bemoedigend: kinderen vinden het leuk om er naar toe te gaan en leren op een speelse manier over de bijbel en de kerk. Of ze catechisatie over vier jaar nog leuk en leerzaam zullen vinden weten we niet, een goed begin is echter het halve werk. Gezien de opgedane ervaringen is het zelfs het overwegen meer dan waard om in de toekomst ook te beginnen met een groep 8- en 9-jarigen.

En thuis?

Als we als kerk ook willen werken aan de geloofsopvoeding thuis (op grond van de doopbelofte is dat namelijk een taak van zowel ouders als gemeente) is het een goede start om namens de kerkenraad eenmalig een huisbezoek door een (in opvoeding ervaren) gemeentelid te laten brengen. Dit huisbezoek zal plaats moeten vinden op het moment dat het oudste kind in het gezin 3 jaar geworden is. Dat is toch de leeftijd waarop de geloofsopvoeding een nadrukkelijke aanvang neemt. De onderwerpen die tijdens dit huisbezoek in de laagdrempelige vertrouwdheid en intimiteit van de eigen huiskamer besproken dienen te worden kunnen o.a. zijn:

1. Hoe stellen jullie je geloofsopvoeding voor?

Er is geen kant-en-klaar recept voor geloofsopvoeding en het is daarom goed aan te haken bij plannen die de ouders hiervoor zelf al gemaakt hebben.

2. Heb je al een kleuter- en/of kinderbijbel in huis? Hoe ga je hem gebruiken?

Het gemeentelid dat het bezoek namens de kerkenraad aflegt, heeft een koffer bij zich waann meerdere kleuter- en kinderbijbels zitten. Op hun gemak kunnen ouders deze bijbels bekijken en een keus maken Het is goed om hen daarbij te wijzen op de verschillen die er zijn.3) Zo zijn sommige kinderbijbels voorzien van vragen na elk bijbelverhaal. Deze vragen vormen een leuke opstap om kinderen meer bijbelkennis bij te brengen (als je weet dat er vragen over het gelezen verhaal komen, luister je ook beter) en om het praten over het geloof tot iets gewoons te maken.

3. Bidden jullie hardop? En zo ja, een standaard gebed of een vrij gebed?

Als ouders hier met mee beginnen op het moment dat de kinderen nog klem zijn, wordt de drempel om het later alsnog te gaan doen in snel tempo zo hoog dat het er wellicht nooit meer van komt. In het gesprek kunnen de drempels om hier mee te beginnen geïnventariseerd worden en kan het bezoekende gemeentelid als katalysator het gesprek hierover tussen de beide ouders op gang brengen. Tevens kan gewezen worden op het belang van hardop voorgaan in het licht van geloofsopvoeding.

4 Informatie over allerhande matenaal dat bij geloofsopvoeding te gebruiken is.

Van dit materiaal kan ook een ruime selectie in de koffer worden meegenomen om het de ouders te laten zien. Naast de bekende plaatjesboeken zijn er bijvoorbeeld allerlei leuke en speelse boekjes op de markt waarmee kinderen vanaf 6 jaar zelf ‘s avonds voor het slapen gaan actief met de bijbel bezig kunnen zijn.4) Ook boekjes, bandjes en CD’s met christelijke kinderliedjes mogen in de koffer niet ontbreken.

Natuurlijk kan het beter (bijvoorbeeld meer gesprekken) en is er met voor mets een doopgesprek geweest. We moeten als kerk echter ook pragmatisch denken: een doopgesprek is er bij het eerste kind op een moment dat de ouders nog geen enkele ervaring in opvoeding hebben. Men praat dan over iets waarmee men nog geen ondervinding heeft. Dat maakt dit met tot het meest geschikte moment om over een praktische invulling van geloofsopvoeding te praten.

Als we als kerk echter wachten tot kinderen in de puberteit zitten om dan vervolgens te constateren dat de geloofsopvoeding wel wat beter had gemogen, dan hebben we als kerk de meest vormende periode van het leven ongebruikt gelaten!

Conclusie

Als gevolg van allerlei veranderingen is het noodzakelijk geworden dat we als kerk systematisch aandacht hebben voor geloofsopvoeding. Het af te doen als een extra aandachtspunt voor de pastorale huisbezoeken betekent dat men het probleem niet serieus neemt. Niet iedere ouderling zal dit oppakken en met iedere ouderling is voor zo’n gesprek even bekwaam of heeft de tijd om zich te verdiepen in allerlei hiervoor bruikbaar materiaal. Het is goed als de kerkenraad een gemeentelid zoekt dat ervaring heeft met opvoeden, om namens de kerkenraad met een ‘kinderkoffer’ op huisbezoek te gaan op het moment dat het oudste kind in een gezin drie jaar wordt. Dat deze huisbezoeken-inopdracht-van-de-kerkenraad geen vrijblijvend karakter hebben (“alleen voor belangstellenden”) zal duidelijk zijn en moet ook goed met de gemeente gecommuniceerd worden. Met een beroep op de doopbelofte van de ouders doet dit bezoek in belang met onder voor het (jaarlijkse) pastorale huisbezoek.

Voor de extra te leveren inspanning hoeft men het niet te laten: in een gemeente van gemiddelde grootte zal het op jaarbasis om nog geen tien bezoeken gaan. Met een vanant op een oude reclamespreuk: kwaliteit Zijn reclame!

Hooqeveen 1998

Drs. J. van Amerongen is als docent verbonden aan het MBO te Hoogeveen, hij is meermalen kerkenraadslid geweest.

1. Een stelling bij een proefschrift van ongeveer een jaar geleden luidde: “te weinig tijd is vaak een eufemisme voor te weinig prioriteit”.

2. Hierbij wordt een selectie van de methode ‘basiscatechese’ van B. Robberts gebruikt.

3. Er is een test waarin verschillende kinderbijbels met elkaar vergeleken worden op tal van punten. Deze test zou als handvat bij het beoordelen gebruikt kunnen worden.

4. Te denken valt aan bijvoorbeeld ‘Ontdek’ en ‘Speurder’ van de I.B.B. of aan diverse Ark-boekjes

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1999

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

DE KINDERKOFFER

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1999

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's