Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN BOSJESMANNEN, BANTOES EN BLANKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN BOSJESMANNEN, BANTOES EN BLANKEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bosjesmannen

Van de eerste bewoners van Zuid-Afrika weten we weinig af. In een Transvaalse grot zijn overblijfselen van deze mensen gevonden. Ze woonden hier voor de Bosjesmannen kwamen. De Bosjesmannen hebben veel rotsschilderingen achtergelaten. Het zijn nomaden die erg sober leven en weinig eisen stellen. Hun huidskleur is geel. Ze zijn klein maar gespierd en in staat om zelfs in woestijnachtige gebieden in leven te blijven. Ze eten klein wild, insekten, reptielen, knaagdieren, zaden, bessen, wortelen en meloenen. Ze hebben geen behoefte aan strikte regels en wetten, leven in kleine groepen, respekteren eikaars persoonlijke bezittingen en delen hun wapens, voedsel en kleding. Ze zijn gereserveerd, zachtaardig en vriendelijk. Er zijn nog enkele tienduizenden Bosjesmannen die aan de grens van Botswana en Zuidwest-Afrika rondtrekken. De Bosjesmannen zijn later in kontakt gekomen met de Hottentotten die opgejaagd werden door de oprukkende Bantoes. De twee bevolkingsgroepen bekonkureerden elkaar bij de jacht op voedsel. Bij de veelvuldige botsingen dolven de Bosjesmannen meestal het onderspit.

Portugezen

In de vijftiende eeuw waren de Portugezen de meest ondernemende zeelieden van Europa. Ze waagden zich steeds verder naar het zuiden van de afrikaanse kust. Het plan groeide om langs de zuidpunt van Afrika naar Indië te varen, omdat de landroute na de verovering van Constantinopel in 1453 door de Turken bijna onmogelijk was geworden.

In 1453 verliet Bartholomeüs Dias met twee kleine schepen Lissabon. Hij voer langs de westkust van Afrika en zorgde er voor de kust steeds in het oog te houden. Een hevige storm stak echter op die de scheepjes twee weken lang voortzweepte. De kust raakte uit het zicht. Daarna voeren ze naar het oosten en toen er maar steeds geen land in zicht kwam, begreep Dias dat hij langs de zuidpunt van Afrika gevaren was. Daarom zette hij koers naar het noorden en bereikte de kust van de tegenwoordige Kaapprovincie. Dias wilde verder varen, maar zijn mannen dwongen hem terug te keren. Ze noemden de kust Stormkaap, maar de Portugeese koning gaf hem een andere naam: Kaap de Goede Hoop, omdat er nu goede hoop bestond dat de zeeweg naar Indië spoedig gevonden zou worden. Dit gebeurde tien jaar later.

Je zou denken dat de Portugezen de Kaap, als strategisch punt wel spoedig in bezit zouden nemen, maar dat gebeurde niet. Hoogstens gingen ze even aan land om vers water te halen. De oorzaak hiervan was de angst voor de Hotten-

lotten. Wel fungeerde het land als postkantoor: de brieven van de uitgaande schepen werden onder een steen gelegd, terwijl de retourvloot voor buslichting en bestelling zorgde.

Hollanders

Op 6 april 1652 zeilden drie nederlandse schepen de Tafelbaai binnen. Ze brachten enkele mensen aan land die een verversingsstation stichtten. De bedoeling was verse groenten en vlees te produceren voor de bemanning van de schepen op weg naar Oost-Azië. In Zuid-Afrika wordt thans 6 april nog als Stichtingsdag gevierd.

De aanvoerder was de 32-jarige Jan van Riebeek. Hij kwam in opdracht van de Oost-Indische Compagnie. Ook zijn vrouw kwam mee. Verder nog 90 niet al te beste soldaten. Dadelijk pakten Van Riebeek en zijn helpers aan. Een geschikte plek werd uitgezocht om een fort te bouwen. Houten huizen dienden voorlopig als onderdak. Gemakkelijk hadden ze het niet. De regen bleef uit en velen werden ernstig ziek. De Hottentotten waren met hun vee grotendeels naar het noorden vertrokken vanwege de droogte.

Gelukkig kwam er regen, waarna het grootste leed geleden was. Ook de Hottentotten kwamen terug en van hen werd vee gekocht in ruil voor tabak. De verhouding met de Hottentotten was niet best, maar Van Riebeek trad niet hard op, omdat hij opdracht had de vrede te bewaren.

De vestiging was geen groot succes. In 1657 werden de soldaten van hun dienst ontheven om zelf een boerderij te beginnen en zo de produktie te verhogen. Omdat ze aan de Hottentotten weinig als werkers hadden, vroeg Van Riebeek om negers. Tot 1834 werden slaven ingevoerd. De Compagnie deed toen veel aan slavenhandel. Kwaad werd er niet in gezien. Men verdedigde het op grond van Bijbelteksten.

De omstandigheden waaronder de slaven leefden zijn niet te vergelijken met de Amerikaanse plantages. De Boeren zagen hen meer als onmondige kinderen en voelden zich — uitzonderingen daargelaten — verantwoordelijk voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn.

Zo ontwikkelde zich de nederzetting betrekkelijk ongestoord. Rond het jaar 1700 was zij zo groot als een Nederlandse provincie en woonden er 500 Europeanen die vooral uit Nederlanders en voor een klein deel uit gevluchte Hugenoten bestond.

Deze rust verdween geleidelijk in de 18e eeuw. Allereerst waren er pokkenepidemieën; niet alleen bij de Boeren, maar ook bij de Hottentotten.

De Boeren breidden hun gebied steeds meer uit naar het noorden en oosten, terwijl de Bantoes onderweg naar het zuiden waren. Het was duidelijk dat de groepen op een of andere dag elkaar zouden ontmoeten. Dit gebeurde voor het eerst met de Xhosa's in 1770 in de buurt van de Grote Visrivier, 960 km. van Kaapstad. De Boeren probeerden zoals gewoonlijk een verdrag te sluiten, maar dat lukte slechts gedeeltelijk, zodat de moeilijkheden bleven. Pas in de volgende eeuw zouden de Boeren de Zoeloes en de Swazi's in volle sterkte ontmoeten. In deze tijd begonnen de Boeren zich steeds meer een natie te voelen.

In 1707 zette de Compagnie alle gesteunde immigratie uit Europa stop en tien jaar later werd besloten meer slaven naar Zuid-Afrika te brengen inplaats van het zenden van Europese vaklieden. Dit is een van de oorzaken dat de blanke bevolkingsgroep in Zuid-Afrika zo klein is.

Engelsen

In 1795 kwam Kaap de Goede Hoop tijdelijk in Engels bezit en in 1814 werd het land officieel door Nederland aan Groot Brittannië overgedragen. Tot 1834 werd de Kaapkolonie bestuurd door hogere Britse ambtenaren, hetgeen door de Boeren bijna zonder protest aanvaard werd. De bevolking was echter volledig niet-Brits, daarom pasten de Engelsen een beleid van verengelsing toe, dat er o.a. op gericht was het gebruik van de Nederlandse taal bij officiële gelegenheden af te schaffen. Engelse onderdanen werden bevoorrecht, er kwam een nieuwe ongunstige regeling voor het grondbezit en de Boeren werden financieel uitgemergeld, terwijl de — verplicht — vrijgelaten slaven aan het zwerven gingen en door diefstal probeerden aan de kost te komen.

Verder naar het noorden ging het er nog gewelddadiger naar toe. Onderling voerden de Zoeloestammen oorlog, waarbij naar schatting een miljoen doden vielen. Het resultaat hiervan was dat de beruchte Dingaan de leiding van de Zoeloes op zich nam.

De Grote Trek

De Boeren wilden zich aan de engelse invloed onttrekken en zo ontstond na veel verkenningen „De Grote Trek" van 1835 - 1837. om zich van een zelfstandig bestaan te kunnen verzekeren. Dit ging ten koste van veel mensenlevens. De meeste lezers zullen in de boeken van Penning wel de moord van koning Dingaan op Piet Retief en zijn mannen gelezen hebben en van de stormloop van 12000 Zoeloes op een wagenkamp van 450 Boeren, waarbij 3000 mensen de dood vonden.

De Grote Trek had eerst Natal tot doel, maar toen de Engelsen ook hier verschenen, kwamen uiteindelijk Oranje Vrijstaat en Transvaal tot stand.

Tussen 1834 en 1854 werden door de Boeren-op-trek veel ontberingen geleden. Dit heeft veel bijgedragen aan de vorming van het karakter van het zuidafrikaanse volk.

De Boeren hadden zich voorgesteld van het nieuw verworven gebied landbouwstaten te maken, maar vanaf 1867 toen de eerste diamanten en het eerste goud gevonden werd, stroomden massa's fortuinzoekers toe, die verwarring en chaos brachten.

De Engelsen gingen zich er mee bemoeien. Er ontstond zelfs een oorlog tussen Transvaal en de Engelsen. De Boeren wonnen. De Engelsen deden daarna hun best een sfeer van opstandigheid te scheppen, tot in 1899 de Boerenoorlog uitbrak die tot 1902 duurde. De Boeren verloren 5000 strijders, 26000 vrouwen en kinderen kwamen in de concentratiekampen om. De verliezen aan Engelse zijde zijn niet precies bekend. De Boeren verloren de oorlog, maar het nationalisme was zo versterkt dat hun invloed steeds groter werd. Geleidelijk gingen ze steeds meer sleutelposities bezetten. De band met de Engelsen werd steeds losser, totdat Zuid-Afrika in 1961 een zelfstandige republiek werd.

Gescheiden ontwikkeling

In 1949 introduceerde de zuidafrikaanse regering de gescheiden ontwikkeling.

Dit beleid houdt in dat de rassen zich op hun eigen manier kunnen ontwikkelen. Men zag dit als de enige mogelijkheid om het blanke voortbestaan en het behoud van de westerse kulturele waarden in een multi-nationaal land veilig te stellen en de enige garantie voor vrede tussen de rassen en het uitbreiden van de mogelijkheden voor de zich ontwikkelende zuidafrikaanse niet-blanke bevolkingsgroepen. Vooral Dr. H. F. Verwoerd drukte als minister van Bantoezaken en later als premier zijn stempel op het Bantoebeleid. Hij legde de basis voor de „thuislanden" waar de verschillende bevolkingsgroepen een betrekkelijk grote zelfstandigheid geboden krijgen. Veel Bantoes die in deze thuislanden wonen, kunnen daar echter geen werk vinden en zijn daarom genoodzaakt in geïndustrialiseerde gebieden, ver van hun woonplaats te gaan werken, met alle gevolgen van dien. De blanken trachten dit op te vangen door industrievestiging in de buurt van de thuislanden te stimuleren. Het nadeel hiervan blijft dat de Bantoes er wel kunnen werken, maar niets over de vestigingen te zeggen hebben. Omdat er vanuit de Bantoebevolking niet zoveel initiatieven komen, is de „Bantoe Beleggings Korporasie" gesticht, die werkt met geld van buiten de thuislanden. De bedoeling is dat de bedrijven die op deze wijze tot stand komen, na verloop van tijd aan de bevolking worden overgedragen.

Een grief van de Bantoes tegen de thuislanden is, dat zij statenloos worden, wanneer ze niet in de thuislanden wonen, maar bijvoorbeeld in gebieden rond grote industriesteden. Dit veroorzaakt grote spanningen.

Daarbij komt nog de paternalistische houding van veel blanken, die frustrerend is voor niet-blanken.

Sam Mos, een lid van de gemeenteraad van Johannesburg zei naar aanleiding van de moeilijkheden in Soweto:

„Zuid-Afrika heeft te lang in een droomwereld geleefd. Het is tijd dat de Zuidafrikanen volwassen worden en de ernst van de situatie inzien. Ze mogen geen vals gevoel van veiligheid krijgen, de gevaartekens zijn aanwezig. Te lang hebben we de Zwarten over het hoofd gezien. De verantwoordelijkheid ligt bij de gehele blanke bevolking. Er bestaat een neiging de Afrikaners de schuld te geven, maar de gedachte die de regering koestert, gelden in feite voor de gehele blanke bevolking. Het eerste dat we moeten doen, is ophouden de zwarte als kind te behandelen en te erkennen dat er ook onder hen volwassenen zijn”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1976

Daniel | 24 Pagina's

VAN BOSJESMANNEN, BANTOES EN BLANKEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1976

Daniel | 24 Pagina's