Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE GEMEENTELIJKE HOEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE GEMEENTELIJKE HOEK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Weinigen onder ons zullen voor zichzelf een compleet beeld hebben van de plaatselijke belastingen. Het is de verdienste van de heer J. Bonhof te Dronten, dat hij dit interessante en leerzame onderwerp uit de verf heeft gehaald en het ter plaatsing in onze rubriek heeft aangeboden. Zeer aanbevolen! (zie ook Banier van 20 juli en 3 augustus jl.).

Burgemeester van Nieuw-Lekkerland.

A. C. Ph. Hardonk,

3.

VERMAKELUKHEDENBELAS-TING

De vermakelijkhedenbelasting staat officieel te boek als een belasting op toneelvertoningen en andere vermakelijkheden (artikel 277, onder letter 1, oud).

Wat wfordt nu onder vermakelijkheden verstaan? Dit zijn in het algemeen alle uitvoeringen, voorstellingen, vertoningen en ondernemingen waarbij wordt beoogd het verschaffen van ontspanning of vermaak en welke gratis dan wel tegen betaling voor een ieder of voor bepaalde personen toegankelijk zijn onverschillig of die betaling plaats heeft door voldoening van toegangsgeld, contributie, bijdrage, verplichte vertering of op welke andere wijze ook. Bij een vermakelijkheid in de zin van de wet of belastingverordening is het even­ wel niet beslissend of daarbij het verschaffen van ontspanning of vermaak wordt beoogd of op de voorgrond staat, doch het is voor een bevestigend antwoord op de vraag voldoende dat de deelnemers daarin ontspanning of vermaak kunnen vinden. Slechts die vermakelijkheden welke niet besloten zijn kunnen in deze belasting worden betrokken. Wat wordt nu onder een besloten bijeenkomst verstaan? Dit zijn die bijeenkomsten welke te goeder trouw in besloten kring plaatsvinden. n o o

Met andere woorden: het moet niet mogelijk zijn een feitelijk openbare bijeenkomst een besloten karakter te geven door middel van kunstgrepen, als bijvoorbeeld een fictief lidmaatschap. De grondslag van deze belasting wordt meestal gevonden in de bruto-opbrengst van de entreegell d g l m den, de oppervlakte van de inrichting waar de vermakelijkheid plaatsgrijpt e.d. Deze niet erg populaire belasting wordt nog in vele gemeenten geheven. Vooral in gemeenten met veel publiek trekkende objecten van massarecreatie vormt deze belasting een belangrijke bron van inkomsten. Van velerlei zijde is de laatste jaren erop aangedrongen deze verbruiksbelasting af te schaffen. In de huidige tijdsomstandigheden zou volgens velen moeilijk meer kunnen worden volgehouden, dat uitgaven voor deelneming aan vermakelijkheden een dermate van andere uitgaven afwijkend karakter hebben dat een aparte belasting hiervoor gerechtvaardigd is. Er is dan ook een tendens waarneembaar dat steeds meer gemeenten tot afschaffing van deze belasting overgaan. Velen in onze kring zullen dit wel met de schrijver dezes betreuren. Terzake van allerlei vermakelijkheden treffen de gemeenten voorzieningen. Volgens het zo hoog geroemde profijtbeginsel is het dan ook alleszins gerechtvaardigd de kosten hiervan te verhalen via een belasting. De wetgever heeft echter aan deze roep van afschaffing gehoor gegeven bij de meergenoemde wet van 24 december 1970. Blijkens de bepalingen van deze wet vervalt de vermakelijkhedenbelasting op 1 januari 1979, met dien verstande dat de be­ lasting op filmvoorstellingen gegeven door bioscoopondernemers reeds met ingang van 1 februari 1971 is vervallen. Aan dit voortwoekerende kwaad moest zo nodig steun worden gegeven.

Teneinde de gemeenten met de veel publiektrekkende objecten van recreatie tegemoet te komen is het mogelijk gemaakt een retributie te heffen terzake van het geven van vermakelijkheden waarbij gebruik gemaakt wordt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening m de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeeijtebestuur getroffen wordt ( zgn. vermakelij kheidsretributie). Deze retributie zal bij de , , nieuwe" bepalingen worden behandeld. Wanneer de gemeente overgaat tot het treffen van deze retributie moet zij stoppen met het heffen van de vermakelijkhedenbelasting.

RÉCHTEN EN LONEN

Ook de rechten en lonen komen onder de nieuwe bepalingen voor. Zij zullen dan ook op die plaats aan een nadere beschouwing worden onderworpen.

BELASTING IN NATURA

Deze in onbruik geraakte belasting is bij de wet van 24 december 1970 uit de Gemeentewet verdwenen, weshalve behandeling achterwege kan blijven.

BRANDASSURANTIEBELAS-TING

In artikel 277, onder letter k (oud), is bepaald dat gemeente een belasting kan heffen op de verzekering tegen brandschade van in de gemeente zich bevindende onroerende en roerende goederen of een overeenkomstige belasting als die goederen niet verzekerd zijn. Deze belasting wordt in het algemeen aangeduid als brandassurantiebelasting. In de praktijk beperkt deze belasting zich tot de onroerende goederen, vanwege de ongrijpbaarheid van de roerende goederen. Veelal komt zij neer op een aanvulling van de straatbelasting, doordat als grondslag de belastbare opbrengst volgens het kadaster genomen wordt. De rechtsgrond is gelegen in de bescherming die de eigendommen genieten door de aanwezigheid van een goed geoutilleerde brandweer. De brandassurantiebelasting komt weinig voor. Evenals de straatbelasting, de bouwterreinbelasting en de opcenten op de grond, en personele belasting wordt zij vervangen door de belasting op onroerend goed. Zo gauw laatstgenoemde belasting dan ook wordt ingevoerd, doch uiterlijk op 1 januari 1979, mag zij niet meer worden geheven.

LOGEERGASTENBELASTING

In artikel 277, onder letter M (oud) wordt de mogelijkheid geboden een belasting te heffen van hen, die gedurende ten minste een week als logeergasten vertoe-s'en i.i een hotel of pension binnen de gemeente. Onder een week dient te worden verstaan zeven achtereenvolgende dagen. De vele bezwaren die aan deze belasting verbonden zijn nebben tot gevolg gehad dat zij slechts in enkele gemeenten wordt geheven. Deze bezwaren zijn onder andere.

1. Slechts een minderheid van toeristen logeert nog in hotels en pensions; juist de snelle vlucht die accommodaties als tenten, tenthuisjes, zomerhuisjes, caravans, boten enz. nemen kenmerkt de huidige verblijfsrecreatie. Deze vormen van vakantie kunnen echter niet op grond van deze belasting worden belast.

2. De groei van het autobezit heeft de recreant veel mobieler gemaakt; Iangdu2-ig verblijf in hetzelfde hotel of pension komt relatief steeds minder voor.

3. Het aantal recreanten dat onder de logeergastenbelasting kan vallen is relatief genoeg; het is niet redelijk een klein deel van de recreanten te belasten terwijl in feite een veel groter aantal de kosten die de toeristengemeenten zich getroosten veroorzaakt.

Deze belasting is dan ook vervangen door een modernere heffing welke aangeduid wordt als toeristenbelasting. De laatste belasting is bij de wet van 24 december 1970 in de Gemeentewet opgenomen. Deze wordt nader uitgewerkt in de loop van dit artikel. De logeergastenbelastingheffing kan in de gemeenten welke deze belasting op 30 december 1970 hieven nog voortgang vinden tot 1 januari 1979. Gelet op het geringe belang van deze belasting zal er niet verder over worden uitgewijd.

RECLAMEBELASTING

De reclamebelasting is in de Gerneentewet, bij de wet van 24 december 1970, gehandhaafd. Bespreking van deze belasting zal bij de „nieuwe bepalingen" plaatsvinden.

FORENSENBELASTING

Het gestelde onder n geldt mutatis mutandis ook voor de forensenbelasting.

B. „NIEUWE BEPALINGEN"

a. belasting op onroerend goed

In de plaats van de hoofdsom en de opcenten op de grond-en personele belasting de straatbelasting, de bouwterreinbelasting en de brandassurantiebelasting is de gemeenten de mogelijkheid geboden een belasting op onroerend goed te heffen. Deze belasting vinden we in artikel 273 van de Gemeentewet. Dit artikel bapaalt dat terzake van binnen de gemeente gelegen onroerend goed kan worden geheven:

a. een belasting van de verbruikers;

b. een belasting van de zakelijk genothebbenden (zoals eigenaren, erfpachters, enz.).

Uitdrukkelijk is de heffing van cultuurgrond welke ten behoeve van de land-of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerd wordt uitgesloten. Aanleiding hiertoe is het feit dat deze gronden bedrijfsmiddel zijn. Als landbouw moet worden aangemerkt hetgeen als zodanig in de Pachtwet is aangewezen. Dit heeft tot gevolg dat hieronder naast de land-en bosbouw ook de tuinbouw, veeteelt en veehouderij worden begrepen. Wel moet er op worden gewezen dat de op deze bedrijven staande woningen, en bedrijfsgebouwen alsmede de tuin en het erf niet onder deze uitzondering vallen.

De gemeenten zijn in de heffing van deze belasting in zoverre beperkt dat de opbrengst van de onder a en b genoemde belastingen niet meer dan 12 respectievelijk 15 procent van de algemene uitkering uit het gemeentefonds, exclusief de factor sociale zorg, mag bedragen.

Voorts zijn zij beperkt in het kiezen van de grondslag waai-naar de belasting zal worden geheven. De volgende grondslagen zijn mogelijk:

— de waarde welke aan het onroerend goed in het economische verkeer kan worden toegekend;

•— de oppervlakte van het onroerend goed, na toepassing van vermenigvuldigingscijfers voor aard, ligging, kwaliteit en soort gebruik, zulks teneinde op benaderende wijze rekening te houden met verschillen in waarde in het economische verkeer.

Het is verplicht om voor de belastingheffing van de gebruikers en de zakelijk genothebbenden eenzelfde grondslag te hanteren. Bij Koninklijk Besluit van 14 oktober 1971 (Staatsblad 616) zijn nadere regelen gegeven met betrekking tot deze grondslagen. Gelet op de strekking van dit artikel is het niet nodig hierop in te gaan. Volstaan kan worden met op te merken dat in deze regelen is getracht aan te geven op welke wijze de waarde in het economisch verkeer kan worden bepaald of benaderd en hoe de oppervlakte van de onroerende goederen alsmede de vermenigvulcjigingscijfers voor aard, ligging, kwaliteit en soort gebruik dienen te worden bepaald. Een en ander is een vrij technisch geheel geworden. Het is zeer de vraag of deze belasting, gelet op de gestelde limieten, voor de gemeenten voldoende soulaas zal bieden. Vooral voor gemeenten welke een groot arsenaal aan de uitgezonderde cultuurgronden rijk zijn kan de opbrengst van deze belasting wil eens een grote tegenvaller worden. Artikel 273 bepaalt tenslotte ook nog dat vrijstellingen bij algemene maatregel van bestuur verleend kunnen worden voor:

— gebouwen in hoofdzaak bestemd voor de openbare eredienst;

— gebouwen bestemd voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten in de zin van de Wet Premie Kerkenbouw;

— gronden welke deel uitmaken van de op de voet van de Natuurschoonwet aangewezen landgoederen, alsmede natuurterreinen, die door rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen tot behoud van het natuurschoon worden beheerd.

Deze vrijstellingen zijn inderdaad bij het vorengenoemde KB werkelijkheid geworden, zij het dat er enige voorwaarden aan zijn verbonden.

De onderhavige belasting kan als gevolg van het feit dat de rijksbelastingdienst voor een deel van de aan de heffing en invordering van deze belasting verbonden werkzaamheden dient te worden ingeschakeld op z'n vroegst per 1 januari 1973 effect gaan sorteren. Gelet op het late tijdstip van gereedkomen van het genoemde KB is het wel duidelijk dat slechts enkele gemeenten deze datum zullen halen. De meeste gemeenten zullen wel niet in staat zijn om deze belasting over een eerder belastingjaar dan 1974 te heffen, temeer daar de door een werkgroep van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te maken model-verordening nog niet is verschenen. Op de inschakeling van de rijksbelastingdienst wordt verderop in dit artikel nog teruggekomen.

b. baatbelasting

In artikel 273 a vinden we de baatbelasting weer terug. Deze belasting stond aanvankelijk op het punt te verdwijnen, doch bij amendement is zij aan de „nieuwe bepalingen" toegevoegd. Vandaar de nummering onder toevoeging van de letter a. Dat deze belasting een zuivere profijtbe­ lasting is blijkt duidelijk uit de tekst van genoemd artikel. Er is namelijk bepaald dat een jaarlijkse belasting geheven kan worden van in bepaalde gedeelten van de gemeenten gelegen onroerend goed dat is gebaat door voorzieningen die tot stand zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur. Er bestaat bij deze belasting een duidelijke samenhang tussen de gebate onroerende goederen en de betreffende werken, wat tot gevolg heeft dat ten aanzien van de verschillende werken even zovele belastingverordeningen tot stand dienen te komen. Gebaat zijn houdt niet in dat de betrokken onroerende goederen in waarde moeten zijn gestegen, al zal dit veelal wel het geval zijn. Er behoeft slechts sprake te zijn van het komen in een voordeliger positie. De belastingheffing mag slechts strekken tot het verkrijgen van een billijke bijdrage in de kosten van die voorzieningen, welke zijn voltooid en nog niet langer dan een jaar in gebruik zijn. Onder billijke bijdrage wordt hetzelfde begrepen als wat ten aanzien daarvan bij de behandeling van de straatbelasting is geschreven. Moge daarnaar worden verwezen. Belastingplichtig zijn de zakelijk gerechtigden. Vermelding verdient nog het feit dat de belasting over een termijn van ten hoogste dertig jaar mag worden geheven. Dit maakt het mogelijk cm de belastingschuld over de gehele periode ineens te voldoen door middel van een afkoopsom. Deze mogelijkheid moet dan ook in de belastingverordening worden geboden. Het verdient aanbeveling, grondslagen en tarief zodanig te kiezen dat de te betalen belasting in een juiste verhouding staat tot de mate waarin het onroerend goed is gebaat. Meestal zal dan wel een gedifferentieerd tarief noodzakelijk zijn.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1972

De Banier | 8 Pagina's

UIT DE GEMEENTELIJKE HOEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1972

De Banier | 8 Pagina's