Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar een nieuwe kerkelijke administratie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar een nieuwe kerkelijke administratie

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Binnenkort zal de overheid niet meer registreren of iemand behoort tot een bepaalde kerkelijke gezindte, en zo ja, tot welke, en dus ook geen gegevens van dien aard meer doorspelen aan de kerken. Tot nog toe werd op de zogenaamde „persoonskaart" behalve naam, geboortedatum en - plaats, enz., ook de „godsdienst" van de betrokkene vermeld. En bij geboorte, huwelijk, overlijden, verhuizing werd de betreffende kerkelijke gemeente van de mutatie op de hoogte gesteld.

Aan dat laatste gaat nu een einde komen, en daarmee gaat zowel voor de regering als voor de grote meerderheid van ons volk een lang gekoesterde wens in vervulling. De overheid gaat er immers van uit dat het behoren tot een kerk of het aanhangen van een bepaalde levensovertuiging een privézaak is, waarbij zij geen enkel belang heeft. Op de persoonskaart staat ook niet vermeld dat iemand lid is van de ANWB of van de Dierenbescherming, of dat iemand postzegelverzamelaar is. Welnu, dan hoeft ook zijn of haar kerkelijke gezindte toch niet te worden geregisteerd?

Daar komt bij, dat de mens van vandaag bijzonder gesteld is op zijn „privacy". Alleen al de gedachte dat ze ergens geregistreerd staan vinden velen al griezelig... Maar wanneer op die kaart dan ook nog vermeld staat dat ze tot een kerk behoren, terwijl ze niet weten hoe die kerk er van binnen uitziet, en geen binding met die kerk hebben, dat is helemadl onverdraaglijk. Rand-en buitenkerkelijken tonen zich niet zelden onaangenaam verrast wanneer ze, bijvoorbeeld na verhuizing, „iemand van de kerk" aan de deur krijgen. En als dan blijkt dat de overheid achter hun rug om de kerk in kennis heeft gesteld van die verhuizing, dan zijn ze soms in alle staten!

De dupe

De kerk die het meest gedupeerd wordt door het niet meer verstrekken van de kerkelijke gegevens is de Nederlands Hervormde Kerk, omdat deze het grootste aantal rand-en buitenkerkelijken telt. De kleinere kerken, waarbij het percentage meelevenden verhoudingsgewijs veel groter is, hebben hun eigen administratie en voor hen zal er niet zoveel veranderen. En binnen onze Hervormde Kerk geeft het meelevende gedeelte ook geen problemen. De kerkeraad wordt in de meeste gevallen nog wel op de hoogte gesteld van geboorte, huwelijk, overlijden, verhuizing, e.d. En wanneer de „service" van de overheid beëindigd wordt zullen de meelevende gemeenteleden zeker wel bereid zijn de gewenste informatie te verschaffen.

Maar de slagen zullen vallen in de grote groep van niet-meelevenden. We kunnen dan geen nieuw-ingekomenen meer bezoeken omdat we niet weten of ze nog nominaal-Hervormd zijn. We kunnen hen op dat Hervormd-zijn ook niet meer aanspreken. En zij die misschien in een vorige woonplaats nog als Hervormd te boek stonden zullen in een verhuizing een goede gelegenheid vinden om aan die formaliteit een einde te maken. Zo vallen er deuren in het slot voor pastoraat en evangelisatiewerk.

De SILA

Om het gat op te vullen dat ontstaan is doordat de overheid geen gegevens meer verstrekt aan de kerken is de SILA opgericht, de Stichting voor Interkerkelijke Leden Administratie. De overheid, die wel inziet dat ze zich niet zómaar van haar dienstverlening kan afmaken, heeft aan deze Stichting een startkapitaal van 15 miljoen gegeven.

Maar dan nóg zal deze SILA een dure aangelegenheid blijken te zijn. Men heeft becijferd dat elke kerk ongeveer een gulden per persoon per jaar zal moeten betalen voor het verzorgen van de kerkelijke administratie. En dat loopt, vooral voor de grote kerken, die het meest bij het werk van de SILA gebaat zijn, nogal in de papieren! Dat is dan ook één van de redenen waarom bijvoorbeeld de Rooms-Katholieke Kerk, hoewel ook daar de onkerkelijkheid hand over hand toeneemt, niet zal participeren in het werk van de SILA, terwijl ook de Gereformeerde Kerken nog steeds geen positieve beslissing hebben genomen.

Nu komt er echter nog een probleem bij. Mag de overheid aan de SILA de nodige gegevens verstrekken zonder instemming van de betrokkenen? De Nederlandse Hervormde Kerk zou dat graag gewild hebben. Immers, waar blijven de gegevens van hen die geen band meer met de kerk hebben wanneer de overheid ze niet mag verstrekken aan de SILA? Dan is de kans groot dat duizenden rand-en buitenkerkelijken tussen de wal en het schip raken.

De meerderheid van de Tweede Kamer echter heeft een motie aangenomen waarin werd uitgesproken dat aan de SILA alleen gegevens mogen worden verstrekt van mensen die uitdrukkelijk hebben verklaard dat ze daarmee instemmen. Nu is het wel de vraag of de regering op hetzelfde standpunt zal staan. Maar de „privacy" is vandaag de dag een belangrijke zaak! Bovendien zijn er volksvertegenwoordigers die niets liever zouden zien dan dat de kerken nog meer invloed verliezen.

Het Verbond

Van de zijde van andere kerken wordt ons vaak de vraag gesteld waarom wij ons toch zo druk maken om die grote, brede rand van mensen die allang afgehaakt hebben en nergens van willen weten. Bovendien, als we al die rand-en buitenkerkelijken maar meetellen, is dat geen grootheidswaanzin? Is de kerk niet veel kleiner dan wij wel weten?

We moeten inderdaad toegeven dat de cijfers, zoals die thans bekend zijn, geen reëel beeld geven van het ledenbestand van onze kerk. Het aantal meelevenden vormt, zeker in de grote steden, soms maar een fractie van alles wat als Hervormd te boek staat. En toch heeft de Hervormde Kerk tot nog toe — terecht —• geweigerd die rand dan maar prijs te geven. Niet omdat we zo graag groter willen lijken dan we in werkelijkheid zijn. Maar terwille van het Verbond dat geldt tot in het duizendste geslacht. En moeten wij dan mensen afschrijven die de Heere nog niet heeft afgeschreven?

W. v. G.

de ander. Maar waar is de kracht nog aanwezig om er daadwerkelijk verandering in aan te brengen?

Wie af en toe uit diepe bewogenheid om de onderlinge liefdeloosheid een zwakke poging waagt, krijgt spoedig te horen: , u moet nu niet denken dat u het alléén weet". Men stelt de eigen ervaring, de eigen doorleving van de geestelijke zaken als uitsluitende nörm voor iedereen. Zó zelfs dat je je afvraagt, is werkelijk doorleefd wat men eist en bespreekt? We willen niemand oordelen, maar slechts vragen: aar is dan de eerste vrucht des Geestes, waar is de liefde, die alle dingen gelooft, hoopt en verdraagt? Zeker, de apostolische gemeenten waren ook niet volmaakt in de liefde. Ook zij kregen te horen: Maar indien gij elkander bijt en vereet, ziet toe dat gij van elkander niet verteerd wordt" (Galaten 5 : 15). Ook toen kon men in de gemeente van Rome het tussen „zwakken" en „sterken" het maar niet eens worden. „Ze doen maar" zeiden de „zwakken". „Zo streng hoeft het voor ons niet" zeiden de „sterken".

Om dezelfde redenen „geloven" we soms niets meer van elkaar. Wettische en evangelisch worden als tegenstellingen tegen elkaar uitgespeeld. Omdat men geen oog meer heeft voor de eenheid van Wet en Evangelie.

Verschillen op ondergeschikte punten worden tot geschillen opgeblazen. Houdt iemand zich niet aan mijn grenzen, dan halen we al heel gauw de schouders op voor het geestelijk leven van die ander. Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan. Ieder kent wel voorbeelden uit eigen omgeving. Waarom zoeken zij toch allen het hunne en niet hetgeen van Christus is? Ik durf zo maar niet te (ver)oordelen, maar als de broederlijke liefde de toetssteen van het leven uit en met God is, dan moeten we in elk geval diep buigen onder het oordeel der Schrift: Wij weten, dat wij uit de dood zijn overgegaan in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben; die zijn broeder niet liefheeft, blijft in de dood" (1 Joh. 3 : 14). Hoe liefhebben?

In elk geval zo dat hij merkt dat het u om zijn eeuwig behoud te doen is. Dat. we niet de indruk wekken dat een kinderlijk en beginnend geloofsleven ons te min is. In elk geval het kwijnende zoeken op te richten, het zwakke trachten te versterken, gebreken in anderen verdragen. Als we zelf zeggen geestelijk te zijn, anderen die afdwalen, terecht brengen. Welnu, als de liefde Gods in onze harten is uitgestort zullen we niet alles op alles zetten om iemand van Christus af te houden.

Zonder ook maar een ander fundament te leggen dan hetgeen gelegd is — want de liefde ziet nooit over het hoofd wat aan het geloof ontbreekt. — zullen we het „overige dat anders sterven zou" versterken. En als die liefde van God de geestelijke barometer is, dan zal het peil van onze liefde beantwoorden aan wat Johannes schrijft: „Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Christus Zijn leven voor ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen".

Wanneer we in dit licht een blik werpen op de kerk, met name op het leven van Gods kinderen, maar vooral als we ons verzekeren mogen van Gods genade, een blik werpen in ons eigen hart, dan is er plaats voor de klacht: Hoe is het fijne goud verdonkerd, hoe zijn de staven liefelijkheid en samenbinding verbroken. Echter klagen zegt niets als er geen bekéring is. En dit behoort niet in het minste tot het leven de heiligmaking, dat we horen naar de oproep van Christus. Ik denk als voorbeeld aan de gemeente van Efeze. Paulus, zo vernamen we, kon nog danken omdat hij gehoord had van hun liefde.

Maar hoe is het verder gegaan? Johannes moet in opdracht van Christus, niet eens zoveel jaren later, aan diezelfde gemeente schrijven: „Gij hebt verdragen, en hebt geduld; gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid en zijt niet moede geworden" (Openb. v. Joh. 2 : lvv).

Helaas is dat nu allemaal verleden tijd. Zoals er zoveel in onze tijd verleden tijd is.waarbij dan vooral gedacht moet worden aan het gebrek aan liefde. De brief aan Efeze gaat ook verder: „Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten".

Wie van ons, welke van onze gemeenten kunnen zich dit „tegen u" van Christus niet aantrekken? Toen men in Efeze de eerste, de tere liefde verliet, werd er als het ware een muur afgebroken. In elk geval een bres geslagen. De dwaalleer kan zonder tegenweer zo maar naar binnen lopen. Is dat niet een blauwdruk van de kerk in onze dagen?

De eerste liefde verlaten, het hart. uit de prediking weg, het hart uit de onderlinge gesprekken weg. En Efeze gooiden ze nog alles over boord. Er waren gemeenten die al veel verder weg waren. Pergamus bijvoorbeeld waar ze de leer en het leven van de Nikolaieten aanhingen. Nikolaieten behoorden tot de secte van geestelijke vrijbuiters. die zeiden dat er in de gemeente alle ruimte moest zijn voor lieden, die, op welke perverse manier ook, htin vleselijke lusten konden uitleven. En wat wordt er op dit terrein niet verschrikkelijk veel getollereerd ook binnen de grenzen van de christelijke gemeente! Nu, zover was het in Efeze gelukkig nog niet gekomen. Waren ze beter? Stonden zij boven Pergamus en boven Thyatire, waar zelfs een tweede Izebel haar verleidende invloed wist te laten gelden? Zeker, een christelijke levensstijl is niet verwerpelijk, wel meer en meer aanbevelenswaardig. Maar er moet méér zijn. Er moet een draagvlak zijn voor die levensstijl en levensheiliging. Het draagvlak van de liefde tot God en de liefde tot de broeders. U moet niet alleen u in het negatieve opstellen, dit niet en dat niet. Niet alleen maar haten. Ook liefhebben. Nu dat ontbrak er aan in Efeze. Het hart, de liefde. Dan wordt alles hard en star en kil en dan komt men in een dode orthodoxie terecht. Wettisch leven is nog niet uit liefde de wet van Christus vervullen. Ontbreekt dus de liefde, dan hoeft de rechtzinnigheid niet weg te zijn, de ijver voor de waarheid evenmin, maar dan treedt er wel verharding en

verstarring - op. Het mededogen gaat weg en we zetten ons af naar de ene en de andere kant, maar de tranen waarmee Jezus weende over Jeruzalem ontbreken. Wie zegt dan nog van ons: Ziet hoe lief zij elkander hebben?

Nu eindigt Christus Zijn brief aan Efeze niet met het constateren van hun wezenlijk gebrek, maar vermaant: „Gedenkt dan waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeert u, en doe de eerste werken". Ook voor de kerk van nu is er de weg terug.

Keer naar het Kruis terug, zoek weer aansluiting op de Bron, waaruit die liefde immers vloeit. Liefde in het hart wordt omgezet tot liefde metterdaad.

Welke gestalten en vormen neemt de broederliefde aan? Vele en in alle manier mogen we ook hier zeggen. De broederliefde dringt in elk geval op onderlinge vrede aan. Zij verstaat de kunst om andere broeders en zusters in hun gebreken te verdragen. De apostel noemt dat soms lankmoedigheid. De liefde heeft een lange adem. Gods liefde, waarin de liefde ademt, wel de langste. Wat meer vriendelijkheid zou in de gemeente ook niet misstaan. Barmhartigheid en bewogenheid om anderen goed te doen en allermeest de huisgenoten des geloofs, kan de broeder uit zijn nood helpen.

Elkaar trouw blijven en niet om het minste of geringste elkaar de rug toekeren zal de liefde overvloedig maken. De liefde zegt wat dit betreft nooit nu is het wel genoeg. Ze is het minst tevreden over zichzelf, en er mag eigenlijk geen eind aan komen. De broederliefde kent medelijden als er iemand valt of struikelt. Zij neemt in nederigheid steeds haar plaats in onder en niet boven de ander.

Wat een les! Wat een voorrecht als Paulus aan de Thessalonicenzen schrijft dat zij die broederliefde zichzelf niet aangeleerd hebben, maar dat God Zelf het hun geleerd heeft om elkaar lief te hebben. En als de harten al tot de rand toe met die liefde gevuld zijn, dan bidt Paulus evenwel dat ze daarin meer en meer overvloedig mogen worden. Laat het maar over de randen heenstromen. Die liefde kan vergeven, zoekt te bedenken wat waar is, eerlijk is, zuiver is. Zo geschiedt er gemeentevorming. Niet van de buitenkant naar de binnenkant, maar omgekeerd, van binnen uit naar buiten. Van Boven af, door ons heen, in het spoor van Christus voeten wassen.

Liefhebben is inderdaad het enige middel om hen die niet liefhebben tot liefhebben te bewegen en bij hen, wier liefde uiteraard nog zo zwak en gebrekkig is, deze tot rijker ontwikkeling en hoger spanning te brengen. Liefde wordt door de liefde gevoed.

Hebben wij werkelijk eerbied voor elke poging om lief te hebben, ook al is die poging nog zo zwak? Zijn onze ogen helder genoeg om te zien de stille strijd, door menige ziel tegen zelfzucht en eigen liefde gevoerd. Merken we op de hunkering om Gods liefde ook voor zichzelf te mogen kennen? Om ook te mogen weten: Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Dat hoeft helemaal niet te gaan ten koste van eerlijke scherpte, en scherpe eerlijkheid. Er is zelfs sprake van opscherping in de liefde. Niet scherp kon wel eens betekenen niet écht liefhebben. Maar de broederliefde weet ook twee stappen te zetten in de richting van iemand die maar een schrede doet om ons wat naderbij te komen.

Ach, hoe menig gekrookt riet hebben wij reeds achteloos met onze voeten vertreden. Hoe menige brandende vlaswiek is er door onze koelheid, door onze ruwheid, door gebrek aan evangelie in de prediking, en door gebrek aan waardering voor het beginnend genadewerk uitgeblust. Ik hoef hier niet nog eens aan toe te voegen dat niemand deze broederliefde uit zichzelf heeft.. Ik heb het nu over die liefde, die het leven met God door Christus kenmerkt. En als Paulus van die broederliefde zegt dat zij ongeveinsd moet zijn, (Rom. 12 : 9), dan betekent dit ten eerste: ij kunnen alleen in de diepte liefhebben. In de diepte van de innerlijke verbrijzeling. Hooghartigheid maakt onze liefde onoprecht. Wie denkt dat hij uit zichzelf liefhebben kan, begaat een enorme vergissing.

Ten tweede: De liefde zij ongeveinsd, wil zeggen: we kunnen alleen om Christus' wil en in Christus liefhebben. Als de liefde van Christus door ons heengegaan is en telkens weer door ons heengaat. Tenslotte ongeveinsde liefde kan alleen maar liefhebben in de werkelijkheid, niet alleen met woorden, zelfs niet altijd met woorden, maar met de daad en in der waarheid. De liefde heeft alleen maar lief en praat er niet veel over.

De echte liefde moet ook kunnen lijden aan de miskenning, moet er tegen kunnen als men zegt: Het is allemaal zo koud. Dierbare praatjes over liefde tot de evenmens lijken zoveel hartverwarmender. Spreek echter die liefdespraat maar niet tegen. Vraag niet of Christus in Zijn liefde gekend wordt. De vlammen zouden er soms uitslaan. Maar de werkelijke liefde volhardt en neemt ook dit leed op zich. Bidt voor hen die u geweld aandoen. Zo is zij écht, ongeveinsd.

Legt u dit blad nu niet meer? Neemt u het geschrevene niet voor kennisgeving aan? Ik weet het, 't is maar een gebrekkige vertolking van de woorden Gods, maar dan wel van de Woorden Góds!

K.a.Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Naar een nieuwe kerkelijke administratie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's